Rechtbank Haarlem
Verdachte inzake de moorden van 16 juli 1998 te Hilvarenbeek
vrijgesproken
De rechtbank te Breda heeft de verdachte R. vrijgesproken van
betrokkenheid bij de schietpartij op 16 juli 1998 te Hilvarenbeek
waarbij naast de slachtoffers Golde en Den Boer de gebroeders Taminiau
van het leven werden beroofd.
Volgens de rechtbank is het bewijs dat R. hetzij heeft geschoten
hetzij de schutter(s) heeft geholpen niet geleverd. Evenmin acht de
rechtbank bewezen dat R. de lijken heeft weggevoerd of sporen heeft
weggemaakt door de auto waarin de gebroeders Taminiau zaten te
verplaatsen.
Een belangrijk bewijsmiddel waarop de officier van justitie heeft
gewezen is de aanwezigheid van een haar van de verdachte R. in de auto
waarin de gebroeders Taminiau hebben gezeten. De rechtbank acht dit
bewijsmiddel ontoereikend omdat uit het onderzoek onvoldoende is
gebleken door wie de haar in de auto is terechtgekomen, wanneer die
haar in de auto is terechtgekomen en - zo R. de haar in de auto heeft
achtergelaten, wat zijn betrokkenheid bij het delict is geweest. In
dat verband acht de rechtbank vooral van belang dat een groot aantal
vrienden en bekenden van de gebroeders Taminiau en mogelijk anderen
bij de auto zijn geweest voordat deze door de politie is onderzocht op
DNA sporen, terwijl de auto niet op slot was en een ruit stuk was.
Bovendien is de auto afgevoerd op een open auto-ambulance en heeft de
auto nog enkele dagen op het bureau gestaan voordat deze is
onderzocht.
De verklaringen van de getuigen acht de rechtbank eveneens onvoldoende
om de tenlastelegging (deels) bewezen te verklaren. Uit het onderzoek
is gebleken dat de verklaringen van de belangrijkste getuige deels
zijn gebaseerd op informatie van een van de (inmiddels overleden)
daders en deels op informatie die hij van derden heeft verkregen,
terwijl niet is te achterhalen welk deel is gebaseerd op eigen
wetenschap. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de getuigen
informatie uit verschillende hoeken hebben gecombineerd of spreken
over een periode gelegen na de moorden, terwijl zij die plaatsen rond
het tijdstip van de moord.
De officier van justitie heeft er op gewezen dat R. leugenachtig heeft
verklaard omtrent het tijdstip waarop hij een mogelijke betrokkene
heeft leren kennen. Omdat hierover door verschillende getuigen
uiteenlopend is verklaard, is dat volgens de rechtbank niet
aannemelijk geworden zodat het bewijs dat R. de verweten feiten heeft
begaan daarop evenmin kan worden gebaseerd.
Bron: Rechtbank Breda
Datum actualiteit: 30 mei 2006 Naar boven