WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DN.2006/1140
datum : 29-05-2006
onderwerp : Faunaschades
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
In juni 2004 heb ik u een aantal toezeggingen gedaan in mijn brief (29
446, nr. 6.) over de aanbevelingen van de werkgroep Huys voor het
terugdringen van de lasten van het Faunafonds. Ik heb het Faunafonds
gevraagd om mij na één jaar te rapporteren over de implementatie van
deze aanbevelingen. In deze brief informeer ik u over de stand van
zaken met betrekking tot de toezeggingen die ik heb gedaan naar
aanleiding van deze aanbevelingen.
Toezegging 1: Ik zal de Tweede Kamer een voorstel doen toekomen over
aanbeveling A (Verstrek geen tegemoetkoming op eigendommen van
terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties. Zorg hierbij voor een
passende overgangsregeling).
In mijn brief van 17 juni 2004 (29 446, nr. 6) heb ik de Tweede Kamer
toegezegd dat ik haar zou informeren over het voorstel van het
Faunafonds over de uitvoering van deze aanbeveling. Natuurmonumenten
heeft het Faunafonds erop gewezen dat daardoor veel van haar pachters,
die een hogere pachtprijs betalen dan EUR 150,00 per ha, niet meer in
aanmerking zouden komen voor een tegemoetkoming in schade die wordt
veroorzaakt door beschermde inheemse soorten. Dit terwijl vanuit het
bedrijf gezien geen reden bestaat om onderscheid te maken in de eisen
die worden gesteld aan het verlenen van een tegemoetkoming. De
bedrijfsvoering van deze pachters is vergelijkbaar met die van
gangbare landbouwbedrijven. Bovendien zou het uitvoeren van deze
aanbeveling niet veel effect hebben op het terugdringen van het totaal
aan uitgekeerde tegemoetkomingen. Deze afwijsgrond zou volgens het
Faunafonds slechts in een beperkt aantal gevallen worden gebruikt.
Het bestuur van het Faunafonds stelt derhalve voor deze aanbeveling
niet uit te voeren.
Ik stem in met dit voorstel, waardoor ook bedrijven die grond pachten
op terreinen van natuurbeschermingsorganisaties in aanmerking kunnen
blijven komen voor een tegemoetkoming in schade.
Toezegging 2: Ik zal de Tweede Kamer informeren over de mogelijke
aanpassing van de ondergrens voor schadetegemoetkoming, in verband met
gevolgen voor bedrijven met een relatief geringe omzet en extensieve
bedrijven.
Naar aanleiding van deze aanbeveling heb ik het Faunafonds en LTO
verzocht om gedurende een jaar te monitoren wat de gevolgen zijn voor
bedrijven met een relatief geringe omzet en een extensieve
bedrijfsvoering. In mijn brief van 17 juni 2004 heb ik toegezegd om de
Tweede Kamer op de hoogte te houden van de uitkomsten en eventuele
adviezen voor aanpassingen.
De aanbeveling van de werkgroep Huys is inmiddels geïmplementeerd door
het minimum voor het eigen risico vast te stellen op EUR 250. Daarmee
is dit bedrag geharmoniseerd met de ondergrens die provincies
gebruiken om bij de ontheffingverlening.
Van LTO zijn signalen ontvangen dat met name bedrijven met een geringe
omzet benadeeld worden bij het hanteren van een drempel van EUR 250
per schadegeval. Naar aanleiding van deze signalen heeft de Tweede
Kamer de motie-Snijder-Hazelhoff aangenomen (Kamerstuk 29 446, nr.
11).
Het Faunafonds heeft uitwerking gegeven aan deze motie door een eigen
risico van 5% met een minimum van EUR 250 per bedrijf per jaar in
rekening te brengen. Daarmee vervalt dus het minimum bedrag per
aanvraag en worden kleine bedrijven met een geringe omzet niet
benadeeld. De behandelkosten worden bij een toewijzing verrekend met
het eigen risico. Dat wil zeggen dat de behandelkosten effectief
alleen hoeven te worden betaald bij een afwijzing van de aanvraag. Het
Faunafonds heeft hiertoe haar beleidsregels aangepast, welke zijn
gepubliceerd in de Staatscourant van 20 december 2005, nr. 247, en per
1 januari 2006 in werking zijn getreden.
Toezegging 3: Ik zal mij laten adviseren over de haalbaarheid van een
verzekering of heffing waarbij de sector faunaschade deels zelf
draagt.
In mijn brief van 17 juni 2004 heb ik u toegezegd dat ik mij zou laten
adviseren over de haalbaarheid van een verzekering of heffing om
faunaschade af te dekken.
Zowel het Faunafonds als de werkgroep Huys twijfelden reeds in 2004
aan de haalbaarheid van zo'n verzekering. De werkgroep Huys heeft in
haar rapportage aangegeven dat er belangrijke minpunten zijn aan het
opzetten van een verzekering. Zo is het optreden van schade
voorspelbaar in ruimte en in tijd. Bepaalde bedrijven ondervinden door
hun ligging en karakter ieder jaar forse faunaschade, terwijl andere
bedrijven vrijwel nooit schade hebben. Dit zou kunnen worden
opgevangen met premiedifferentiatie, maar bij een grote
voorspelbaarheid leidt een verzekering niet meer tot de gewenste
kostenspreiding.
Tijdens recent overleg met mijn ministerie heeft het Faunafonds nog
eens bevestigd dat een onderzoek naar de haalbaarheid van een
verzekering waarschijnlijk weinig oplevert. De baten afwegende tegen
de lasten heb ik daarom besloten om, afwijkend van het advies van de
werkgroep Huys, af te zien van verder onderzoek naar een
faunaverzekering.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit