Antwoorden op kamervragen van Kant over stopzetten van onderzoek door de
CCMO
Kamerstuk, 15-5-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2679750
15 mei 2006
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Kant over stopzetten van
onderzoek door de CCMO. (2050612060)
Vraag 1
Is het onderzoek met hartpatiënten in het Medisch Spectrum Twente na
het ingrijpen van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO)
definitief stopgezet? 1)
Antwoord 1
De CCMO heeft het stamcelonderzoek in het Medisch Spectrum Twente
(MST) laten stoppen vanwege het feit dat de beoordeling van het
onderzoeksprotocol door de METC van onvoldoende kwaliteit is. Voordat
het onderzoek weer kan starten, moet het onderzoeksprotocol
aanzienlijk verbeterd worden. In de praktijk betekent dit dat een
nieuw onderzoeksprotocol opgesteld zal moeten worden. Sinds 1 februari
2006 moet op basis van het gewijzigde Besluit centrale beoordeling al
het celtherapieonderzoek beoordeeld worden door de CCMO en niet meer
door een erkende Medisch Ethische Commissie (METC) (Besluit centrale
beoordeling met mensen Stb. 2006,39).
Vraag 2
Kan dit onderzoek negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van de
al behandelde patiënten? Zijn zij goed geïnformeerd, en krijgen zij de
noodzakelijke begeleiding en zorg?
Antwoord 2
Voor zover bekend maken de patiënten die deelgenomen hebben aan het
onderzoek het goed en zijn er geen ernstige bijwerkingen gemeld. Het
is niet geheel uit te sluiten dat in de toekomst alsnog bijwerkingen
optreden, maar er is vooralsnog geen specifieke reden om aan te nemen
dat dit het geval zal zijn.
Vraag 3
Kunt u de resultaten van het onderzoek van de Inspectie naar
Cell4Health naar de Kamer sturen zodra deze bekend zijn?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Hoe is het mogelijk dat de CCMO bij steekproeven twee onderzoeken
vindt met dusdanige ondeugdelijke protocollen dat ze deze onderzoeken
alsnog heeft afgekeurd of zelfs stopgezet, terwijl beide onderzoeken
door de medisch-ethische toetsingscommissies (METC's) wel waren
goedgekeurd? Gaat u hier onderzoek naar doen?
Antwoord 4
De CCMO houdt in het kader van haar toezichthoudende taak met enige
regelmaat steekproeven om de kwaliteit van de beoordeling door de
erkende METC's te evalueren. De resultaten van deze steekproeven
worden besproken tijdens het periodiek overleg van de CCMO met alle
voorzitters van de METC's en worden tevens beschreven in de openbare
jaarverslagen van de CCMO. Uit één van de steekproeven bleek dat de
METC de beoordeling van het protocol van dit stamcelonderzoek in het
Medisch Spectrum Twente inhoudelijk onvoldoende heeft uitgevoerd. De
METC was niet competent om dit type onderzoek te beoordelen en had ook
geen externe deskundige(n) geraadpleegd. De Raad van Bestuur van het
MST had de METC al in maart gemeld te twijfelen aan de werkwijze van
de METC. Naar aanleiding van haar onderzoek zette ook de CCMO
vraagtekens bij het beoordelingsproces van deze METC. Op basis hiervan
heeft de METC de toetsing van hoofdstudies tot 1 juni 2006 gestaakt om
haar procedures op orde te brengen en te werken aan het verbeterplan
dat door de CCMO moet worden goedgekeurd. Onderdeel van het
verbeterplan is het vastleggen van de werkprocessen van de METC in
zogenaamde Standard Operating Procedures (SOP's). Deze SOP's zullen
aan de CCMO ter beoordeling worden voorgelegd. Ik ben van mening dat
naast het CCMO-onderzoek geen tweede onderzoek naar het functioneren
van de METC nodig is.
Vraag 5
Hoeveel onderzoeken betrof de steekproef van de CCMO? Zijn de gevonden
feiten aanleiding om meer uitgebreide steekproeven te doen?
Antwoord 5
De steekproef bij de betrokken METC die ten behoeve van het "Medisch
Spectrum Twente" de beoordeling van onderzoek verricht, betrof vijf
onderzoeksprotocollen. De CCMO houdt, zoals gezegd, met enige
regelmaat steekproeven en zal dat ook in de toekomst in meer of
mindere mate blijven doen. Zo heeft de CCMO eind 2004 de erkende
METC's verzocht de onderzoeksprotocollen betreffende somatische
celtherapie die zij sinds 1 januari 2003 hebben beoordeeld naar de
CCMO te sturen. Dit betrof zeventien protocollen.
Vraag 6
Is het stopgezette onderzoek openbaar gemaakt via het register van de
CCMO? Zo neen, gebeurt dat alsnog, zodat deze feiten ter beschikking
komen voor alle onderzoekers?
