Ministerie van Algemene Zaken

Speech van de minister-president, mr. dr. Jan Peter Balkenende, voor de bijeenkomst ter lancering van de strategienota 2007-2010 van NWO, Den Haag, 22 mei 2006

Dames en heren,

We kennen allemaal de klaagmuur en de spouwmuur. Maar heeft u wel eens gehoord van de wondermuur?

De wondermuur is een innovatief concept dat is uitgedacht binnen de Universiteit Utrecht.

Het is een elektronisch scherm zo groot als de muur van een kamer, dat is te gebruiken als digitaal schoolbord, als interactief presentatiemiddel of als virtueel speelveld voor tien of meer mensen tegelijk.

De hoogleraar mathematics and computer science die bij de vinding betrokken was, wilde zelf niet de commerciële kant op. Er werd daarom een speciaal bedrijfje opgericht voor de verdere ontwikkeling en exploitatie. Dat bedrijf is druk bezig met het vinden van nieuwe toepassingen, in het onderwijs, de gezondheidszorg, de designwereld, de gaming industrie, enzovoorts.

Een innovatief concept. Uitgebroed binnen een Nederlandse universiteit. Opgepakt door creatieve Nederlandse ondernemers. Die het samen met buitenlandse partners verder ontwikkelen en over de hele wereld tot een succes maken.

Dames en heren, zie hier in een notendop de kennissamenleving aan het werk.

Die kennissamenleving kan niet zonder sterke schakels tussen universiteit, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven.

Ik weet dat er in de wetenschappelijke wereld soms wat huiver is voor dat bedrijfsleven. Men wil niet aan de leiband lopen van de commercie. Geen pottenkijkers in de onderzoekskeuken, en al helemaal geen pottenkijkers die letten op winst en praktisch nut.

Dames en heren, laten we toch oppassen voor karikaturen. Alsof het hier gaat om een belangenstrijd tussen aan de ene kant integere, onafhankelijke onderzoekers en aan de andere kant op winst beluste snelle jongens.

De belangen waar het werkelijk om gaat, zijn bijvoorbeeld die van de Alzheimer-patiënten in de wijk Roombeek in Enschede. Twee maanden terug mochten de eersten van hen de sleutel in ontvangst nemen van hun nieuwe woning, die speciaal voor hen is ontwikkeld. Door de slimme toepassing van breedbandtechnologie wordt bijvoorbeeld direct een verpleger gealarmeerd als een bewoner gaat slaapwandelen. Mensen kunnen daardoor langer veilig thuis wonen, in hun vertrouwde omgeving. Dankzij een uitstekende samenwerking tussen de Universiteit Twente, zorginstellingen in de regio en een grote zorgverzekeraar.

Ik ben verheugd dat 'Wetenschap voor de samenleving' een van de drie actielijnen is in de strategie van NWO voor de komende vier jaar. Het klinkt bijna vanzelfsprekend. Waar zou wetenschap anders voor bedoeld moeten zijn dan voor de samenleving? Wetenschap is geen "l'art pour l'art".

Maar we weten dat er toch nog vaak een kunstmatige grens in stand wordt gehouden tussen fundamenteel en toegepast onderzoek.

Ik begrijp heel goed dat er ruimte en rust moet zijn voor langetermijn onderzoek zonder dat onderzoekers de hete adem van ondernemers, organisaties en bestuurders in de nek voelen. Dergelijk onderzoek kan op de langere termijn opbrengsten hebben die van onschatbare waarde zijn.

Maar dat betekent niet dat alles waarbij maatschappelijke organisaties en bedrijven nauw zijn betrokken, minderwaardige wetenschap is.

Integendeel. Onderzoek wordt vaak alleen maar beter van interactie met de maatschappij. Daarvan heb ik tijdens een werkbezoek aan Eindhoven begin deze maand een aantal treffende staaltjes gezien.

Bijvoorbeeld het Center for Translational Molecular Medicine. Daarin slaan universiteiten, bedrijven en gezondheidsorganisaties de handen ineen om betere behandelingen voor kankerpatiënten te ontwikkelen.

We denken nog teveel in hekjes en stromen. Nog teveel vanuit instituties en vaste sjablonen. Maar is wetenschap niet juist op haar best als ze buiten de gebaande paden durft te gaan?

Ik zie steeds meer concrete en inspirerende voorbeelden van sterke coalities tussen wetenschap en bedrijfsleven ontstaan, juist op terreinen met een groot maatschappelijk belang.

Kijk bijvoorbeeld naar het Kluyver Centre, een samenwerkingsverband van 5 universiteiten, TNO en bedrijven uit de sector genomics.

Dit centrum houdt zich onder meer bezig met de vraag hoe we onze energievoorziening duurzaam kunnen maken.

Een perspectiefrijke optie is de toepassing van biobrandstoffen. Een van de meest belangrijke daarvan is bio-ethanol, dat gemaakt wordt uit gewassen en houtafval. Probleem is alleen dat maar een heel klein deel van die gewassen omgezet kan worden in bio-ethanol. Het meeste gaat als restproduct verloren.

Het Kluyver Centre heeft nu een enzym ontwikkeld dat de hoeveelheid biobrandstof die uit houtafval kan worden gewonnen, enorm vergroot. Er is wereldwijd octrooi op de vinding aangevraagd en men is nu bezig met de industriële toepassing ervan.

Van dit soort projecten krijg ik een warm gevoel.

Een ander voorbeeld: Netspar. Het kennisnetwerk op het gebied van vergrijzing en pensioenen.

Het begon een paar jaar terug met de toekenning van de NWO-Spinozapremie van 1,5 miljoen euro aan professor Lans Bovenberg. Hij investeerde het geld in een nieuw netwerk. Daarin werken nu 7 universiteiten, 4 ministeries, 6 banken, 4 pensioenfondsen en 3 maatschappelijke organisaties samen. Zij brachten 30 miljoen bijeen voor de ontwikkeling van kennis rond het vergrijzingsvraagstuk en werken beleidsmatige en financiële oplossingen uit.

Sinds kort biedt Netspar ook masteropleidingen aan. Het instituut is in korte tijd uitgegroeid tot een blikvanger in de wereld. Die Spinozapremie is een investering met groot rendement gebleken.

Het zijn twee voorbeelden van samenwerking waarin wetenschap en bedrijfsleven elkaar sterker maken, ten gunste van de samenleving.

Toen we drie jaar geleden van start gingen met het Innovatieplatform, troffen we een situatie aan waarin de wetenschappelijke wereld behoorlijk in de knel zat. Jarenlange bezuinigingen hadden hun tol geëist. Er was zorg over de toekomst.

U weet dat dit kabinet aantrad in een economisch gezien weinig florissante periode. Om te grote begrotingstekorten te voorkomen, moesten we kritisch naar de overheidsuitgaven kijken. Tegelijkertijd hadden we de taak te zorgen dat het vliegwiel van de Nederlandse economie weer in beweging zou komen. En kennis, innovatie en onderwijs zijn daarbij van cruciaal belang.

Daarom hebben we gezegd: ondanks de lastige omstandigheden moet er méér geld voor kennis en onderwijs komen. We hebben de dalende trend omgebogen. In totaal is meer dan 2 miljard euro extra geïnvesteerd, waarvan 1 miljard structureel.

Ik heb er behoefte aan de Nederlandse wetenschappelijke wereld een groot compliment te geven. Vergeleken met andere landen krijgt Nederland per geïnvesteerde euro veel wetenschap van topniveau.

Ons land is goed voor 0,2% van de wereldbevolking, maar genereert 2,1% van de mondiale wetenschappelijke kennis. De productie is hoog. We behoren tot de productiefste wetenschapslanden ter wereld.

Maar ook de kwaliteit is hoog. Dat zie je onder meer aan de mate waarin Nederlandse wetenschappelijke publicaties worden geciteerd. In Europa moeten we alleen de Zwitsers voor laten gaan. Overigens: via NWO uitgevoerd onderzoek scoort nog hoger dan het toch al hoge gemiddelde niveau in Nederland.

Nederland speelt in de wereld een belangrijke rol bij de verkenning van het grensgebied tussen wat we weten en wat we nog niet weten.

Een land heeft pioniers nodig. Mensen die werken aan de grenzen van het weten. Mijn ambitie is dat Nederland een land is dat grenzen verlegt. Niet een land van de gebaande paadjes, maar een land dat nieuwe paden uitstippelt, nieuwe gebieden verkent.

Daarvoor is geld nodig. Duidelijkheid in de vorm van een langjarig commitment van de overheid. Het Innovatieplatform werkt aan een kennisinvesteringsagenda voor de komende tien jaar.

Het vraagt blijvende investeringen om de ambities die we hebben waar te maken.

We hebben in Nederland een periode van noodzakelijke hervormingen gehad. Nederland heeft de weg omhoog weer gevonden. Dat maakt het doen van noodzakelijke investeringen de komende periode gemakkelijker. Kennis, innovatie en onderwijs dienen daarbij prioriteit te hebben.

Overigens zal die kennisinvesteringsagenda er accent op leggen dat we met publiek geld zoveel mogelijk privaat geld voor kennis en innovatie uitlokken. Een groter deel van de onderzoeksfinanciering zal zowel wetenschappelijke als maatschappelijke en economische ambities dienen.

Ook het bedrijfsleven zal zijn rol moeten spelen. Zoals u weet blijven de private uitgaven aan R&D in Nederland achter bij die in veel andere landen. Dat heeft deels te maken met de sectorstructuur van onze economie. Maar ik heb toch de stellige indruk dat er veel meer mogelijk is. Risicokapitaal bijvoorbeeld is in Nederland te weinig beschikbaar. Hierbij wil ik bedrijfsleven en investeerders toch nog eens herinneren aan het Oud- Hollandse koopmanscredo 'De Cost gaet voor de Baet uyt'.

Dames en heren, geld is belangrijk, maar een vruchtbaar klimaat voor kennis en innovatie is van méér zaken afhankelijk. Openheid, uitwisseling, interactie en samenwerking zijn minstens zo relevant.

Het kabinet heeft belemmeringen aangepakt voor buitenlandse onderzoekers om in Nederland te werken. Een terechte klacht van jaren is daarmee eindelijk serieus genomen.

Verder hebben we het MKB meer mogelijkheden gegeven om beschikbare kennis te benutten.

Een belangrijk voorstel waar het Innovatieplatform nu de laatste hand aan legt is een advies over excellentie in het onderwijs, dat wordt voorbereid door Alexander Rinnooij Kan. Ik was vorige maand in Australië. Daar hebben ze de uitdrukking 'tall poppy syndrome'. Wat wij in Nederland noemen: je hoofd niet boven het maaiveld uitsteken. Ik wil juist zoveel mogelijk klaprozen boven het maaiveld. Want hoe meer dat er zijn, hoe hoger het maaiveld komt te liggen.

Ik verbaas me over de negatieve geluiden die je soms hoort over de kansen van Nederland. Natuurlijk zijn er zaken voor verbetering vatbaar. Maar dat is toch geen reden voor een collectieve somberheidsrite?

Op de lijst van het World Economic Forum van landen met de beste concurrentiepositie klimmen we de laatste jaren gestaag op. Van 13 naar 12 naar 11.
Op de mondiale IT-ranglijst gaan we van 16 naar 12.

Natuurlijk is er een snoeiharde internationale concurrentie. Een fantastisch bedrijf als Nedcar heeft het moeilijk, en die onzekerheid is vreselijk voor de werknemers.

Maar kijk bijvoorbeeld eens naar de Nederlandse toeleveranciers in de auto- industrie. Zij doen het goed, ongeacht de situatie bij Nedcar. Ze hebben hun klanten over de hele wereld en investeren succesvol in nieuwe technieken.

"Innovatie is de basis van ons succes. Wij werken samen met de technische universiteit en TNO". Dat zegt de directeur van een schuifdakenfabriek in Venray, die in acht jaar tijd groeide van 700 naar 1600 werknemers.

Ook over het opleidingsniveau in Nederland hoor je vaak sombere geluiden. Inderdaad: schooluitval is een groot probleem. Het kabinet heeft onlangs 100 miljoen euro extra uitgetrokken om de mensen in het onderwijsveld te helpen dit knellende probleem aan te pakken.

Maar kijk eens goed naar de grote trend.

De afgelopen tien jaar is het aandeel hoogopgeleiden in de Nederlandse beroepsbevolking gestegen van een kwart naar een derde. Het aandeel laagopgeleiden daalde van 30 procent naar 23 procent. Doordat het aandeel hoogopgeleiden toenam, steeg ook de bruto arbeidsparticipatie van twee derde naar drie kwart.

Deze cijfers werden een maand geleden bekend gemaakt door het CBS.

Er is dus wel degelijk een opgaande lijn.

Ik ben ervan overtuigd dat wie die lijn omhoog kunnen vasthouden. Dat is ook hard nodig om te voorkomen dat er in de toekomst te weinig goed opgeleide mensen zijn om de banen die er bijkomen te vervullen. HBO-Raad en RWI hebben daar terecht aandacht voor gevraagd.

Dames en heren, de kracht van Nederland zit in de coalities die we weten te sluiten. Wetenschappers voelen de internationale publicatiedruk. Ondernemers voelen de internationale concurrentiedruk. Bestuurders en maatschappelijke organisaties voelen de druk van vragen op het gebied van gezondheid, sociale zekerheid, milieu, energie, mobiliteit, veiligheid.

Waarom de krachten dan niet zoveel mogelijk bundelen?

Ik ben het eens met NWO die in haar Meerjarenplan schrijft dat de behoefte aan multidisciplinair onderzoek als bron van maatschappelijke innovatie groeit. Dat betekent: over de grenzen van je eigen discipline, je eigen instituut heen kunnen kijken en partners aan je weten te binden.

Het betekent ook: werken met degenen die in de praktijk met veranderingen bezig zijn. Neem een terrein als sociale innovatie: hoe doen werknemers hun werk en hoe richten we arbeidsorganisaties in. Zo'n onderwerp is alleen maar goed te bestuderen in nauw contact met echte situaties, met echte managers en echte werknemers. Ik ben blij dat er hard wordt gewerkt aan een initiatief om actie en onderzoek parallel te laten plaatsvinden.

Laten we ook leren van ervaringen in het buitenland. In Finland bijvoorbeeld is de samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven zeer intensief. Bijna de helft van de Finse bedrijven laat onderzoek doen door universiteiten. Onderzoekers weten wat er bij bedrijven speelt. Omgekeerd zijn ondernemers goed op de hoogte van nieuwe onderzoeksresultaten, die snel kunnen worden toegepast.

Ik wil vanmiddag zeker geen pleidooi houden voor het integrale Scandinavische model. Maar dit onderdeel is zeker de moeite waard.

Het is niet waar dat het bedrijfsleven alleen interesse heeft in vluggertjes. Het zijn juist de meerjarige coalities - waarbij ieder zijn eigen expertise inbrengt - die voor alle partijen de beste resultaten opleveren.

Kennis staat nooit los van de samenleving.

Iemand als Christiaan Huygens is nog steeds bekend dankzij zijn baanbrekende wiskundige verkenningen. Maar hij is óók de man die het slingeruurwerk uitvond en daarop patent aanvroeg. Een min of meer precieze tijdmeting kwam zo voor gewone mensen binnen bereik.

Voor Huygens stonden beide zaken - theorie en praktijk - met elkaar in verband. Dat was voor hem de normaalste zaak van de wereld. Misschien moeten we daar weer een beetje naar terug.

Dames en heren, als we daarin slagen ben ik bijzonder optimistisch over de kansen van Nederland in de 21ste eeuw. We zijn geen stuurloos vlot op de golven van de globalisering. We hebben veel in huis dat internationaal van grote waarde wordt gevonden. Onze kennis en kunde op het gebied van water, voeding, chemie, milieutechnologie, gezondheid, verzekeringen, design, nanotechnologie en life sciences is van topniveau. We hebben genoeg kenniskracht in huis. Laten we nu zorgen dat die krachten elkaar optimaal gaan versterken.

Ik ben blij dat NWO de komende periode aan datzelfde doel wil werken. Het is goed dat NWO hoge ambities heeft voor de komende periode. Maar NWO is niet de enige organisatie op dit terrein. Ik hoop dan ook dat aan het realiseren van de ambities in goed overleg en in nauwe samenwerking met anderen zal worden gewerkt.

Op die manier worden het mooie jaren.

Dank u wel.