Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Verbeet over topsportfaciliteiten voor Olympische programmasporten

Kamerstuk, 29-5-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2684198

29 mei 2006

Antwoorden van staatssecretaris Ross op kamervragen van het Kamerlid Verbeet over topsportfaciliteiten voor Olympische programmasporten (2050613060).

Vraag 1
Kent u de brief van het Koninklijk Nederlands Korfbal Verbond waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat de 10 miljoen euro uit de motie Van Aartsen 1) voor topsportfaciliteiten alleen ter beschikking komt voor Olympische programmasporten? 2)

Antwoord 1
Ja, van deze brief ontving ik een afschrift.

Vraag 2
Klopt het dat deze middelen alleen ten goede komen aan topsportonderdelen van de categorie Olympische sporten, die ook Olympische programmasporten zijn.

Antwoord 2
Het is inderdaad juist dat de betreffende middelen alleen ten goede komen aan de Olympische programmasporten.

Vraag 3
Hoe onderbouwt u deze keuze?

Vraag 4
Kunt u aangeven hoe deze keuze tot stand is gekomen?

Antwoord 3 en 4
De strekking van de motie van het lid Van Aartsen c.s. (30300) is om te investeren in extra (trainings-)faciliteiten voor de Nederlandse Olympische sporters zodat zij kunnen excelleren tijdens de Olympische Spelen 2008 in Beijing (Handelingen 2005-2006 nr. 2 Tweede Kamer pagina 45). Aan de motie heb ik in goed overleg met NOC*NSF en NebasNsg inhoud gegeven.

Vraag 5
Bent u het eens met de stelling dat u daarmee de breed aanvaarde motie slechts ten dele uitvoert?

Antwoord 5
Met deze stelling ben ik het gelet op de strekking van de motie niet eens.

Vraag 6
Betekent dit in feite dat de korfbalsport niet langer wordt beschouwd als topsport?

Antwoord 6
Integendeel, korfbal beschouw ik nog steeds als topsport. In de reguliere programma's voor onder meer talentontwikkeling, stipendia voor A-sporters en topsportevenementen wordt ook deze tak van sport door mij ondersteund.

Vraag 7
Kunt u aangeven op welke wijze u de Kamer heeft geïnformeerd over de wijze waarop de motie Van Aartsen is uitgevoerd?

Antwoord 7
In de brief van 15 mei 2005, kenmerk DBO-CB-U-2661935 heb ik de Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik invulling heb gegeven aan de motie.

1) Kamerstuk 30 300, nr. 16
2) Brief van het KNKV als bijlage toegevoegd