De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DL. 2006/1223
datum : 19-05-2006
onderwerp : Informatie Ingrepenbesluit
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
Conform het verzoek in bovenstaande brief van de vaste commissie voor
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, informeer ik u hierbij over mijn
voorgenomen besluiten ten aanzien van de overgangstermijn die voor
verschillende ingrepen per 1 september aanstaande afloopt. Over het
onderwerp I&R wordt u in een aparte brief geïnformeerd.
Algemeen
Artikel 40 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD)
verbiedt het verrichten van lichamelijke ingrepen bij dieren. Van een
ingreep is sprake wanneer een deel of delen van het lichaam wordt of
worden verwijderd of beschadigd.
Aan dit verbod ligt het beginsel van de integriteit van het dier ten
grondslag; het dier moet niet via ingrepen worden aangepast aan de
wensen van de mens.
In een aantal gevallen is het verrichten van ingrepen noodzakelijk,
zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid om koeien te onthoornen. Daarnaast
kan het zijn dat zwaarwegende belangen als diergezondheid en
voedselveiligheid nopen tot het verrichten van ingrepen ter
identificatie van een dier. Tot slot geldt dat de sector voor enkele
ingrepen tijd nodig heeft om de bedrijfsvoering aan te passen teneinde
zonder bepaalde ingrepen te kunnen werken.
Voorgaande is vastgelegd in het Ingrepenbesluit, gebaseerd op de GWWD.
Zo bepaalt het Ingrepenbesluit welke ingrepen wel zijn toegestaan,
zoals het onthoornen van koeien. Daarnaast stelt het Ingrepenbesluit
dat ter identificatie van een dier, tenzij wettelijk anders is
voorgeschreven, maximaal twee ingrepen mogen worden verricht.
Tot slot is de sector voor verschillende ingrepen een overgangstermijn
geboden om maatregelen te nemen teneinde in de bedrijfsvoering zonder
deze ingrepen te kunnen.
Voor die ingrepen waarvan de overgangstermijn 1 september aanstaande
afloopt, geef ik hieronder mijn voorgenomen besluiten weer. De
regelgeving zal hiervoor waar nodig voor 1 september aanstaande worden
aangepast.
Koudmerken bij runderen
Het Ingrepenbesluit staat, tenzij wettelijk anders voorgeschreven,
maximaal twee ingrepen ter identificatie van een dier toe. De
oorspronkelijk geboden overgangstermijn van vijf jaar is in 2001 met
vijf jaar verlengd tot 1 september dit jaar.
Zoals ik onlangs al tijdens het AO over de nota 'Kiezen voor landbouw'
heb aangegeven, ben ik niet voornemens de overgangstermijn voor het
koudmerken te verlengen.
Het gaat hier om een in de bedrijfsvoering niet noodzakelijke ingreep.
Zo is bijvoorbeeld uit onderzoek, dat ik samen met de sector heb laten
uitvoeren, gebleken dat naast I&R als individuele dierherkenning, 72%
van de bedrijven gebruik maakt van de halsband en is 85% van de
gebruikers hierover tevreden. Naast I&R maken dergelijke systemen voor
individuele dierherkenning, in combinatie met eenvoudige toepassingen
als een gekleurde pootband om koeien bij het melken te herkennen, het
koudmerken tot een niet noodzakelijke ingreep.
De sector heeft met 10 jaar een ruime overgangsperiode gehad om de
bedrijfsvoering aan te passen. Vanaf 1 september aanstaande zal het
koudmerken van runderen niet meer zijn toegestaan.
Kalveren in groepshuisvesting
Op basis van een vrijstellingsregeling is het op dit moment toegestaan
een derde identificatie-ingreep te verrichten bij kalveren die worden
gehouden in een systeem van groepshuisvesting waarbij gebruik gemaakt
wordt van een automatisch voersysteem.
Ik vind het niet wenselijk dat bij deze kalveren nog langer een derde
ingreep wordt verricht. Ik heb steeds opgeroepen tot het zoeken naar
alternatieven om ook hier terug te gaan naar de toegestane twee
ingrepen ter identificatie.
Naar mijn mening is het mogelijk om voor de individuele dierherkenning
bij automatische voersystemen een chip aan te brengen in het bestaande
reeds aangebrachte oormerk. Samen met het bedrijfsleven zal deze
mogelijkheid op een aantal bedrijven worden onderzocht.
De overgangstermijn in de vrijstellingsregeling zal daartoe met ingang
van 1 september met een jaar worden verlengd. In de tussentijd moet
onderzoek uitwijzen of hier een oplossing ligt.
Identificatie-ingrepen bij varkens
Bij een deel van de varkenshouderij wordt gewerkt met vier
identificatie-ingrepen, daar waar er twee zijn toegestaan. Naast het
voorgeschreven gebruiksmerk en het slachtblik wordt in de fokkerij een
tatoeage aangebracht en krijgen dieren in groepshuisvesting met
automatische voersystemen een extra oormerk met transponder
ingebracht.