Antwoord 6
Het plaatsen van enkele kerngegevens van het onderzoek op de
CCMO-website vindt plaats op basis van vrijwilligheid. In het
onderhavige geval heeft de onderzoeker hiervoor toestemming gegeven en
staan deze gegevens sinds medio 2005 op de CCMO website onder
protocolnummer P05.0808L. In de toekomst wil de CCMO de portal
ToetsingOnline ook gebruiken voor een meer gebruikersvriendelijke
ontsluiting van de kerngegevens van klinisch onderzoek. Dan zal ook de
status van het onderzoek vermeld worden. Het openbaar maken van het
voornoemde onderzoeksprotocol acht ik niet noodzakelijk nu het
onderzoek na ingrijpen van de CCMO gestopt is en toekomstig
stamcelonderzoek centraal door de CCMO beoordeeld wordt.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de werkwijze van Cell4Health in het
onderzoeksprotocol vermeld had moeten worden, evenals in het algemeen
alle informatie over gebruikte hulpmiddelen en de werking hiervan?
Antwoord 7
Ik deel de mening van de CCMO dat in het onderzoeksprotocol tot in
detail vermeld moet worden hoe de somatische stamcellen verkregen,
opgewerkt en gekarakteriseerd zullen worden en wie deze handelingen
uitvoert. In het stamcellenonderzoek uit het Medisch Spectrum Twente
zouden deze handelingen uitgevoerd worden door de firma Cell4Health
terwijl uit het onderzoeksprotocol niet blijkt dat deze firma daarvoor
de expertise bezit en hoe zij deze handelingen verricht. Dit is voor
de CCMO een van de redenen geweest om het onderzoeksprotocol als
onvoldoende te classificeren.
Vraag 8
Deelt u de mening dat elke betrokkene in een onderzoek melding moet
kunnen doen aan de METC? Zo neen, welke procedure blijft er dan over
voor medewerkers voor wie duidelijk is dat er zaken mis gaan en die te
maken hebben met uitvoerders of verrichters van een onderzoek die
niets willen melden? Zo ja, deelt u de mening dat hiervoor een
meldpunt moet komen, alsmede bescherming van de melder? Zo ja, hoe
gaat u dit regelen?
Antwoord 8
Wanneer er tijdens een klinisch onderzoek misstanden of
onregelmatigheden geconstateerd worden door een medewerker of een
betrokkene, dan kan dit altijd gemeld worden bij de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ). Op basis van de leidraad meldingen zal de IGZ
deze meldingen behandelen. Het instellen van een tweede meldpunt naast
de IGZ acht ik niet nodig.
Vraag 9
Heeft de Inspectie er voldoende zicht op of onderzoeken ook volgens
het goedgekeurde protocol worden uitgevoerd, en vindt hier actieve
controle op plaats? Zo neen, bent u bereid hier onderzoek naar te
doen? Zou het niet beter zijn indien METC's ook toezien op de juiste
uitvoering van het onderzoek?
Antwoord 9
De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet toe op de uitvoering van de
Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO). In overleg
met de CCMO en de IGZ heb ik met beide organisaties een heldere
taakafbakening afgesproken (aan de Tweede Kamer meegedeeld in het
standpunt over het rapport Evaluatie wet medisch-wetenschappelijk
onderzoek met mensen, (Kamerstukken II, 2004-2005, 29963, nr. 2). De
CCMO concentreert haar toezicht op de erkende METC's. De IGZ houdt
toezicht op de uitvoering van reeds goedgekeurd klinisch onderzoek in
Nederland.
Voor toezicht tijdens de uitvoering van het onderzoek door de METC's
is ook aandacht gevraagd in het bovengenoemde evaluatierapport. In
mijn standpunt hierover heb ik aangegeven dat na inwerkingtreding van
de wijziging van de WMO in verband met de implementatie van de
EG-Richtlijn Goede klinische praktijken er meer eisen zullen gelden
voor tussentijdse meldingen, voortgangs- en eindrapportages aan
verschillende instanties waaronder de METC. Intensiever volgen van de
uitvoering van het klinisch onderzoek vraagt om een andere benadering
en andere kwaliteiten dan het beoordelen van onderzoeksprotocollen. Ik
ben daarom van mening dat de actieve controle van klinisch onderzoek
een taak is van de IGZ. De inspectie heeft daarvoor de expertise in
huis en kan zich daarbij op basis van een risico-analyse met name
richten op klinisch onderzoek met een hoog risico. In Nederland
beoordelen de METC's jaarlijks ruim 1700 protocollen voor onderzoek.
Vraag 10
Hoeveel meldingen ontvangt de Inspectie jaarlijks over problemen bij
de uitvoering, het verloop en ten aanzien van de informatieplicht? In
hoeveel gevallen is hier verder onderzoek naar gedaan? Telt bij de
afweging tot een dergelijk onderzoek ook de beperking wat betreft
menskracht bij de Inspectie?
Antwoord 10
De IGZ ontvangt relatief weinig meldingen met betrekking tot klinisch
onderzoek met geneesmiddelen. De melding van Serious Adverse Events
(SAE's) (ernstige onvoorziene bijwerkingen) moet worden gedaan aan de
METC; het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is
verantwoordelijk voor het invoeren van de SAE's in de Europese
databank.
Vraag 11
Wat is de positie van een clinical research organisatie die als
schakel fungeert tussen een farmaceutisch bedrijf en de verrichter van
een onderzoek met betrekking tot de Wet medisch wetenschappelijk
onderzoek?
Antwoord 11
Artikel 1 van de WMO geeft enkele definities die betekenis hebben voor
het antwoord op deze vraag.
Zo is degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht: een persoon,
bedrijf, instelling of organisatie die de verantwoordelijkheid op zich
neemt voor het starten, het beheer of de financiering va het
wetenschappelijk onderzoek (artikel 1, onder f). Dit is dikwijls de
farmaceutische industrie.
Een facilitaire instelling is een instelling of bedrijf waar
handelingen ter uitvoering van een wetenschappelijk onderzoek plaats
vinden (artikel 1, onder e).
Tenslotte is degene die het wetenschappelijk onderzoek uitvoert een
arts of een in artikel 3, onder e, bedoelde persoon, die
verantwoordelijk is voor de uitvoering van het wetenschappelijk
onderzoek op een bepaalde locatie. Indien de feitelijke uitvoering
geschiedt door een werknemer of andere hulppersoon, wordt degene die
van deze persoon gebruik maakt aangemerkt als degene die het onderzoek
uitvoert (artikel 1, onder g).
De verplichtingen die de WMO oplegt, liggen nu eens op de verrichter
dan weer op de uitvoerder. Paragraaf 4 bevat de verplichtingen voor
degene die het wetenschappelijk onderzoek verricht, en paragraaf 5 de
verplichtingen van degene die het onderzoek uitvoert. Paragraaf 5a
"Aanvullende regels voor wetenschappelijk onderzoek met
geneesmiddelen" legt ook nogal wat verplichtingen op aan de
verrichter, maar ook enkele aan de uitvoerder. Belangrijk voor de
positie van de uitvoerder of de facilitaire instelling is de
aansprakelijkheid voor schade. Artikel 7, vijfde lid, bepaalt dat
indien degene die het wetenschappelijk onderzoek uitvoert
aansprakelijk is, de verrichter mede aansprakelijk is en dat voor
zover ter uitvoering van een wetenschappelijk onderzoek verrichtingen
plaatsvinden in een facilitaire instelling deze aansprakelijkheid ook
mede rust op die instelling.
Een Clinical of Contract Research Organisation (CRO) zou gezien kunnen
worden als een 'onderaannemer' van klinisch onderzoek. In opdracht van
een farmaceutisch bedrijf of andere opdrachtgever voert de CRO (een
deel van) het onderzoek uit. Bij klinisch onderzoek kunnen ook andere
onderaannemers betrokken zijn die een deel van het onderzoek voor hun
rekening nemen, bijvoorbeeld het isoleren, bewerken en karakteriseren
van stamcellen. In het onderzoeksprotocol moet altijd duidelijk
vermeld zijn welke 'onderaannemers' bij het onderzoek betrokken zijn,
welke bijdrage zij leveren (vastgelegd in contracten) en welke
expertise en ervaring zij bezitten om deze handelingen uit te voeren.
Deze informatie moet door de METC worden meegenomen bij de beoordeling
van het onderzoeksprotocol.
Vraag 12
Heeft u inzicht in het functioneren van clinical research organisaties
bijvoorbeeld wat betreft de deskundigheid van personeel, de uitvoering
van onderzoeken, waar de onderzoeken worden uitgevoerd en of er altijd
toetsing door de METC van de betrokken ziekenhuizen plaatsvindt? Zo
neen, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Antwoord 12
In ons land is een aantal CRO's actief die klinisch onderzoek
uitvoeren met proefpersonen. Wanneer de CRO's onderzoek uitvoeren met
proefpersonen dat valt onder de WMO zal het onderzoeksprotocol eerst
goedgekeurd moeten zijn door een erkende METC of in sommige gevallen
de CCMO (Staatsblad, 2006, 39). Mij zijn geen berichten of signalen
bekend waaruit zou blijken dat de Nederlandse CRO's
medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen uitvoeren zonder deze
goedkeuring. Ik verwacht ook niet dat zij dit zullen doen. Uit het
hierboven genoemde rapport Evaluatie Wet medisch-wetenschappelijk
onderzoek met mensen blijkt dat de WMO in hoofdlijnen goed
functioneert. Er is in het veld veel draagvlak voor de
medisch-ethische toetsing. Het wordt gezien als een logisch en vast
onderdeel van de voorbereidingen van klinisch onderzoek. Bovendien
maakt artikel 33 van de WMO het mogelijk om bij overtredingen een
gevangenisstraf van ten hoogste 1 jaar op te leggen. Voor zover mij
bekend is dit in ons land nog nooit gebeurd.
1) AD/RD 18 april jl.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport