Rechtbank Roermond


Vier verdachten veroordeeld in strafzaak rond incassobureau Nijmegen

Roermond, 29 mei 2006 â De rechtbank Roermond heeft vandaag de 4 verdachten veroordeeld in de strafzaak rond een incassobureau uit Nijmegen. Twee van hen kregen een gevangenisstraf van 5 jaar opgelegd, de derde kreeg 2 jaar gevangenisstraf en de vierde is veroordeeld tot 30 maanden cel. De vier mannen zijn veroordeeld voor het medeplegen van afpersing, vrijheidsberoving en poging tot afpersing.

Een 36-jarige inwoner van Sint Odiliënberg vindt dat hij in december 2005 nog een financieel appeltje te schillen heeft met twee mannen. Om dit te regelen huurt hij een 39-jarige man uit Nijmegen en een 35-jarige man uit Erlecom van een incassobureau uit Nijmegen in, die ter versterking een 42-jarige inwoner van De Meern meenemen.

De verdachte uit Sint Odiliënberg heeft voor de hierboven genoemde drie feiten een gevangenisstraf van 30 maanden gekregen met aftrek van voorarrest (eis was 3 jaar). Volgens de verdachte had hij gewoon een incassobureau ingeschakeld en wist hij niet dat er oneigenlijke incassomethodes zouden worden toegepast. Volgens de rechtbank wist hij dat wel.

"De raadsman voert aan dat van strafbare betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten in de vorm van medeplegen niets blijkt uit de stukken.

Verdachte had uit een eerdere zakenrelatie met slachtoffer 1 een vordering, waar het slachtoffer onderuit probeerde te komen. Voor het innen van de vordering had verdachte het Nijmeegse incassobureau ingeschakeld. De medewerkers van het incassobureau hebben zich tot de slachtoffers gewend. Uit de verklaringen van de medewerkers van het bureau is niet af te leiden dat de medewerkers van het incassobureau geweld hebben gebruikt of daarmee hebben gedreigd. Dit wordt voorts nog ondersteund door de tap-gesprekken, waarin geen enkele wanklank te bespeuren valt. De verdediging is van mening dat het slachtoffer op dat moment zijn kans schoon zag om verdachte fors te belasten om zodoende onder de vordering uit te komen. Zo er al geweld zou zijn gebruikt, is de opzet van verdachte bij het inschakelen van het incassobureau daar niet op gericht geweest. De raadsman pleit dan ook dat verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.

De rechtbank verwerpt de verweren.

Verdachte heeft verklaard dat hij van mening is dat hij nog geld tegoed heeft van het slachtoffer. Deze vordering zou deels gebaseerd zijn op winsten die het slachtoffer genoten heeft uit de export naar Mali van door verdachte gestolen autoâs en deels op de waarde van door de politie inbeslaggenomen goederen, welke toebehoorden aan verdachte, en voor welke inbeslagname verdachte het slachtoffer verantwoordelijk hield. Zowel verdachte als het slachtoffer zijn in die strafzaak onherroepelijk veroordeeld; zij het dat het slachtoffer stelt dat hij verdachte dientengevolge niets meer verschuldigd is.

Verdachte heeft verklaard dat hij het na een aantal vruchteloos gebleven incassopogingen zat was, vooral omdat hij inmiddels was veroordeeld tot terugbetaling van een groot bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel, welk voordeel niet hijzelf genoten had, maar juist het slachtoffer.

Via via kwam verdachte vervolgens in contact met de medeverdachte van 39 jaar uit Nijmegen en de medeverdachte van 35 jaar uit Erlecom, die het incassobureau exploiteerden. Over hen verklaart verdachte (aanvullend proces-verbaal d.d. 11 mei 2006) dat hij â toen hij hen zag â dacht "die moet ik hebben." "Ze hadden een groot postuur en ik dacht dat die wel indruk zouden maken. Ik dacht dat P. dan wel zou denken dat het serieus zou zijn en dat hij zou gaan betalen". Voorts verklaart verdachte dat tijdens de voorbespreking ook al ter sprake was gekomen dat beelden van deze mannen op televisie waren geweest bij de uitzending van Peter R. de Vries. Voorts is toen afgesproken dat het incassobureau voor de werkzaamheden 50% van het geïnde bedrag zou krijgen.

Daarbij komt, dat uit het dossier blijkt dat op het moment dat de slachtoffers in het donker op een afgelegen zandweg in gesprek zijn met de verdachten, de man uit Sint Odiliënberg zich bij het gezelschap voegt en zich dreigend opstelt jegens de slachtoffers door één van hen vast te pakken en door elkaar te schudden en dreigt nog engere sujetten op hen af te sturen ("Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaalt komen er nog nuttere").

Uit deze gang van zaken, kort samengevat de eerdere vruchteloos gebleven incassopogingen, het op zoek gaan naar personen met een intimiderend postuur, op de hoogte zijnd van de uitzending van Peter R. de Vries, waarin te zien was dat de twee medeverdachten er niet voor terugdeinsden om daadwerkelijk geweld toe te passen, het zeer ongebruikelijk hoge incassotarief van 50% én de omstandigheid dat zo gauw verdachte ter plaatse komt hij zelf ook geweld toepast en gaat dreigen, leidt de rechtbank af dat de opzet van verdachte niet alleen gericht was op inning van zijn vermeende vordering maar ook op het zo nodig toepassen van geweld dan wel het dreigen daarmee.

Voor zover het opzet van verdachte gelet op voorgaande niet al op voorhand was gericht op ook de wederrechtelijke vrijheidsberoving is de rechtbank van oordeel dat uit de gedragingen van verdachte - in elk geval vanaf het moment dat hij bij het gezelschap arriveert - een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten volgt die mede gericht is op de (voortzetting van de) wederrechtelijke vrijheidsberoving. Nu verdachte zich niet distantieert van het eerdere handelen van de medeverdachten maar dit juist heeft voorgezet, komen ook de tenlastegelegde onderdelen die buiten aanwezigheid van verdachte hebben plaatsgevonden voor zijn rekening. Immers had het voor verdachte duidelijk moeten zijn dat de slachtoffers niet vrijwillig verbleven op die zandweg in het donker in het gezelschap van de drie medeverdachten. Bovendien is het verdachte die na enige onderhandelingen over de wijze van terugbetalen van de vermeende vordering de medeverdachten de opdracht geeft de mobiele telefoons aan de slachtoffers te retourneren en de slachtoffers permissie geeft te vertrekken."

Strafmaatoverweging:

"De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat verdachte de vordering die hij meende te hebben op het slachtoffer heeft willen laten incasseren met hulp van de twee medeverdachten, die zich voor hun incassobureau een wijze van incasseren van vorderingen hebben eigen gemaakt die vooral gebaseerd was op het intimideren van (zogenaamde) schuldenaren en het opwekken van angst, waarbij bedreigingen werden geuit en ook gewelddadig werd opgetreden. Verdachte heeft zich daarbij ook niet onbetuigd gelaten. Uit de slachtofferverklaring blijkt voorts dat hierdoor de slachtoffers lange tijd in grote angst hebben geleefd thans nog nadelige gevolgen van ondervinden, waardoor hun levensvreugde ernstig is geschaad.

Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte reeds eerder terzake bedreiging en geweldsdelicten is veroordeeld, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting."

De 39-jarige man uit Nijmegen en de 35-jarige man uit Erlecom kregen een gevangenisstraf van 5 jaar opgelegd (eis was 6 jaar).

Strafmaatoverweging:

"De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de Nijmegenaar en zijn mededader ten behoeve van hun incassobureau zich een wijze van incasseren van vorderingen hebben eigen gemaakt die vooral gebaseerd was op het intimideren van de (zogenaamde) schuldenaren en het opwekken van angst, waarbij bedreigingen werden geuit en ook klappen uitgedeeld werden. Uit de (slachtoffer)verklaringen blijkt voorts dat de slachtoffers hierdoor lange tijd in grote angst hebben geleefd en sommigen daarvan thans nog nadelige gevolgen van ondervinden, waardoor hun levensvreugde ernstig is geschaad.

Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte nog niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport en het daarin vermelde advies, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.

De rechtbank is van oordeel dat het gaat om ernstige feiten en daarom met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf."

Een 42-jarige man uit De Meern heeft een gevangenisstraf van 2 jaar opgelegd gekregen. (eis was 18 maanden).

Strafmaatoverweging:

"De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat verdachte is meegegaan met zijn mededaders, die voor hun incassobureau een vordering wilden incasseren. Verdachte heeft zich op het moment dat zijn mededaders overgingen tot het toepassen van geweld en het dreigen daarmee hiervan niet gedistantieerd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte ook nà 1 december 2005 een actieve rol heeft gespeeld in de poging tot afpersing.

Uit de slachtofferverklaring blijkt voorts dat hierdoor de slachtoffers lange tijd in grote angst hebben geleefd en daarvan thans nog nadelige gevolgen van ondervinden, waardoor hun levensvreugde ernstig is geschaad.

Ook is de rechtbank van oordeel dat het in huis aanwezig hebben van een doorgeladen vuurwapen een ernstige gevaarzetting vormt.

Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte reeds eerder ter zake van een geweldsmisdrijf is veroordeeld, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport en het daarin vermelde advies, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.

De rechtbank heeft een hogere straf opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd, en door de verdediging is bepleit, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de persoon van verdachte, onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komen."

De rechtbank heeft alle verdachten partieel vrijgesproken van de bedreiging met een vuurwapen.

De rechtbank heeft daarnaast bepaald dat slachtoffer P. een voorschot krijgt van in totaal ⬠2.250,- (⬠1250,- materiële schade en ⬠1000,- immateriële schade) en slachtoffer D. ontvangt een voorschot van ⬠1000,- voor immateriële schade. Deze vergoedingsplicht is aan alle verdachten hoofdelijk opgelegd inclusief de schademaatregel.

LJ Nummers

AX5373
AX5516
AX5526
AX5587

Bron: Rechtbank Roermond Datum actualiteit: 29 mei 2006 Naar boven