Speech minister Dekker bij de Habitatconferentie in de Tweede
Kamer, 12 en 13 mei 2006
Duurzame stedelijke ontwikkeling - achievements and challenges after
10 years fighting urban poverty: the role of parlementarians and other
stakeholders
Voorzitter Götz, Mevrouw Kruijsen, Dames en heren,
In 2002 konden filmkijkers in het westen kennis maken met een film die
het leven in de sloppenwijken van de derde wereld wel heel dichtbij
bracht. Cidade de Deus, De stad van God, in de regie van Fernando
Meirelles toonde het leven in de favela's van Rio de Janeiro - de
hardheid, de armoede, de uitzichtloosheid. Het kwam allemaal aan bod.
Net als trouwens de waardigheid van de bewoners die tegen de stroom in
proberen er het beste van te maken.
Het lijkt misschien exotisch - de slums van Rio. Maar het is goed te
bedenken dat er een eeuw geleden ook in Nederland sloppenwijken waren.
Denk maar aan de Jordaan. Tegenwoordig een hippe buurt vol
tweeverdieners, destijds een Dickensiaanse vergaarbak van ellende en
achterstand.
Het verschil tussen het Amsterdam van 1900 en de vele megasteden in de
huidige ontwikkelingslanden is echter groot. Slumvorming vindt er nu
op veel grotere schaal plaats dan destijds in Europa. Het aantal
stadsbewoners in ontwikkelingslanden neemt elk jaar met 3 procent toe.
De sloppenwijken groeien gestaag.
In Nederland is het al sinds een eeuw de taak van de overheid om te
voorzien in adequate huisvesting voor iedereen. Daar zijn we aardig in
geslaagd, hoewel we nog altijd met hardnekkige problemen kampen. Er is
een aanzienlijk woningtekort, we maken ons zorgen over het afglijden
van verouderde stadswijken en we vechten tegen groeiende segregatie
van bevolkings en inkomensgroepen. Dit alles staat natuurlijk in geen
verhouding tot aard en omvang van deze problemen in de grote steden
van de Derde Wereld. Toch bieden onze honderdjarige
volkshuisvestingstraditie en de huidige aanpak op het gebied van
huisvesting aanknopingspunten voor andere landen.
Nederlandse situatie
Één derde van de 6,7 miljoen woningen in Nederland maakt als eigendom
van woningcorporaties deel uit van de sociale sector. De honderd jaar
oude roots van deze semi-private organisaties liggen bij de
woningbouwverenigingen. Initiatieven vanuit de gegoede burgerij ter
(zedelijke) verheffing van het volk. Overheid en corporaties zijn dus
van oudsher partners in wat lang de 'volkshuisvesting' heette. Die
verbondenheid is er nog steeds. De organisaties zonder winstoogmerk
zijn gehouden hun 'maatschappelijk vermogen' te investeren in sociale
huisvesting en wijkverbetering. Dat geeft corporaties een grote rol in
de woningmarkt. En daarmee op de ontwikkeling van steden.
Dat maakt ze tot één van mijn belangrijkste gesprekspartners. En tot
een cruciale bondgenoot in mijn streven naar de ontwikkeling van
Krachtige Steden in Nederland. Ik geef dat streven op verschillende
manieren vorm.
In de eerste plaats jaag ik de stedelijke vernieuwing aan met een
landelijk investeringsbudget (ISV-geld). Dit budget (ca. Euro 500
miljoen per jaar) dient vooral als trigger money voor stedelijke
vernieuwing en het wegnemen van blokkades. Om hiervoor in aanmerking
te komen, moeten gemeenten een meerjarenontwikkelingsprogramma (MOP)
opstellen. Meetbare doelen en samenwerking met de private sector staan
hierin centraal.
Gemeenten worden gestimuleerd om vernieuwende projecten te ontwikkelen
- daar is een apart innovatie-potje (IPSV) voor. Dit is niet zo zeer
een subsidie als een investering. Een investering in sociale cohesie,
en in economische kansen. In duurzaamheid en in leefbaarheid. Voor
krachtige steden waarin mensen van verschillende inkomensgroepen en
herkomst een bestaan en een thuis kunnen vinden.
In de tweede plaats is er de zogenaamde 56-wijken aanpak . Op
voordracht van de 30 grootste steden zijn 56 aandachtswijken
aangewezen. Wijken met een stapeling van grotestadsproblemen en een
eenzijdige woningvoorraad.
Samen met lokale bestuurders, met corporaties ,bedrijven én bewoners
pakken we de achterstanden in deze wijken voortvarend aan. Door
investeringen te bundelen door samen met onderwijs, zorg en politie te
werken aan de sociale component van wijkverbetering en door elkaar af
te rekenen op resultaat.
Dames en heren,
Het gaat bij stedelijke vernieuwing om twee dingen: samenpakken van
sociaal en fysiek. Betrekken van publieke en private partijen. Twee
sleutels tot succes bij de aanpak van wat in onze verhoudingen
achterstandswijken zijn. Het motto van vandaag: Be Involved is in
ieder geval ook zeer van toepassing op de Nederlandse situatie.
Het belangrijkste resultaat van mijn beleid is de omslag in het denken
over stedelijke vernieuwing. Een omslag van bedreigingen keren naar
kansen pakken. Van een eenzijdige nadruk op fysieke investeringen
(sloop en nieuwbouw), naar een integrale aanpak waarbij ook de sociale
component (veiligheid, participatie) recht wordt gedaan. Niet alleen
repressief waar dat moet, maar ook gericht op perspectief voor
bewoners: onderwijs, werk en voor burgers zichtbare verbeteringen in
de woonomgeving.
Een woonomgeving die schoon, heel, veilig en gezond is. Een wijk om
trots op te zijn. Niet alleen nu, maar ook later. Zo krijgen buurten
vertrouwen in zichzelf en de toekomst. Want een wijk is meer dan een
verzameling gestapelde stenen. De mensen en hun onderlinge banden
maken de wijk - of breken hem.
Dames en heren,
Ik heb u verteld over de manieren waarop we in Nederland werken aan
duurzame stedelijke ontwikkeling. Maar we doen dat ook in
internationaal verband. Geïnspireerd door de Habitat Agenda van de
Verenigde Naties draagt mijn ministerie ook in Midden- en Oost-Europa
en in Zuid Afrika een steentje bij.
Tijdens de laatste EU Ministersconferentie over Wonen, in maart in
Praag, stond hoogbouw centraal. Het was onder mijn co-voorzitterschap
dat deze problematiek op de Europese agenda kwam te staan.
Als vervolg daarop treffen we voorbereidingen voor een pilot-project
duurzame hoogbouwrenovatie in Slowakije. Later dit jaar zal een
uitvoeringsorganisatie worden opgericht die vorm gaat geven aan een
publiek-privaat partnerschapsverband.
De problemen met hoogbouw in de nieuwe EU-lidstaten, maar ook in
landen als Oekraïne of Moldavië, zijn groot. Ruim één-derde van de
totale woningvoorraad bestaat er uit flats. Vaak in zeer omvangrijke
en eentonige wijken.
Doordat het gros van deze gebouwen onvoldoende duurzaam is, wordt veel
geld (onnodig) besteed aan energie. Terugdringing van dat verbruik is
goed uit oogpunt van kosteneffectieve exploitatie en milieu.
Daarnaast is er sprake van ernstig achterstallig onderhoud en blijft
renovatie uit. Bijvoorbeeld omdat effectieve beheersstructuren
dikwijls ontbreken.
Juist op deze gebieden menen we vanuit onze ervaring bij te kunnen
dragen aan het opzetten van verenigingen van eigenaren en andere
eigendoms- en beheersstructuren.
Natuurlijk zijn de problemen van de Plattenbau van een andere orde dan
die van de sloppen van Rio de Janeiro. Toch spreekt men bij de VN van
"(potentiële) verticale sloppen".
Dan de Nederlandse activiteiten buiten Europa. In het kader van ons
Memorandum Of Understanding op het gebied van volkshuisvesting, heb ik
enkele weken geleden een bezoek gebracht aan Zuid Afrika.
Een afvaardiging van diverse Nederlandse gemeenten en maar liefst
twintig woningcorporaties waren daarbij van de partij. Ik ben zeer
verheugd - om niet te zeggen trots - op hun betrokkenheid. Het is dan
ook niet overdreven als ik zeg, dat er geen ander land is waar
Zuid-Afrika zo nauw mee samenwerkt op "habitat"gebied als met
Nederland.
Ik heb daar verschillende binnenstedelijke herstructurerings-projecten
bezocht. Social Housing Institutions bouwen er huurwoningen voor lage
inkomensgroepen en bieden zo een begin van perspectief voor bewoners..
Ik heb ook gezien hoe daar met steun van Nederlandse corporaties niet
alleen betaalbaar, maar ook energievriendelijk en duurzaam wordt
gebouwd. Daarmee slaan we opnieuw meerdere vliegen in één klap: bouwen
voor de armen, zuinig met energie, duurzaam.
Uitdaging voor de toekomst
Dames en heren,
Duurzaamheid is natuurlijk niet alleen een economische en sociale
kwestie - het is minstens evenzeer een opdracht om verantwoordelijk
met natuur en milieu om te gaan. Ook daar levert Nederland een
bijdrage aan.
Zo staat het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking andere landen
terzijde met kennis en kunde op het gebied van water en sanitatie, en
van capacitybuilding. De leefomstandigheden in stedelijk gebied varen
daar wel bij. Ambtenaren van mijn ministerie, maar ook van
Ontwikkelingssamenwerking zijn daarom gedetacheerd bij het UNEP - UN
HABITAT secretariaat in Nairobi.
Duurzame stedelijke ontwikkeling en een verantwoord milieubeheer
ontmoeten elkaar op nationaal niveau. Daar wordt beleid gemaakt,
uitgevoerd en zo nodig veranderd. Zeker in ontwikkelingslanden die
overwegend sterk gecentraliseerd zijn en waar lokale overheden
nauwelijks over eigen middelen beschikken. Om decentralisatie te
ondersteunen is capacity building nodig. De aanbevelingen van een
recent - door Nederland gefinancierd - international review
Sustainable Cities Programme sluiten hierbij aan.
De aanbevelingen van een recent international review van het
Sustainable Cities Program sluiten hierbij aan. Volgens het review is
het wenselijk om na 2007 een gemeenschappelijke UNEP/UN Habitat urban
environment strategy te formuleren.
Dames en heren,
Stad van God' als titel voor een film over sloppenwijken klinkt
natuurlijk wrang. Maar met een beetje geluk kunnen we steden
daadwerkelijk iets goddelijker laten zijn. De beelden van de favela's
confronteren ons met de leefomstandigheden van veel mensen in Rio en
een steeds groter deel van de wereldbevolking. De aanstekelijke
levenslust die uit de film spreekt laat ehter zien dat de veerkracht
van mensen groot is. Het laat zien dat onze inzet voor betere woon en
leefomstandigheden uiteindelijk niet gaat over stenen en structuren,
maar over perspectief voor mensen in de steden van de wereld.
Die steden zullen voorlopig blijven groeien. De komende jaren zullen
we ons dus nog harder in moeten zetten om de stedelijke agglomeraties
leefbaar te maken en te houden.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer