Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `S-GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk AV/IR/2006/40475
Datum 22 mei 2006
Onderwerp Beloningsverschillen tussen allochtonen en
autochtonen werkzaam bij de overheid
1. Aanleiding
Hierbij bied ik u mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het
rapport van het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau van de Statistiek
(CBS) aan over beloningsverschillen tussen allochtonen en autochtonen werkzaam bij de
overheid.
Tijdens het algemeen overleg met de vaste kamercommissie van SZW (TK 2004-2005, 27
099, nr. 12) over het onderwerp gelijke beloning is aandacht besteed aan de resultaten van het
onderzoek "De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002". Dit onderzoek is uitgevoerd
door de Arbeidsinspectie en beschrijft de verschillen in beloning en mobiliteit tussen mannen
en vrouwen, voltijders en deeltijders, autochtonen en allochtonen en tussen werknemers met
vaste en tijdelijke arbeidscontracten in 2002. In dat rapport zijn cijfers over de
beloningsverschillen tussen allochtonen en autochtonen werkzaam in het bedrijfsleven
opgenomen. Cijfers over beloningsverschillen tussen allochtonen en autochtonen werkzaam bij
de overheid ontbreken. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat onderzoek gedaan zal worden
naar mogelijke beloningsverschillen tussen allochtonen en autochtonen werkzaam bij de
overheid.
Doordat de gegevens over de herkomst van werknemers op grond van de voormalige Wet
Samen niet in de loonadministratie van de overheid zijn opgenomen, kon de Arbeidsinspectie
het onderzoek niet uitvoeren. Het CBS kon dit wel, omdat het CBS de gegevens over lonen
van werknemers bij de overheid met behulp van de Enquête Werkgelegenheid en Lonen van
het CBS heeft vastgesteld en aan dit onderzoeksbestand de herkomst- en persoonsgegevens uit
de Enquête Beroepsbevolking en uit de Gemeentelijke Basisadministraties heeft toegevoegd.
Ons kenmerk AV/IR/2006/40475
In deze brief wordt eerst kort ingegaan op de uitkomsten van het onderzoek van het CBS,
vooral wat betreft autochtonen en allochtonen. Vervolgens wordt stilgestaan bij de mogelijke
oorzaken van de beloningsverschillen en wordt ingegaan op het onderzoek van de
Arbeidsinspectie. Tot slot komt de betekenis van de beloningsverschillen vanuit het oogpunt
van gelijke behandeling aan de orde.
2. Definitie allochtoon en autochtoon
Het onderzoek van het CBS richt zich op beloningsverschillen tussen allochtonen en
autochtonen werkzaam bij de overheid. De definitie van allochtoon die door het CBS is
gebruikt, verschilt van de definitie van de Arbeidsinspectie.
De door de Arbeidsinspectie gebruikte definitie is gebaseerd op de definitie van het begrip
allochtoon in de voormalige Wet Samen. Allochtoon in de zin van die wet zijn mensen die zelf
geboren zijn in, of waarvan één van de ouders geboren is in Turkije, landen in Zuid- of
Midden-Amerika, Afrika, Azië (met uitzondering van Japan en voormalig Nederlands-Indië),
voormalig Joegoslavië en de Molukken.
Het CBS gebruikt een indeling van personen naar etnische achtergrond. De
herkomstgroepering van een persoon wordt vastgesteld aan de hand van diens geboorteland en
dat van zijn ouders. Autochtonen zijn personen die in Nederland geboren zijn en van wie ook
beide ouders in Nederland geboren zijn, alsmede personen die in het buitenland geboren zijn
en van wie beide ouders in Nederland geboren zijn. Alle overige personen zijn allochtonen.
Samengevat zijn dit dus personen van wie minstens één ouder in het buitenland geboren is.
Daarnaast wordt binnen de groepering van allochtonen onderscheid gemaakt naar generatie.
Een allochtoon die zelf in het buitenland is geboren, behoort tot de eerste generatie
allochtonen. Een allochtoon die in Nederland is geboren, is tweede generatie allochtoon.
Het CBS onderscheidt westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen. Waar in deze brief
wordt gesproken van allochtoon wordt de categorie niet-westerse allochtonen bedoeld.
Doordat onder meer de definities van het begrip allochtoon tussen de onderzoeken verschillen,
zijn de uitkomsten van het rapport van het CBS anders dan de uitkomsten van het rapport van
de Arbeidsinspectie. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.
3. Conclusie uitkomsten CBS onderzoek
Uit het rapport blijkt dat in december 2004 14 procent van alle werknemers bij de overheid
allochtoon was en 86 procent autochtoon.
Autochtonen werkten vaker in deeltijd dan allochtonen. Voor mannen is het percentage
deeltijders in de verschillende herkomstgroeperingen vrijwel gelijk, rond de 20 procent.
Tussen autochtone en allochtone vrouwen zijn daarentegen wel grote verschillen te zien. Van
---
Ons kenmerk AV/IR/2006/40475
alle autochtone vrouwen werkte 70 procent in deeltijd, terwijl 40 procent van de allochtone
vrouwen in deeltijd werkte.
Het gemiddelde uurloon van autochtonen werkzaam bij de overheid was 21,69. Allochtonen
verdienden, met een uurloon van 17,35, ongeveer 20 procent minder dan autochtonen (zie
tabel 1). Uit deze tabel blijkt dat het verschil bij mannen groter is dan bij vrouwen.
Tabel 1: Uurloon allochtonen en autochtonen bij de overheid, als percentage van het uurloon van autochtonen
naar geslacht, december 2004
Autochtonen Allochtonen
Euro euro Verschil in %
Totaal 21,69 17,35 20%
Mannen 23,16 17,37 25%
Vrouwen 19,62 17,27 12%
Zowel voor autochtonen als voor allochtonen gold dat ouderen een hoger uurloon hadden dan
jongeren. Allochtonen verdienden in de leeftijdscategorie 16 tot 35 jaar bijna evenveel als
autochtonen in die leeftijdscategorie, maar vanaf de leeftijdscategorie 35 tot 45 jaar verdienden
allochtonen duidelijk minder dan autochtonen. Dit betekent dat een positieve loonontwikkeling
optreedt voor allochtone werknemers afkomstig uit de tweede generatie.
In alle overheidssectoren was het uurloon van allochtonen lager dan het uurloon van
autochtonen. Bij de gemeenten, provincies en waterschappen was het verschil in uurloon
tussen allochtonen en autochtonen het grootst. Allochtonen verdienden hier 73 procent van het
uurloon van autochtonen. De beloningsverschillen tussen autochtonen en allochtonen waren
bij de politie het kleinst.
Een deel van de ongecorrigeerde beloningsverschillen hangt samen met een verschil in
achtergrondkenmerken. Via een regressieanalyse kan antwoord worden gegeven op de vraag
welk deel van het ongecorrigeerde beloningsverschil aan een bepaald achtergrondkenmerk
toegeschreven kan worden. De gecorrigeerde beloningsverschillen zijn op die wijze bepaald.
In het onderzoek van het CBS is het uurloon de te verklaren afhankelijke variabele. De
volgende achtergrondkenmerken zijn in het model opgenomen: herkomstgroepering en
generatie, geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, beroepsniveau, dienstverband, CAO-sector en
dienstjaren.
Zonder correctie voor het effect van achtergrondkenmerken, is het beloningsverschil tussen
allochtonen en autochtonen 20%. Het blijkt echter dat de verschillen in uurlonen tussen
allochtonen en autochtonen voor een groot deel te verklaren zijn door de verschillen in
---
Ons kenmerk AV/IR/2006/40475
achtergrondkenmerken. Na correctie voor deze achtergrondkenmerken resteert een verschil
van 3,7 %.
4. Onderzoek van de Arbeidsinspectie
Het onderzoek van het CBS is in beginsel een aanvulling ten aanzien van het thema allochtoon
autochtoon op het onderzoek van de Arbeidsinspectie voor werknemers bij de overheid. De
Arbeidsinspectie verricht sinds 1998 tweejaarlijks een onderzoek naar beloningsverschillen
van werknemers in het bedrijfsleven, zowel naar man/vrouw, deeltijd/voltijd en herkomst, en
(beperkt) bij de overheid. Uit het laatste onderzoek van de Arbeidsinspectie blijkt dat het
gecorrigeerde beloningsverschil tussen mannen en vrouwen bij de overheid kleiner is dan in
het bedrijfsleven, respectievelijk 3 procent en 7 procent. Het CBS vindt in het onderhavige
onderzoek een gecorrigeerd beloningsverschil tussen mannen en vrouwen werkzaam bij de
overheid van 10 procent.
Het CBS kon bij de operationalisatie niet één op één aansluiten bij het onderzoek van de
Arbeidsinspectie, omdat het CBS niet beschikt over een aantal zeer specifieke variabelen die
de Arbeidsinspectie in haar Arbeidsvoorwaardenonderzoek gebruikt. Het CBS hanteert daarom
noodzakelijkerwijs andere variabelen dan de Arbeidsinspectie, waardoor een vergelijking
tussen deze twee onderzoeken niet mogelijk is.
Zo gebruikt de Arbeidsinspectie de variabele "functieniveau" (een combinatie van
schaalnummer en het salarisnummer), terwijl het CBS de variabele "beroepsniveau" hanteert.
Het beroepsniveau omvat meerdere schalen en functieniveaus. Door het gebruik van de
variabele beroepsniveau wordt onder meer een achterblijvende doorgroei van vrouwen naar de
hogere schalen binnen het beroepsniveau zichtbaar. Oorzaken hiervoor zouden kunnen liggen
in het onderbreken van de carrière of in andere preferenties ten aanzien van arbeid en zorg. Dit
betekent dat het verschil niet zondermeer kan worden gezien als beloningsdiscriminatie.
5. Conclusie
Benadrukt moet worden dat waar sprake is van geconstateerde beloningsverschillen, dit niet
gelijk staat aan het constateren van beloningsdiscriminatie.
De belangrijkste verklarende factor voor het beloningsverschil tussen autochtonen en
allochtonen is het feit dat allochtonen relatief vaker functies op een lager niveau vervullen. De
instroom van allochtonen naar hogere functies zal dan ook leiden tot een afname van het
ongecorrigeerde beloningsverschil tussen autochtonen en allochtonen.
Ook andere, niet onderzochte factoren kunnen verantwoordelijk zijn voor een deel van het
gecorrigeerde beloningsverschil. Voor een deel hangt dit samen met het feit dat bij het
onderzoek volledige specificering van verklarende variabelen niet mogelijk is. Dit geldt
bijvoorbeeld voor de variabele "beroepsniveau". In de analyse wordt maar een beperkt aantal
---
Ons kenmerk AV/IR/2006/40475
niveaus onderscheiden, terwijl zich hierbinnen nog voldoende variatie kan voordoen die het
geconstateerde beloningsverschil verder kan uitsplitsen. Een verdere specificering van de
variabele "beroepsniveau" kan een extra verklaring bieden voor de geconstateerde
gecorrigeerde beloningsverschillen, maar dit is door een gebrek aan gegevens niet mogelijk.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Bijlage(n): Rapport CBS
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid