Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van minister Dekker tijdens haar bezoek aan de Drentse Bouwsociëteit te Hoogeveen, op 3 mei 2006

Dames en heren,

Dit is al de tweede keer in anderhalve week dat ik voor een werkbezoek naar het Noorden kom. Eerder voor het TT-project in Assen, de investeringen in Assen Zuid, de woningbouw in Groningen. Nu voor de Habitat-gebieden, de 56-wijken aanpak in Emmen, de prijs voor het Fochterloërveen en het bijzondere Veenhuizen.
Ik besef echter heel goed dat die aandacht alleen niet voldoende is. U heeft mij gevraagd te spreken over de ruimtelijke ontwikkeling, de woningbehoefte, de woningmarkt in Drenthe, de bouwproductie en de rol van de corporaties. Dat doe ik graag en ik zal daarbij ingaan op de vragen en zorgen die hier in Drenthe leven.

Ruimtelijk beleid
Drenthe kent in de Nota Ruimte vele gebieden die door de. De Vogel- en Habitatrichtlijn is een Europees gegeven en de nationale overheid zal daarom gebieden die daaronder vallen expliciet aandacht geven. Deof de Ecologische Hoofdstructuur worden beschermd is een nationaal construct om de natuurwaarden te verbeteren, maar vindt ook elders in Europa aansluiting als beleidsthema. Na mijn bezoek aan Fochterloërveen vanmiddag besef ik dat terdege. Dat is lastig voor wie wil ontwikkelen en ondernemen.
Ik zie Wat mij betreft is het echter ook terecht en hoeft dat vaak geen probleem te zijn. Immers, het is een als erkenning van de bijzondere kwaliteiten van deze provincie, kwaliteiten waarvan het wonen met verschillende woontypen en -kwaliteiten kan meeprofiteren. Drenthe het Daarom daag ik u uit de ontwikkelkansen te zoeken die daarbij aansluiten.
Ontwikkelingskracht was immers het adagium. Waar u tegen grenzen aanloopt, terwijl de kwaliteit van het gebied door uw plannen naar uw mening alleen maar verbetert, roep ik u op hierover in gesprek te gaan met de overheden. Tegelijk roep ik de aanwezige overheden op dit gesprek aan te gaan en daarbij het gebied centraal te stellen, en niet de regels.
Natuurlijk zal onze VROM-Inspectie Noord blijven toetsen of u zich daarbij aan de rijksregels houdt. Niet om u dwars te zitten, maar om u te helpen een duurzame leefomgeving van hoge kwaliteit te realiseren. Regels zijn immers slechts hulpmiddelen, het doel is een werk- en leefomgeving waarmee Drenthe zich positief kan onderscheiden. Dat Drenthe als eerste in Nederland één integrale omgevingsverordening heeft opgesteld, is daarbij een belangrijk winstpunt. Dan van de provincie naar de stad: Emmen. Ik weet dat sommigen van u bezorgd zijn over het feit dat Emmen geen bijzondere status heeft in de Nota Ruimte. Het ontbreken van die status betekent echter niet dat het Rijk geen oog heeft voor wat er in Emmen gebeurt. Integendeel. Ik zie bijvoorbeeld dat de glastuinbouw in Emmen een krachtige sector is die zich hier goed verder kan ontwikkelen. Daarom is het gebied in de Nota Ruimte aangewezen als Landbouw Ontwikkelingsgebied. Emmen kan in beginsel ook gebruik maken van vergelijkbare coördinerende faciliteiten als Groningen en Assen. Als één van de G31-steden krijgt Emmen geld, aandacht en facilitaire ondersteuning voor de stedelijke transformatie, een voornaam onderdeel van het Grote Stedenbeleid. Dat onze steun werkt om de 56 wijken er weer bovenop te krijgen, heb ik eerder vandaag in Emmen gezien. Men is daar goed op dreef. Vorige week heb ik Achter de Hoven in Leeuwarden al van de 56 wijken lijst kunnen schrappen omdat daar het karwei geklaard is. Niet alleen fysiek, maar ook sociaal is de wijk weer op de been. Een enorme steun in de rug voor Emmen en de wijken in andere steden.

De belangrijkste terreinen van rijksbemoeienis heb ik genoemd. Op andere terreinen laat het kabinet de nadere invulling aan u over. De Nota Ruimte geeft slechts de basiskwaliteiten aan. Het gaat in de basiskwaliteit soms om inhoudelijke en soms om procesmatige regels. Zo vragen wij van de provincie een invulling van het beleid voor Denk bijvoorbeeld aan bouwen in het buitengebied, waarbij bundeling en het benutten van vrijkomende agrarische bebouwing aan de orde moeten komen. en de introductie van de watertoets. Het kan ook gaan om Europese richtlijnen of de nationale vertaling daarvan. Denk aan milieuwetgeving, natuurbescherming of wetten op het gebied van externe veiligheid. Provincies en gemeenten hebben en nemen wat mij betreft uiteraard de ruimte om te streven naar een hogere kwaliteit dan de specifieke ondergrens ter plaatse voorschrijft. Werk samen aan onderscheidende woon-, werk-, en leefkwaliteit in Drenthe!

De woningbouwbehoefte
Dan de woningbehoefte. Naar ik heb begrepen is er in uw provincie nogal geschokt gereageerd op de diverse berichten over krimp van de bevolking. Ik doel hier op de eind vorig jaar uitgebrachte uitkomsten van Primos 2005 en het recent uitgebrachte rapport dat in opdracht van de VROM-Raad en de Raad voor Verkeer en Waterstaat is uitgevoerd door onderzoeker W. Derks. Uw provincie zou in beide uitkomsten op termijn te maken hebben met een krimp van de bevolking. Allereerst hierop het volgende: het idee van een omslag van groei naar krimp is niet nieuw. De nieuwe gegevens lijken nu echter wel een discussie los te maken. Het kabinet zal binnenkort richting Tweede Kamer reageren. Inhoudelijk kan en mag ik dus niet specifiek op deze onderzoeken ingaan. Meer in het algemeen laten zich wel een paar dingen zeggen.
In de huidige beleidspraktijk is op alle bestuurlijke niveaus de groeigedachte al jaren dominant. Meer bezinning op een mogelijke krimp wordt nodig, zeker voor regio's die daarbij voorop gaan lopen. Na een lichte voortgaande stijging wordt volgens het CBS voor Nederland als geheel pas vanaf 2035 een lichte daling voorzien. We hebben nu 16,3 miljoen inwoners, in 2035 17,0 en in 2040 16,9 miljoen inwoners. Daar zijn beide rapporten het over eens. Het rapport Derks heeft het vooral over de beroepsbevolking van 15-64-jaar. Hier lijkt een veel eerdere terugloop aan de orde. Soms zelfs al vanaf 2012. U begrijpt dat de ontwikkeling van de beroepsbevolking iets anders is dan de benodigde woningbouw. Ik zal om dat te illustreren inzoomen op de betekenis van verdunning huishoudens. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat afspraken over woningbouwaantallen niet alleen gaan over eengezinswoningen voor een gemiddeld gezin van 3 tot 4 personen. Rijk en regio hebben vastgelegd: Groningen-Assen 22.113, Emmen 3700 en voor de rest van Drenthe ca. 4000 woningen. Dat zijn dus ook zeer veel appartementen voor jongeren, middeninkomens en oudere alleenstaanden. Ik ben van mening dat alle krimpprognoses deze afspraken voor de korte termijn tot 2010 op geen enkele wijze onder druk zetten. Er wordt niet voor leegstand gebouwd. Ik geef u dus de raad gewoon door te gaan met het nakomen van de afspraken die u hebt gemaakt. Maar wel inzoomen op bevolkingsprognoses opdat de vastgoedsector de actuele vraag niet negeert en tijdig gekeken kan worden naar voorzieningenniveau en mogelijkheden tot ombouw.
De ondertekening van de Woningbouwafspraken met Emmen en de Regio Groningen-Assen betekent dat voor beide stedelijke gebieden ca. 35 miljoen uit de BLS-middelen beschikbaar komt om de bouwproductie een impuls te geven.
Mijn streven is er op gericht in 2010 het woningtekort tot 1,5% te hebben teruggebracht. Daarnaast is er nog budget beschikbaar om het particulier opdrachtgeverschap - het bouwen van een eigen woning op een vrije kavel - te bevorderen. Drenthe ligt op koers, ook voor een zo nodig bijgestelde bevolkingsprognose. Nu geen reden om de adem in te houden, wel om vragen te beantwoorden.
De woningproductie
Uit de rapportages over de afgelopen periode blijkt dat in Drenthe ruim meer is gebouwd dan voor de zogenoemde Vinex-periode was afgesproken. Als deze lijn wordt doorgetrokken dan wordt de doelstelling voor 2010 zeker gehaald. Desalniettemin krijg ik signalen waar ik met u graag even bij stil zou willen staan. Die signalen komen onder meer van de deskundigen uit mijn VROM-Aanjaagteams en het overleg dat ik vorig jaar op 2 november heb gehad met de ondertekenaars van de Convenanten Woningbouwafspraken. Twee dominante knelpunten bij het ontwikkelen van bouwlocaties komen telkens naar voren: de moeizame procedures voor de bouw en de afzetproblemen op de woningmarkt. De schuldvraag lijkt betrokkenen soms meer bezig te houden dan de oplossing, maar daar kopen we niets voor. Zonder daarom verder in te gaan op de analyses van die knelpunten wil ik elk van de betrokken spelers een advies meegeven:

De provincie
De lokale overheid wil vaak meer dan u wenselijk acht. Ik heb vernomen dat in het Noorden zelfs restrictief beleid wordt uitgevoerd tot op het niveau van bouwvergunningen. Dat lijkt mij enorm stagnerend en frustrerend voor (ook kleine) bouwstromen. Naar mijn idee moeten restricties niet verder gaan dan fasering van bestemmingsplannen.

De gemeente
Vaak wordt een traject enorm vertraagd door discussies over de prijs-kwaliteitverhouding en toerekening. De hoogte van de grondprijs, of dat nu residueel of quotering is, speelt daarbij een grote rol. Mijn advies hierbij is; geef tevoren duidelijkheid over beide. En doe dat niet tijdens de bouwonderhandelingen. Dan weet de bouwer/ontwikkelaar of corporatie tijdig hoe te tekenen en te rekenen.

De bouwer-ontwikkelaar
Voor wie de schoen past.Ik krijg van burgers veel klachten over het weinig consumentvriendelijk optreden van bouwers. En met name in de regio's waar een redelijk gespannen woningmarkt is, dus om de wat grotere steden. Denk niet dat dit in uw provincie niet voorkomt. Vooral bij bouwcombinaties die met brochureontwerpen, modulaire bouwsystemen en gestandaardiseerde meerwerkopties werken. Deze 'technische' attitude werkt frustrerend voor kopers. Als je van de overheid flexibiliteit vraagt, mag je dat ook van bouwers verwachten.

Het ministerie VROM en deregulering
Wat doet VROM eraan? Deregulering! Regels zijn hulpmiddelen, ik zei het hiervoor al. Maar gelooft u mij: het afschaffen of wijzigen van wet- en regelgeving kost net zoveel, zo niet meer, tijd en energie dan het maken ervan! Maar we liggen op koers!
Zoals u wellicht bekend uit enkele pilots in het land, onder andere in de gemeente Tynaarlo, zijn we druk bezig met de voorbereiding van de Omgevingsvergunning, eerder de VROM-vergunning genoemd. Het streven is die uiterlijk per 1 januari 2008 in te laten gaan. Hiermee worden termijnen en inspraakmomenten van afzonderlijke wetten dusdanig gesynchroniseerd, dat een aanzienlijke tijdwinst wordt geboekt. De coördinatieregeling bij de Wet Stad en Milieu is hiervan al een voorloper.
Om voor 2008 binnen de huidige regels al tijdwinst te boeken, zal er dit jaar door mijn ministerie veel aandacht besteed worden aan kennisoverdracht bijvoorbeeld met workshops rond het verbeteren van het huidige vergunningsmanagement. Die aandacht richt zich op bestuurders en beleidsmedewerkers van gemeenten.

De rol van de corporatie
Vorig jaar is het Noordelijke Convenant ondertekend tussen 22 corporaties in Groningen, Friesland, Drenthe en NW-Overijssel. Samen hebben zij in totaal 85-90 % van de huurwoningen in die provincies in bezit. Dit convenant is daarmee een voorbeeld voor andere regio's. Inmiddels is er ook een zelfde afspraak tussen twaalf corporaties binnen de regio Groningen-Assen. Uitstekende initiatieven met goede bouwresultaten in het eerste jaar. Ook de wijkvernieuwing ligt in het eerste jaar van het convenant in Drenthe goed op koers. In het kader van mijn nieuwe huurbeleid - en ik ben er trots op dat het nu door de Tweede Kamer is - speelt de woningbouwopgave ook een belangrijke rol. Door de schaarste op te heffen en gevarieerder te bouwen wordt de keuzevrijheid voor mensen die op zoek zijn naar een passende woning, aanzienlijk vergroot. Dat biedt ook de mogelijkheid om voor een deel van de huurvoorraad de huren meer in overeenstemming te brengen met de kwaliteit van de woning.

Tot slot
Met de hiervoor aangegeven thema's en maatregelen durf ik te stellen dat wij als kabinet het Noorden niet vergeten zijn. U heeft de mogelijkheden gekregen om op Drentse wijze, dat wil zeggen met realistisch zelfvertrouwen, de opgave voor de komende jaren aan te kunnen. En dat op een zodanige wijze dat de kwaliteit van deze mooie provincie behouden blijft. Dat is niet alleen een doel op zich, maar ook belangrijk kapitaal voor een provincie die zich met een onderscheidende woon-, werk-, en leefomgeving wil profileren. Ik wens burgers en bestuurders van Drenthe, maar vooral ook de bouwsociëteit en anderen op vastgoedterrein, veel succes bij het invullen van deze opgave.