Helaas moet ik constateren dat de sector, ondanks toezeggingen in het
verleden, de overgangstermijn niet heeft benut om de bedrijfsvoering
zo in te richten dat men ook hier terug gaat naar de toegestane twee
ingrepen.
Op korte termijn wordt hierover met de sector gesproken en zal ik
besluiten hoe met de overgangstermijn die 1 september aanstaande
afloopt, om te gaan. Mijn besluit hierover zal ik u tijdens het AO van
1 juni aanstaande bekendmaken.
Couperen van schapenstaarten
In het Ingrepenbesluit was de sector aanvankelijk een overgangstermijn
van vijf jaar geboden en was het couperen van schapenstaarten vanaf
2001 een niet meer toegestane ingreep. Nadat ik drie rassen een
vrijstelling heb verleend teneinde via fokmaatregelen te fokken op
kortere staarten, heb ik begin 2004 na een uitvoerige discussie met de
Tweede Kamer besloten de sector een laatste kans te geven de
bedrijfsvoering aan te passen.
Het voorgaande in ogenschouw nemende, is de sector ruimschoots de tijd
gegeven om de bedrijfsvoering aan te passen. Ik constateer dat een
groot deel van de sector niet meer coupeert.
In het kader van het couperen is meermalen de ziekte myasis genoemd.
Door verschillende deskundigen is aangegeven dat de ziekte via goed
management te voorkomen is. Daarnaast bestaan er zowel preventieve als
curatieve middelen om de ziekte te voorkomen, respectievelijk te
behandelen.
Ik zie dan ook geen noodzaak de overgangstermijn na 1 september te
verlengen.
De sector is ruimschoots de tijd geboden zich hierop in te stellen.
Dit ligt anders voor de drie rassen die ik eerder via een
vrijstellingsregeling de mogelijkheid heb geboden via fokmaatregelen
kortere staarten te fokken. Deze drie rassen wil ik via een
vrijstellingsregeling een overgangstermijn van vijf jaar extra geven
om via fokmaatregelen kortere staarten te fokken. De
vertegenwoordigers van deze drie rassen zullen op korte termijn worden
uitgenodigd om te spreken over de vrijstellingsregeling en hun
fokprogramma.
Ingrepen bij pluimvee
Binnen de pluimveehouderij gaat het om een aantal ingrepen. Ik noem
hier het snavelbehandelen, verwijderen van de sporen, verwijderen van
een deel van de achterste teen, het dubben van kammen en het
verwijderen van de neuslellen bij kalkoenen.
Over al deze ingrepen is uitvoerig met de sector gesproken.
Uitgezonderd het snavelbehandelen bij eenden en het verwijderen van
neuslellen bij kalkoenen is gebleken dat de sector in de
bedrijfsvoering niet zonder deze ingrepen kan. Het achterwege laten
van de genoemde ingrepen heeft voor de dieren grotere
welzijnsproblemen tot gevolg dan het toepassen ervan. Dit is voor mij
echter geen statisch gegeven; de sector moet hier op zoek naar
alternatieven.
Ik ben voornemens de overgangstermijn voor de ingrepen bij pluimvee
met vijf jaar te verlengen. In die tussenliggende periode wil ik samen
met de sector en de Dierenbescherming zoeken naar alternatieven.
Hiertoe zal nog dit jaar een gezamenlijk plan van aanpak worden
opgesteld. Via jaarlijkse gesprekken zal de voortgang worden gevolgd.
Ten aanzien van het behandelen van snavels van eenden, loopt de
geboden overgangstermijn van 10 jaar 1 september aanstaande af en zal
die niet worden verlengd. Ten aanzien van het verwijderen van
neuslellen bij kalkoenen heeft de sector aangeven dat deze ingreep
niet meer nodig is. In de eerstvolgende wijziging van het
Ingrepenbesluit zal dit worden aangepast.
Honden en katten transponder
Tot slot de gezelschapsdieren. Naast een tatoeage in beide oren, is
het tot 1 september aanstaande toegestaan bij honden en katten een
transponder ter identificatie in te brengen. De tatoeage was in het
verleden het gebruikelijk identificatiemiddel; dit gebeurt nu via een
onderhuids aangebrachte transponder. Er zijn situaties denkbaar
waarbij het wenselijk is dat naast de tatoeages een transponder wordt
ingebracht.
Hiervan is sprake wanneer een tatoeage nauwelijks meer leesbaar is, of
wanneer de houder een dierverzekering wil afsluiten waarbij de
verzekeraar eist dat een transponder wordt ingebracht.
Vanwege het feit dat er nog veel honden en katten in leven zijn die in
het verleden conform het oude systeem zijn getatoeëerd, maar het wel
wenselijk kan zijn een transponder in te brengen, wil ik de
overgangstermijn voor reeds getatoeëerde honden en katten met vijf
jaar verlengen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit