Nationale Ombudsman
5TXYFIWJX 9JQJKTTS )TTWPNJXSZRRJW
Postbus 93122 (070) 3 563 563 (070) 3 563 563
2509 AC Den Haag 9JQJKF] )FYZR
J_TJPFIWJX (070) 3 607 572
Bezuidenhoutseweg 151 RFNQ 4SX SZRRJW
2594 AG Den Haag bureau@nationaleombudsman.nl 2006.05412 009
:\ GWNJK
26 mei 2006
:\ PJSRJWP
De beheerder van het regionale politiekorps 06/ua00052
GelderlandMidden NOQFLJS
Postbus 9029 div.
6800 EL ARNHEM JMFSIJQJSI RJIJ\JWPJW
4SIJW\JWU
onderzoek
Op 28 april 2006 ontving de Nationale ombudsman een door de heer mr B.J.M. van Meer, advocaat te
Arnhem, namens zijn cliënt de heer R. te Arnhem, ingediend verzoekschrift.
Hierin vraagt verzoeker de Nationale ombudsman onderzoek te verrichten naar gedragingen van
diverse leidinggevenden van uw korps met betrekking tot een voor hem niet succesvol verlopen
bevorderingsprocedure.
De Nationale ombudsman heeft kennis genomen van de klacht hierover welke verzoeker op 5 mei
2005 bij u heeft ingediend alsmede van uw beslissing hierop van 15 maart 2006.
Ook heeft de Nationale ombudsman kennis genomen van uw besluit om een commissie te laten
onderzoeken of de zaak R. alsmede enkele soortgelijke dossiers correct zijn afgehandeld.
Gezien de ernst van de klacht en het urgente karakter dat hieraan toekomt, heb ik besloten de
behandeling van verzoekers klacht thans op de gebruikelijk wijze in onderzoek te nemen en de
behandeling ervan niet op te schorten in afwachting van de bevindingen van de door u ingestelde
commissie.
Omdat uit verzoekers brief van 27 april 2006 aan de Nationale ombudsman en uit diverse perspubli
caties is gebleken dat verzoekers klacht niet op zichzelf staat heb ik tevens besloten het onderzoek
niet te beperken tot de klacht van de heer R. maar mij ook te richten op de vraag in hoeverre ook in
andere gevallen bij het regionale politiekorps GelderlandMidden etniciteit en afkomst van de
kandidaat een doorslaggevende rol speelden tijdens bevorderingsprocedures.
Uit doelmatigheidsoverwegingen is er voor gekozen om ook dit gedeelte van het onderzoek niet op te
schorten in afwachting van de bevindingen van de door u ingestelde commissie.
Op grond van titel 2 van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Nationale
ombudsman verzoekers klacht in onderzoek genomen. Deze klacht is als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt over het gebrek aan transparantie en integriteit dat het regionale politiekorps
GelderlandMidden in het kader van een bevorderingsprocedure ten aanzien van hem heeft getoond.
Verder heeft de Nationale ombudsman ingevolge artikel 9:26 van de Algemene wet bestuursrecht
besloten tot het instellen van een onderzoek op eigen initiatief naar de mate waarin bij het regionale
politiekorps GelderlandMidden in enkele specifieke gevallen de etnische achtergrond en afkomst van
de kandidaat een doorslaggevende rol speelden tijdens bevorderingsprocedures.
4SX SZRRJW
2006.05412 009
2
Het onderzoek van de Nationale ombudsman zal in beginsel betrekking hebben op hetgeen in de
klachtformulering is opgenomen.
Bijgaand treft u een kopie aan van het ontvangen verzoekschrift en de daarbij behorende bijlage(n).
Uw reactie op de klacht, voor zover deze uw verantwoordelijkheid raakt, wordt graag binnen vier
weken ontvangen. Ik verzoek u om in uw reactie nauwkeurig aandacht te besteden aan onderstaande
vragen.
1. Met betrekking tot de door verzoeker genoemde bevorderingsprocedure.
a. Is het juist dat ten aanzien van verzoeker eind 2004 begin 2005 een procedure gaande was met
het oog op bevordering van verzoeker tot sectiecommandant Mobiele Eenheid?
b. Hoe luidt het bij deze functie behorende profiel?
c. Kunt u nauwkeurig aangeven om welke reden verzoeker uiteindelijk niet voor deze functie is
voorgedragen?
d. Welke richtlijn(en) hanteert uw korps voor de desbetreffende bevorderingsprocedure? En welke
functionarissen waren bij deze procedure inhoudelijk betrokken?
e. Zijn deze richtlijnen in dit geval gevolgd? Indien nee, op welke onderdelen en om welke redenen is
daarvan in dit geval afgeweken?
f. Kunt u in dit kader ingaan op productie 15 bij verzoekers verzoekschrift (emailbericht van
9 december 2004 van de heer Mol aan verzoeker)?
2. Met betrekking tot de door verzoeker genoemde herschikking van taken en bevoegdheden.
a. Is het juist dat verzoekers taken en verantwoordelijkheden inzake het POEMAproject begin 2005
zijn herschikt? Indien ja, om welke reden heeft herschikking plaatsgevonden?
b. Kunt u in dat verband ingaan op de mogelijke tegenstrijdigheid tussen de herschikking enerzijds
en het verslag van een functioneringsgesprek van 27 december 2004 anderzijds?
Verder verzoek ik u kopieën toe te sturen van de stukken die op deze zaak betrekking hebben. Met
name ontvang ik graag kopieën van de ter zake opgemaakte ambtsberichten, processenverbaal en
rapportages en niet in de laatste plaats van het klachtdossier R. en het in dat kader opgemaakte
verslag van het oriënterend onderzoek van het Bureau Interne Zaken.
Ter bespoediging van het onderzoek heb ik een kopie van deze brief en de daarbij bijbehorende
bijlagen aan de korpschef gestuurd, zodat alvast kan worden begonnen met het verzamelen van de
inlichtingen die u nodig hebt.
4SX SZRRJW
2006.05412 009
3
De Nationale ombudsman zal de stukken die hij in de loop van het onderzoek van u ontvangt in
beginsel en voor zover van belang voor het verdere onderzoek ter kennisneming aan de raadsman
van de heer R. sturen, behalve wanneer u onder opgave van redenen laat weten daartegen bezwaar
te hebben. In dat geval zal de Nationale ombudsman beslissen of met die bezwaren rekening kan
worden gehouden.
De heer .......... verricht het onderzoek naar de klacht. Bij hem kunt u terecht met vragen over het
onderzoek.
DE NATIONALE OMBUDSMAN,
dr. A.F.M. Brenninkmeijer