De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief N.v.t.
Ons kenmerk AM/AKA/2006/29966
Datum 29 mei 2006
Onderwerp Reactie op PvdA-notitie scholing e.a. vragen
Tijdens de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel wijziging WW-stelsel op
31 januari j.l. zijn door de PvdA-fractie in de notitie Scholing op de arbeidsmarkt maatregelen
voorgesteld om via scholing de kansen van verschillende categorieën werknemers op de
arbeidsmarkt te verbeteren. Ik heb u toegezegd hierop schriftelijk te reageren.
Tevens doe ik u hierbij een antwoord toekomen op de vraag (gesteld tijdens het AO van de
vaste commissie SZW over arbeidsmarktbeleid van 14 september 2005) of de WVA
startkwalificatie ook geldt voor inburgering en wat de resultaten zijn van de evaluatie van dit
onderdeel van de afdrachtvermindering onderwijs.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ons kenmerk AM/AKA/2006/29966
Reactie op PvdA-notitie `Scholing op de arbeidsmarkt'
Bij de behandeling van het wetsvoorstel wijziging WW-stelsel zijn door de PvdA-fractie in de
notitie Scholing op de arbeidsmarkt maatregelen voorgesteld om via scholing de kansen van
werknemers op de arbeidsmarkt te verbeteren. Hierna wordt ingegaan op de algemene
uitgangspunten van het plan en de daarin opgenomen specifieke aanbevelingen.
Algemene uitgangspunten
De in het plan genoemde algemene uitgangspunten onderschrijven de hoofdlijnen van het
kabinetsbeleid. Het belang dat het kabinet toekent aan het uitgangspunt van een leven lang
leren komt o.a. tot uitdrukking in de oprichting van de projectdirectie Leren en Werken door
de ministeries van OC&W en SZW. Via afspraken met werkgevers, burgers, het onderwijs,
gemeenten en regio's wordt getracht een leven lang leren te stimuleren. Tijdens de Werktop
hebben kabinet en sociale partners afspraken gemaakt over o.a. investeringen in menselijk
kapitaal (belang van praktijkleren/ stageplaatsen, Erkenning Verworven Competenties (EVC),
scholing en loopbaanbegeleiding), verhoging van de arbeidsparticipatie (o.a. leerwerktrajecten
en participatie van ouderen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en allochtonen) en bevorderen
ondernemerschap.
De notie dat scholing vaak prima tot stand komt zonder tussenkomst van de overheid wordt
onder verwijzing naar de praktijk door het kabinet gedeeld. In internationaal perspectief ligt de
Nederlandse score wat betreft het gemiddelde niveau van scholingsuitgaven ruim boven het
gemiddelde van de EU-landen. Dit gemiddelde verbergt dat voor bepaalde groepen (met name
laagopgeleiden) de scholingsinspanningen achterblijven, zoals ook de notitie opmerkt.
Kabinet en sociale partners spannen zich, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, in om
scholing te bevorderen. Voor het kabinet vormt daarbij het individu het uitgangspunt. Diens
motivatie is bepalend voor het succes van scholing. De overheid draagt een bijzondere
verantwoordelijkheid voor degenen die (nog) geen startkwalificatie hebben behaald en voor
hen die niet zonder ondersteuning aan de slag komen. Scholing van werkenden is echter
primair de verantwoordelijkheid van (individuele) werknemers en werkgevers. Andere partijen
kunnen niet in de keuze treden welke scholing wenselijk en effectief is. De overheid streeft
natuurlijk wel naar zo gunstig mogelijke randvoorwaarden waarbinnen de vraag van
(individuele) werkgevers en werknemers geëffectueerd kan worden.
Het uitgangspunt van de PvdA-notitie is om beleidsinstrumenten af te stemmen op het
opleidingsniveau van de betrokkene. De gevolgde opleiding vormt echter vooral de entree tot
de arbeidsmarkt. Hoe het iemand daarna vergaat wordt met het vorderen van de loopbaan in
steeds mindere mate bepaald door de gevolgde vooropleiding maar hangt in sterke mate samen
met persoonskenmerken, werkervaring en het gekozen beroep. Daarom wordt hierna geen
koppeling gelegd tussen de specifieke voorstellen uit de notitie en het opleidingsniveau.
---
Ons kenmerk AM/AKA/2006/29966
Specifieke voorstellen
· De werkgever die een werknemer een startkwalificatie laat behalen financieel stimuleren
· De overheid moet EVC goedkoop, toegankelijk en praktisch toepasbaar maken
· EVC-trajecten fiscaal aftrekbaar maken voor het individu en voor de werkgever
De voorgestelde maatregelen maken al deel uit van het kabinetsbeleid. Aan het door het
kabinet tijdens de Werktop beschikbaar gestelde bedrag van 40 miljoen voor het fiscaal
stimuleren van scholing is de volgende invulling gegeven1:
1. Verhoging van de afdrachtvermindering onderwijs, onderdeel startkwalificatie, van 1500
naar 3000. Kosten: 9,4 miljoen.
2. Invoering van een nieuw onderdeel binnen de afdrachtvermindering onderwijs voor stages
binnen de beroepsopleidende leerweg op MBO 1 en 2-niveau, te weten 1200 per jaar
voltijdsstage. Kosten: 20,5 miljoen.
3. Uitbreiding van de scholingsdefinitie die wordt gehanteerd in de persoonsgebonden aftrek
voor scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting voor kosten van EVC-procedures en de
mogelijkheid om spaarloon te deblokkeren voor kosten van EVC. Kosten: 2,3 miljoen.
4. Invoering van een afdrachtvermindering voor EVC-procedures binnen de
afdrachtvermindering onderwijs. Een werkgever die voor zijn werknemer een EVC-
procedure betaalt, ontvangt een afdrachtvermindering van 300. Kosten: 7,5 miljoen.
Voor het realiseren van de eerste twee maatregelen is een Nota van Wijziging op het
Wetsvoorstel versterking fiscale rechtshandhaving naar de Tweede Kamer verzonden
(Kamerstuk 2005-2006, 30306, nr. 6), zodat deze al effect krijgen in 2006. De laatste twee
maatregelen zullen in werking treden per 1 januari 2007.
Bevorderen dat elke werknemer scholingsvouchers, een scholingspotje of leerrechten krijgt
Experimenten met een individuele leerrekening geven aan dat dit mensen kan motiveren tot
scholing. Daar niet bleek hoe effectief het instrument is om juist de groep van laagopgeleiden
te bereiken, is dit jaar een nieuwe reeks experimenten gestart. Een eerste rapportage komt
volgend jaar, in 2010 zijn de definitieve resultaten bekend. Voor het vormen van een oordeel
over de effectiviteit moet de uitkomst van deze experimenten worden afgewacht.
Bevorderen van onafhankelijk loopbaanadvies
Het CWI biedt gratis mogelijkheden voor begeleiding bij beroepskeuze en hulp bij het vinden
van werk of stage. Waar een specialistisch beroepskeuzeadvies noodzakelijk is, kan dit worden
ingekocht via UWV of gemeente. Verder worden met regionale partijen uit het onderwijs en de
arbeidsmarkt (w.o. scholen, CWI, UWV, bedrijven, provincie, gemeente) afspraken gemaakt
over het opzetten van leerwerkloketten, waar een ieder terecht kan voor onafhankelijke
informatie en advies over EVC, scholing en loopbaan- of beroepskeuze. Het kabinet is van
oordeel dat hiermee voldoende mogelijkheden voor loopbaanadvies worden geboden.
1 Brief van de Minister van SZW van 4 mei 2006 aan de Stichting van de Arbeid over `Invulling 40 mln.
werktop'.
---
Ons kenmerk AM/AKA/2006/29966
Introductie investeringsbanen met een loonsubsidie ter hoogte van 50 procent minimumloon
De toepassing van scholing bij reïntegratie heeft met de invoering van SUWI en de WWB een
sterk decentrale invulling gekregen. Gemeenten, CWI en UWV moeten maatwerk leveren bij
het aan de slag helpen van mensen via scholing. Door uit te gaan van de individuele afstand tot
de arbeidsmarkt wordt dit maatwerk bevorderd, in aansluiting bij de door de RWI ontwikkelde
reïntegratieladder. Het kabinet is daarom niet voornemens de in 2004 afgeschafte
`Stimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigden',
die door de RWI werd uitgevoerd, opnieuw in te voeren, zoals in de notitie wordt voorgesteld.
De reguliere reïntegratiebudgetten van UWV en gemeenten bieden voldoende mogelijkheden
om met op het individu afgestemde instrumenten werkzoekenden dichterbij werk te brengen.
Al vóór het daadwerkelijke ontslag reïntegratiegelden uit de WW inzetten
Sinds 1 juli 2005 kan het UWV reïntegratiemiddelen tot 4 maanden voor de vermoedelijke
ontslagdatum inzetten, mits de met werkloosheid bedreigde werknemer een grote afstand tot
de arbeidsmarkt heeft. Als scholing noodzakelijk is, dan wordt deze gefinancierd uit de
reïntegratiemiddelen. Het kabinet is (in lijn met het vorig jaar uitgebrachte SER-advies over de
toekomstbestendigheid van de WW) van mening dat de bemiddeling van met ontslag
bedreigde werknemers met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt de verantwoordelijkheid is
van de betrokken werkgever en werknemer, desgewenst met hulp van het CWI.
Eén uniform tarief voor de buitengewone uitgavenaftrek
Het kabinet zal in 2007 de Tweede Kamer informeren over het financieel scholingsinstru-
mentarium en ook opties met de aftrek scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting meenemen.
Een scholingsverlofkorting in de levensloopregeling invoeren
Het tegoed uit de levensloopregeling kan nu al voor elke vorm van onbetaald verlof worden
gebruikt, dus ook scholingsverlof. Zoals ook bij de Tweede Kamer behandeling van de
levensloopregeling is gemeld, wil het kabinet (met uitzondering van ouderschapsverlof) niet
voor bepaalde verlofvormen extra ondersteuning geven.
Bovenwettelijke aanvullingen op een WW-uitkering gebruiken voor scholing
In de Aanbeveling van 15 april 2005 ter bevordering van preventie en reïntegratie van
werkloze werknemers roept de Stichting van de Arbeid werkgevers en brancheorganisaties op
bovenwettelijke aanvullingen (ook) te benutten voor het verbeteren van de employability van
werknemers. Daar het om private middelen gaat staat het sociale partners vrij te besluiten om
deze in te zetten voor scholing. Het kabinet juicht het maken van dergelijke afspraken toe.
Tijdelijke inkomensaanvulling voor oudere WW-ers met een baan onder het vorige loonniveau
Het kabinet is van mening dat er al voldoende financiële prikkels bestaan om het voor
werkgevers aantrekkelijk te maken oudere werknemers in dienst te nemen en voor oudere
werknemers om werk te aanvaarden, eventueel tegen een lager loon. Zo hoeven werkgevers
---
Ons kenmerk AM/AKA/2006/29966
geen basispremie voor de WAO/WIA te betalen als ze werknemers van 50 jaar en ouder in
dienst nemen en geldt er voor oudere werknemers een hogere arbeidskorting in de
inkomstenbelasting. Voor werkloze werknemers van 55 jaar en ouder die binnen 12 maanden
na een ontslag een baan accepteren onder het oude loonniveau is gegarandeerd dat een
eventuele latere uitkering op grond van de WW of de Wet WIA niet minder bedraagt dan de
eerdere WW-uitkering. Ook voor werknemers van 55 jaar en ouder die bij de eigen werkgever
lager betaald werk aanvaarden, geldt een dagloongarantie. Sociale partners zijn nu aan zet om
afspraken te maken over investeren in scholing gedurende de gehele levensloop en een
loonontwikkeling in lijn met de ontwikkeling van de productiviteit. Een (tijdelijke)
loonaanvulling vermindert de benodigde prikkels hiertoe.
Overstappen van urenverrekening naar inkomstenverrekening in de WW
De Tweede Kamer zal voor het zomerreces nader worden geïnformeerd over de opvatting van
het kabinet ten aanzien van de systematiek van urenverrekening versus inkomstenverrekening.
---
Ons kenmerk AM/AKA/2006/29966
Geldt de WVA startkwalificatie ook voor inburgering? Wat zijn de resultaten van de
evaluatie van dit onderdeel van de afdrachtvermindering onderwijs?
Binnen de afdrachtvermindering onderwijs bestaat een onderdeel dat geldt voor werkgevers
die een werknemer in dienst hebben die scholing volgt gericht op het opleiden tot
startkwalificatieniveau van die werknemer (WVA-startkwalificatie). De voorwaarden om het
onderdeel startkwalificatie van de afdrachtvermindering onderwijs toe te passen zijn:
· De desbetreffende opleiding is opgenomen in het Crebo-register;
· De werkgever beschikt over een verklaring van het CWI dat de werknemer vóór
indiensttreding werkloos was;
· De werknemer geniet een loon dat beneden het toetsloon (= 130% WML) ligt.
Voor geïntegreerde inburgeringstrajecten (NT2 gecombineerd met een duaal
beroepskwalificerend traject) geldt dat de WVA-startkwalificatie van toepassing is op het
beroepskwalificerende traject als dit een Crebo-geregistreerde opleiding betreft en tevens aan
de overige voorwaarden is voldaan.
Een opleiding waarop de WVA-startkwalificatie van toepassing is, kan leiden tot niet-
inburgeringsplichtigheid van de betrokkene. Op grond van de nieuwe inburgeringswet
(beoogde inwerkingtreding 1 januari 2007) is degene die beschikt over een bij of krachtens
amvb aangewezen diploma, certificaat of ander document namelijk niet inburgeringsplichtig.
Daarmee wordt voorkomen dat personen die niet inburgeringsbehoeftig zijn toch tot
inburgering worden verplicht. Voorzover de desbetreffende opleiding dus leidt tot een
aangewezen diploma of getuigschrift én aan de overige voorwaarden is voldaan, kan de WVA-
startkwalificatie ook in het kader van de inburgering worden gebruikt.
De WVA-startkwalificatie is in 2005 geëvalueerd2.Uit de evaluatie blijkt dat het gebruik van
de regeling tot nu toe zeer beperkt is. In totaal hebben in 2003 en 2004 slechts 39 bedrijven
van de regeling gebruik gemaakt. Deze bedrijven hebben tezamen 266 aanvragen ingediend,
waarvan tweederde is toegekend. Wel blijkt uit de evaluatie dat in het derde kwartaal van 2004
het gebruik enigszins op gang is gekomen. De onderzoekers noemen een aantal redenen voor
het beperkte gebruik van de regeling. De belangrijkste reden die de onderzoekers noemen is
dat de regeling onbekend is bij de potentiële gebruikers. De officiële voorlichtingskanalen
hebben een slecht bereik. Een andere reden is dat veel bedrijven eenvoudigweg geen
werklozen zonder startkwalificatie aannemen. Door betere voorlichting kan volgens de
onderzoekers het gebruik toenemen tot enkele honderden bedrijven per jaar met in totaal
duizend tot tweeduizend deelnemende voormalig werklozen.
2 J. de Koning e.a., WVA-startkwalificatie: uitvoering, gebruik en effecten, SEOR, Rotterdam, mei 2005.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid