WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DL. 2006/1162
datum : 19-05-2006
onderwerp : Glastuinbouw
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
Tijdens het debat over de LNV-begroting voor 2006 in uw Kamer op 4
april jl. heb ik het lid Walsma toegezegd zijn vragen over de
glastuinbouw schriftelijk te beantwoorden. Onderstaand ga ik nader in
op zijn vragen over de kas als energiebron en de glastuinbouw buiten
de landbouwontwikkelingsgebieden.
Als eerste vroeg de heer Walsma mij naar de vorderingen die zijn
gemaakt in het energietransitieprogramma 'kas als energiebron'. Ik kan
u melden dat binnen dit programma een impuls wordt gegeven aan tal van
oplossingen voor een duurzaam energiegebruik. Het
tuinbouwbedrijfsleven, het productschap tuinbouw en mijn ministerie
zijn initiatiefnemers, trekkers en financiers van dit programma. In
het programma wordt voorlopig langs vijf paden gewerkt om een duurzame
energiehuishouding te bereiken:
1. Zonne-energie
2. Licht (benutten natuurlijk licht en efficiëntere lampen)
3. Biobrandstoffen
4. Energiearme rassen
5. Aardwarmte
Naast onderzoek, voorlichting, demonstratieprojecten en
praktijknetwerken wordt ook gewerkt aan het stimuleringskader
(subsidieregelingen en fiscale instrumenten), procesaanpak en
vergunningen.
Enkele voorbeelden van resultaten zijn:
* Het geslaagde demonstratieproject met de gesloten kas van Themato
in Berkel en Rodenrijs.
* Start praktijkexperiment energieproducerende kas waarvan de
opening op 24 mei 2006 plaatsvindt. U bent hiervoor reeds
uitgenodigd.
* Start demonstratieprojecten collectieve energievoorziening
Bergerden en de semi-gesloten kas 'de Grevelingen'.
* De ontwerpwedstrijd energieproducerende kas. In de eerste fase
zijn 40 inzendingen binnengekomen. Binnenkort maakt de jury het
resultaat van de eerste fase bekend.
In de tweede plaats vroeg de heer Walsma mij hoe door rijk en
provincies wordt omgegaan met glas buiten de
landbouwontwikkelingsgebieden en de Greenports. In een brief van 13
september 2005 vroeg ik, mede namens minister Dekker, de provincies om
aan te geven in welke gebieden de glastuinbouw zich volop kan
ontwikkelen - met nieuwvestigingsmogelijkheden - en waar geen
nieuwvestigingsmogelijkheden meer geboden worden. De nog bestaande
maar ongewenste mogelijkheden voor nieuwvestiging in
bestemmingsplannen (het zogenaamde 'papieren glas') zou het Rijk graag
beëindigd zien. Door de departementen van VROM en LNV wordt momenteel
onderzocht hoe door middel van enkele pilots aan dit proces op het
gemeentelijk niveau een impuls kan worden gegeven. Van een actieve
sanering van gevestigde verspreide glastuinbouwbedrijven is echter
vanuit de beleidsdoelstellingen voor Greenport Nederland geen sprake.
Vanuit andere beleidsdoelen, zoals bijvoorbeeld het verwezenlijken van
de EHS, kan dat op specifieke plaatsen wel eens aan de orde zijn.
Welke uitbreidingsmogelijkheden bestaande verspreide
glastuinbouwbedrijven hebben, is naar mijn mening een
maatwerkaangelegenheid waarvoor provincies gebiedsgericht de nadere
kaders aangeven en gemeenten de uiteindelijke verantwoordelijkheid
dragen om aan gerechtvaardigde maatschappelijke en ondernemersvragen
tegemoet te komen.
Daarnaast vraagt de heer Walsma mij om aan te geven hoe ik vorder met
het maken van nieuwe bestuurlijke afspraken over de ontwikkeling van
Greenport Nederland. Op dit moment wordt door overheden en
bedrijfsleven hard gewerkt aan een gezamenlijke visie op Greenport
Nederland. Deze visie moet uitmonden in bestuurlijke afspraken over de
ruimtelijk-economische ontwikkeling van de tuinbouw in de Greenports
en - voor zover daarmee samenhangend - ook daarbuiten. Dit conform de
toezegging van minister Dekker en mijzelf aan de Tweede Kamer en
conform gemaakte afspraken in het kader van het zogeheten
Greenport-manifest (naar aanleiding van de Greenportconferentie van 23
juni 2005). Vanaf eind vorig jaar is een werkgroep bestaande uit
vertegenwoordigers van bedrijfsleven, provincies, gemeenten en
rijksoverheid hiermee aan de slag.
De werkgroep wordt ondersteund vanuit het secretariaat glastuinbouw en
milieu (glami). Noodzakelijke tussentijdse afstemming vindt zoveel
mogelijk plaats in bestaande bestuurlijke overlegstructuren. Mijn
streven is om tijdens de 2e Greenportconferentie, die op 29 juni 2006
zal worden gehouden, de gezamenlijke visie te toetsen op draagvlak.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit