ChristenUnie
Bijdrage spoeddebat positie Ayaan Hirsi Ali
dinsdag 16 mei 2006 10:56
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn fractie vindt dit een moeilijk debat. In de eerste
plaats vanwege het persoonlijke drama rond mevrouw Hirsi Ali. De
gebeurtenissen van de afgelopen dagen raken ons ook zeer. Wij vinden
de conclusies, zowel de conclusie die de minister heeft getrokken ten
aanzien van het Nederlanderschap van mevrouw Hirsi Ali als de
conclusie die zij zelf heeft getrokken ten aanzien van haar situatie
en haar toekomst, bijzonder pijnlijk.
Wij vinden het debat ook lastig omdat de Kamer, zoals bekend, niet
bevoegd is om in individuele gevallen te treden. Wij moeten niet de
indruk wekken dat de Kamer dit besluit kan terugdraaien, laat staan
paspoorten kan laten bezorgen. Toch zijn er vragen aan de minister te
stellen en daarom is het goed dat dit debat plaatsvindt. Ik wil niet
treden in de beoordeling zelf, noch in de ernst van wat indertijd wel
of niet naar waarheid is gezegd. Dat is niet aan ons.
Vanzelfsprekend is ook mijn fractie het eens met het uitgangspunt dat
de wet voor iedereen gelijkelijk moet worden toegepast. Ik voeg
daaraan wel toe dat de minister weet dat mijn fractie van mening is
dat de uitvoering c.q. de toepassing van de regels in veel gevallen te
strak is geweest en dat er meer ruimte had behoren te zijn voor
barmhartigheid, menselijkheid. Waar die ruimte er in eerdere situaties
niet is geweest voor anonieme vreemdelingen, is het echter moeilijk,
zo niet bestuurlijk onmogelijk om die nu wel ineens te vinden voor een
collega.
Tegen deze achtergrond kijken wij wel wat op van de geluiden die nu
uit de VVD klinken om minder strikt te zijn in de handhaving van de
regels van het vreemdelingenrecht. Ik zeg er direct bij dat dit niet
geldt voor de bijdrage van de fractie vandaag. Ik heb het ook bewust
over geluiden uit de VVD. Ik noem een europarlementariër die walgt van
minister Verdonk en die zegt dat de kilte angstwekkend is bij de
toepassing van de regels. Ik noem ook de heer Dales, de opsteller van
het Liberaal Manifest, die vindt dat er grenzen zijn aan de manier
waarop de regels consequent worden toegepast. Laat ik erbij zeggen dat
dit niet helemaal de toonhoogte is van het Liberaal Manifest zelf. Dat
kan men er ook op nalezen. Anderen vinden, zoals de heer Van Aartsen,
dat het doortrekken van de lijn van de Hoge Raad in dit geval een
bewijs is dat Nederland lichtgeraakt en provinciaals is.
Ik vind in die betogen van de VVD-fractie weinig beschouwingen over
het verschijnsel van rechtsgelijkheid terug.
Onze taxatie is dat dit besluit misschien wel de onvermijdelijke prijs
is die is betaald voor de harde lijn en de onbuigzaamheid die de
VVD-fractie in vreemdelingenzaken steeds heeft gehanteerd. Daarbij
heeft zij als stelregel genomen dat per definitie bijna iedereen die
in asielverzoeken of bij naturalisaties verkeerde informatie
verstrekt, een fraudeur, een bedrieger of een gelukszoeker is. Ik heb
het asieldebat in deze Kamer te lang gevoerd om dat vergeten te zijn.
Zoals gezegd, heb ik een aantal vragen aan de minister. Veel van die
vragen zijn al gesteld. Daar sluit ik mij bij aan. Mijn eerste vraag
heeft betrekking op de bestuurlijke onzorgvuldigheid van de afgelopen
dagen, zoals ik die noem. De eerste reactie was dat Ayaan Hirsi Ali
niets te vrezen had, vervolgens werd er een onderzoek ingesteld en
twee dagen later vielen de beslissing en het oordeel dat er nooit
sprake is geweest van haar Nederlanderschap. Als je als stelregel
hanteert dat je doet wat je zegt, is het verstandig om daar niet een
geldigheidsduur van een etmaal aan te koppelen.
Ik ben benieuwd naar hoe het ambtenarenapparaat zo snel heeft kunnen
beslissen. Was het zo evident dat het bestuurlijk verantwoord was om
de conclusie per kerende post wereldkundig te maken? Als dat zo was,
waarom staat dan in de antwoorden op de Kamervragen van de heer Nawijn
dat het "vooralsnog" zo is? Ik moet u zeggen dat met name het woordje
vooralsnog mij buitengewoon intrigeert. Hoe is het mogelijk dat je
niet de termijn in acht neemt die voor een dergelijke beantwoording
van Kamervragen of een beslissing geldt? Niemand zou het zelfs een
daadkrachtig meester kwalijk hebben genomen als die ten minste een
week had uitgetrokken om tot de bodem uit te zoeken hoe het zat. Wat
heeft een betrokkene, een Kamerlid of de samenleving aan een antwoord
en een beslissing die vooralsnog is genomen? Ik sluit mij aan bij de
vragen die daarover zijn gesteld. Wat betekent dat voor het vervolg?
Kan er nog een andere conclusie worden getrokken? Neemt de minister
morgen wellicht een andere beslissing omdat er toch nog feiten zijn
die niet bij de overweging zijn betrokken? Ik kan mij niet aan de
indruk onttrekken dat de andere hoedanigheid van de minister, namelijk
die van kandidaat-lijsttrekker, doorslaggevend is geweest. Het spijt
mij dat ik dat moet zeggen, maar ik zeg het wel. Ik kan mij niet aan
de indruk onttrekken dat de campagneadvisering het in dezen gewonnen
heeft van de ambtelijke advisering. Het is aan de minister om mij en
de rest van de Kamer ervan te overtuigen dat dit niet zo is. Ook dat
hangt natuurlijk samen met het gebruik van het woord vooralsnog. Wat
bezielde de minister om die beslissing binnen twee dagen naar buiten
te brengen? Mijn fractie heeft vooralsnog ernstige twijfels over de
zorgvuldigheid van dit ingrijpende besluit.
Ik wil ook klip en klaar antwoord hebben op de volgende vraag. Ik weet
hoe de formele regels luiden voor het nemen van beslissingen, maar mij
intrigeert de vraag of de minister anderen in deze besluitvorming
heeft gekend, bijvoorbeeld de minister-president. Ik vind dit een
relevante vraag met het oog op deze casus, die een
volksvertegenwoordiger, een lid van een medewetgevende instantie
betreft. Uit de reactie van de minister-president leid ik af dat hij
het op zijn minst ook erg snel vond. Hij wist wel waar de minister mee
bezig was. Dat wisten wij allen sinds het in de krant stond en de
minister het had aangekondigd. Heeft de minister de minister-president
ook bij de uitkomsten betrokken? Ik krijg hier graag een duidelijk
antwoord van deze minister op.
Meer in het algemeen heb ik het onaangename gevoel dat deze kwestie
niet goed zuiver te houden valt en niet los gezien kan worden van
partijpolitieke overwegingen en motieven. Daar heb ik al iets over
gezegd. Het moet opvallen dat de reacties, ook vanuit partijpolitieke
kring, wel heel duidelijk langs een bepaalde lijn lopen die samenvalt
met de kampen rondom de kandidaat-lijsttrekkers. In alle openheid zeg
ik u ook maar dat ik verbaasd ben over de opmerking van minister Zalm
tijdens de persconferentie van Ayaan Hirsi Ali. Weliswaar na de
uitdrukkelijke mededeling dat hij daar niet als vice-premier stond,
nam hij in stevige bewoordingen afstand van het besluit en de manier
waarop minister Verdonk dat besluit had genomen. Al zou ik aannemen
dat dit niets te maken had met zijn positiekeuze in interne
VVD-aangelegenheden, dan nog was ik van mening dat dit zo absoluut
niet kan.
Voor ons is de kernvraag waarom de minister voor deze route heeft
gekozen. De minister heeft een besluit genomen op grond van de
uitspraak van de Hoge Raad inzake identiteitsfraude. Die is in
november jongstleden gedaan. De ratio achter de bepalingen is dat een
naturalisatiebesluit, gegeven aan iemand die niet is wie hij zegt te
zijn, nietig is, want nooit rechtsgeldig gegeven. Overigens wordt ook
in deze casus het Nederlanderschap die persoon niet ontnomen, niet
afgepakt, nee, het is er volgens de minister nooit geweest. Het
besluit is nietig, vooralsnog.
Het is de vraag of terecht voor deze uitweg is gekozen. Als ik het
goed begrijp, is de ratio van deze bepaling dat onduidelijkheid
bestaat over wie iemand is omdat daarover is gefraudeerd en gelogen.
Door alles wat overigens door Ayaan Hirsi Ali in het kader van de
naturalisatieprocedure en vooral in eerste instantie in de
asielprocedure in 1992 is gezegd, was niet onduidelijk wie zij
eigenlijk was. Daarom is de artikel 14-procedure, waarin een
kan-bepaling is geformuleerd ten aanzien van het verlies van het
Nederlanderschap in geval van het verstrekken van verkeerde gegevens
of onvolledige informatie naar mijn mening veel wezenlijker. Ik vraag
de minister indringend of zij kan aangeven waarom niet expliciet voor
deze route is gekozen. Anders geformuleerd: waarom is geen gebruik
gemaakt van de route van de kan-bepaling, waarmee een bevoegdheid van
de minister is geformuleerd om een bredere afweging te maken en zaken
mee te wegen waarvoor geen ruimte is wanneer je alleen maar zegt dat
er is gefraudeerd en dat het besluit daarom nietig is? In dat geval is
er geen ruimte voor het maken van afwegingen.
De route van artikel 14 is niet die van nietigheid, maar van
vernietigbaarheid. De minister maakt daarbij een afweging of de feiten
zo ernstig zijn dat, met inachtname van het goede bestuursrechtelijke
principe van alle eisen van redelijkheid en billijkheid, tot geen
ander oordeel kan worden gekomen dan de conclusie dat het
Nederlanderschap moet worden afgenomen. Tijdsverloop kan hierbij
worden meegewogen. Naar de mening van mijn fractie is dit de cruciale
vraag in dit debat. Waarom heeft de minister niet gekozen voor de
afweging? Het is toch niet zo, zo houd ik haar voor, dat zij zich niet
aan deze afweging durfde te wagen en daarom voor de route van
nietigheid heeft gekozen? Ik krijg van de minister graag een
uitgebreide verantwoording hierover. Ik kan en wil de afweging niet
van haar overnemen, maar er had een bredere afweging kunnen worden
gemaakt. Op basis van de reactie van de minister zullen wij in tweede
termijn ons standpunt nader innemen.
...
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Namens de fractie van de ChristenUnie heb ik in eerste
termijn een aantal indringende vragen gesteld aan de minister van
Vreemdelingenzaken en Integratie over de gang van zaken, de
zorgvuldigheid van de procedure en het voor ons principiële punt in
hoeverre ruimte bestond voor een eigen afweging door de minister.
De minister was in ieder geval op één punt glashelder. Letterlijk zei
zij dat de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad geen enkele
ruimte lieten en laten om tot een andere conclusie te komen. Er was
sprake van nietigheid. Met het citaat van de Hoge Raad als bewijs,
luidt haar conclusie dat de naturalisatie dan geen rechtsgevolgen kan
hebben.
In dit verband hebben wij lang met elkaar gesproken over de conclusie
van de procureur-generaal en over de betekenis van de formulering in
een van zijn conclusies dat sprake is van "nietigheid, tenzij". Het
"tenzij" heeft betrekking op de vraag of er toch geen ruimte zou
kunnen zijn voor een eigen afweging van de minister om tot een andere
conclusie te komen. Ik meen dat wij redelijk hebben afgebakend in
hoeverre deze ruimte bestaat. Wij hebben vastgesteld dat door de Hoge
Raad en de procureur-generaal expliciet een mogelijkheid is opgehouden
in het geval van bijzondere omstandigheden. Deze doen zich voor
wanneer de opgegeven naam een naam betreft, waaronder de betrokkene
ook bekend staat en wanneer deze bevoegdelijk is gevoerd. Het was en
is de vraag of Ayaan Hirsi Magan in 1997 bekend stond als Ayaan Hirsi
Ali. Het antwoord op deze vraag luidt "ja". De volgende vraag luidt,
of zij bevoegd was tot het voeren van deze naam. De minister zegt
daarop "neen". Zij stelt dat Ayaan Hirsi Ali naar Somalisch
familierecht niet bevoegd was tot het voeren van de naam van haar
overovergrootvader.
Ik heb eigenlijk geen argumenten om dit standpunt van de minister te
betwisten, of het zou moeten zijn dat je je de vraag kunt stellen of
het feit dat de naam op de A-status stond vermeld, haar niet in zekere
zin bevoegd maakte tot het voeren van deze naam in Nederland. Ik kan
dat niet helemaal overzien. Hoe dan ook vindt mijn fractie het
bestuurlijk niet zodanig evident hoe het antwoord op deze vraag moet
luiden, dat je er per kerende post een uitspraak over zou kunnen doen.
Dan neem je de tijd om het zorgvuldig te onderzoeken. Ook anderen
hebben daarop gewezen.
De discussie die wij vandaag hebben gevoerd over de interpretatie van
de conclusies van de procureur-generaal, onderstreept onze verbazing
over de overhaaste beslissing. Wij hebben begrepen dat wij deze
verbazing delen met minister Zalm en de minister-president. Dat zegt
veel over de zorgvuldigheid.
De fractie van de ChristenUnie kan de gang van zaken met geen
mogelijkheid bestuurlijk zorgvuldig noemen, te meer nu wij begrijpen
dat dit zacht gezegd niet echt een kabinetsbreed gedragen proces is
geweest. Als het zo simpel is dat er geen enkele ruimte was voor iets
anders dan de constatering dat er nooit sprake van Nederlanderschap is
geweest, wat is dan de betekenis van die zes weken? Hoe kun je bezwaar
maken als er geen besluit is genomen? Welke andere reactie is denkbaar
dan die om de kwestie voor kennis aan te nemen? De minister zegt
namelijk dat wet en Hoge Raad haar geen enkele ruimte laten om tot een
andere conclusie te komen.
De minister kiest de nietigheid als verdedigingslinie. Om die reden
ziet zij geen ruimte voor welke afweging dan ook. Er is never nooit
sprake geweest van Nederlanderschap voor Hirsi Ali. In dat licht kon
ook mijn fractie de stelling van de minister later in het debat dat
Hirsi Ali de komende zes weken gewoon Nederlander is niet plaatsen.
Een besluit kan voorlopig zijn en kan na zes weken definitief worden,
of in bezwaar worden gewijzigd. Een nooit verleend Nederlanderschap
kan niet alsnog geacht worden verleend te zijn voor de komende zes
weken. Als de minister zegt dat het anders is, en dat stelde ze in de
tweede helft van het debat, is er geen sprake geweest van nietigheid,
maar van vernietigbaarheid en dus van een afwegingsruimte van de
minister zelf. Dat nu heeft de minister in alle toonaarden ontkend.
Ik kom tot de conclusie van mijn fractie. De minister is niet
overtuigend geweest in haar stellingname dat zij geen enkele ruimte
had voor een eigen afweging. Juist daarom wegen voor mijn fractie de
snelheid en de onzorgvuldigheid waarmee is gehandeld buitengewoon
zwaar. Het argument dat het om een parlementariër ging en dat snelheid
dus gewenst was, overtuigt ons in ieder geval van geen kant.
Zorgvuldigheid is gewenst. Dat geldt in alle gevallen, maar zeker als
het gaat om een stellingname met zulke ook staatsrechtelijk
ingrijpende gevolgen. Overigens geldt altijd dat zorgvuldigheid voorop
moet staan. Aan die zorgvuldigheid heeft het hier ontbroken. Het had
anders gemoeten. Ik onderstreep met een aantal andere woordvoerders
dat dit iets anders is dan een pleidooi voor het maken van een
uitzondering. Dit had anders, zorgvuldiger gemoeten.
Dat brengt mij bij de motie van de heer Van Beek en een aantal andere
woordvoerders. In de motie wordt de minister om een heroverweging
gevraagd, ook los van de reactie van mevrouw Hirsi Ali, terwijl het
betoog van de minister juist is gebaseerd op het uitgangspunt dat zij
nooit enige ruimte voor welke overweging dan ook heeft gehad. Dat
roept de vraag op of de minister de motie in deze zin zal kunnen en
willen uitvoeren, zoals mevrouw Van der Laan expliciet heeft gevraagd,
of dat daarmee de geloofwaardigheid van de minister wat betreft haar
gehele eerste termijn so wie so in het geding komt. Ik heb de
indieners daarover een aantal vragen gesteld. Het antwoord van de
minister horen wij dadelijk.
Alles afwegend, zal de fractie van de ChristenUnie de motie steunen,
om langs die weg te bereiken dat de vereiste zorgvuldigheid alsnog
wordt betracht. Het is aan de minister en alleen aan haar of zij
politiek kan leven met een zeer breed gesteunde motie die in essentie
uitspreekt dat zij niet zorgvuldig heeft gehandeld en ten onrechte
heeft aangenomen dat zij geen andere keuze had dan te besluiten wat
zij heeft besloten.
...
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Als niet-medeondertekenaar van de twee moties waarover het
vanavond vooral is gegaan, hecht ik eraan om namens de fractie van de
ChristenUnie zelf een conclusie te trekken, ook om te voorkomen dat
wij dat straks in de vorm van een stemverklaring moeten doen; dat
laatste lijkt mij niet praktisch.
Ik heb mijn aantekeningen van vanmiddag erbij gehaald. Als vierde
opmerking van de minister heb ik -- niet met het tijdstip erbij, maar
zij zei dit wel letterlijk -- genoteerd: "De wet en de jurisprudentie
van de Hoge Raad geven mij geen ruimte om tot een andere conclusie te
komen. Mijn enige bevoegdheid is om de nietigheid te constateren".
Ongeveer de laatste woorden van de minister in haar tweede termijn
waren, vrij vertaald: "Ik kan goed leven met de motie die mij wijst op
de ruimte die ik volgens de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad
heb". Zij heeft zelfs letterlijk gezegd: "De ruimte die er is, zal ik
ook benutten". Mijn fractie kan deze ontwikkeling in het debat wel
begrijpen vanuit het aspect van politieke overweging, maar vanuit het
oogpunt van consistentie en bestuurlijke zorgvuldigheid vinden wij
haar onbegrijpelijk. Inhoudelijk kunnen wij er content mee zijn, omdat
ook wij willen dat dit keer wel zorgvuldigheid wordt betracht.
De tweede termijn van het debat kenmerkte zich door veel
interpretaties over met name de door de heer Van Beek ingediende
motie. Aanscherping daarvan is dus van belang, zodat duidelijk wordt
wat de Kamer precies met die motie wil bereiken. Dan weten wij ook
voor de toekomst of een minister in dit soort situaties wel of geen
eigen afwegingsruimte en dus beleidsvrijheid heeft. De zojuist door de
heer Verhagen ingediende motie moet de minister definitief dwingen om
kleur te bekennen en, wat mij betreft, op haar schreden terug te
keren. De fractie van de ChristenUnie zal ook die motie steunen,
inmiddels wel in de veronderstelling dat de minister ook deze motie
zal omarmen alsof die haar eigen opvattingen verwoordt.
Al met al vinden wij dit debat wel een vertoning. Onze constatering --
let wel: geen besluit, maar constatering, want tegen een besluit zou
bezwaar mogelijk zijn; de minister kan hier geen bezwaar tegen
aantekenen, want dit is onze constatering -- is dat de eerste termijn
van de minister nietig blijkt te zijn.
Er is dus nooit sprake geweest van het standpunt dat de minister in
dit soort situaties helemaal geen ruimte heeft. Deze constatering doen
wij uiteraard vooralsnog. De minister heeft zes weken de tijd om de
handelingen te lezen en daarop te reageren. Daarna zal de constatering
definitief zijn. De fractie van de ChristenUnie geeft de minister
alvast mee dat zij geen ruimte ziet om tot andere conclusies ten
aanzien van de zorgvuldigheid van de procedure, de overtuigingskracht
en de geloofwaardigheid van de minister te komen. Dat heeft zij eerder
in het debat al aangegeven.