Antwoorden op kamervragen van Schippers en Aptroot over het KNGF
Kamerstuk, 3-5-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2676972
3 mei 2006
Antwoorden van de minister, mede namens de minister van Economische
Zaken, op Kamervragen van de Kamerleden Schippers en Aptroot over het
KNGF.
(2050611370)
Vraag 1
Bent u op de hoogte dat het Koninklijk Nederlands Genootschap voor
Fysiotherapie (KNGF) als belangenorganisatie van de fysiotherapeuten
namens een aantal individuele klagers en als derdebelanghebbende
bezwaar heeft aangetekend tegen de besluiten van de NMa d.d. 26 mei
2005, waarin de NMa een groot aantal klachten tegen vermeend misbruik
van machtspositie door zorgverzekeraars heeft afgewezen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte dat de NMa op 7 februari 2006 de bezwaren van
individuele fysiotherapeuten niet-ontvankelijk heeft verklaard op
grond van het feit dat zij geen belanghebbenden zijn in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht, daar zij onvoldoende onderscheidend belang
zouden hebben ten opzichte van fysiotherapeuten die geen klacht hebben
ingediend?
Antwoord 2
Ja, ik ben op de hoogte dat de NMa de individuele fysiotherapeuten
niet ontvankelijk heeft verklaard, met dien verstande dat in de
besluiten niet staat dat bezwaarmakers zich onvoldoende onderscheiden
ten opzichte van fysiotherapeuten die geen klacht hebben ingediend. In
de besluiten staat dat zij zich niet onderscheiden van willekeurige
andere fysiotherapeuten die met dezelfde wijze van contracteren door
de zorgverzekeraars worden geconfronteerd.
Vraag 3
Erkent u het dilemma, dat door het feit dat enerzijds zorgverzekeraars
standaardovereenkomsten aanbieden, waarover zij niet individueel
willen onderhandelen en anderzijds het verbod voor fysiotherapeuten om
- met uitzondering van de bagatelregeling - collectief op te treden,
de rechtsbescherming voor de individuele fysiotherapeut tekort schiet,
omdat zijn belang als onvoldoende onderscheidend wordt aangemerkt ten
opzichte van andere fysiotherapeuten?
Vraag 4
Op welke wijze kan deze lacune in de rechtspositie van de individuele
zorgaanbieder worden ingevuld?
Antwoord 3 en 4
De NMa is gebonden aan hetgeen de Algemene wet bestuursrecht en de
jurisprudentie bepalen in verband met de rechtsbescherming over het
begrip belanghebbende. Eén van de vereisten om als belanghebbende te
worden aangemerkt is dat sprake is van een persoonlijk belang. Een
persoonlijk belang wil zeggen dat de betrokkene zich daarmee in
relevante mate onderscheidt van andere betrokkenen. De NMa heeft
geoordeeld dat in dit geval niet aan dit vereiste is voldaan. Dat
betekent echter niet dat rechtsbescherming van de fysiotherapeuten te
kort schiet en dat zich een lacune in rechtspositie voordoet. De
klachten van de individuele fysiotherapeuten over het aanbieden van
standaardovereenkomsten komen immers overeen met de klachten van de
KNGF. De KNGF is belanghebbende. Aldus wordt de rechtsbescherming
gekanaliseerd naar één collectieve procedure.
Alleen indien een individuele fysiotherapeut omstandigheden naar voren
zou hebben gebracht die hem op relevante wijze onderscheiden van de
andere fysiotherapeuten (hetgeen in casu niet het geval is), zou de
collectieve procedure geen oplossing bieden. Het oordeel over of de
individuele fysiotherapeut belanghebbende is zou dan ook anders zijn
uitgevallen.
Uit bovenstaande blijkt tevens dat de vraag over de rechtsbescherming
van de individuele fysiotherapeut los staat van het in de vraag
gestelde dilemma. Het aanbieden van standaardovereenkomsten door
zorgverzekeraars sluit niet uit dat voor een individuele
fysiotherapeut omstandigheden gelden die hem belanghebbende maken.
Vraag 5
Bent u op de hoogte dat het KNGF de NMa heeft verzocht de bezwaarfase
over te slaan om spoedig duidelijkheid te hebben, en dat de NMa dit
verzoek heeft afgewezen en nu de inhoudelijke behandeling van het
bezwaar van het KNGF heeft uitgesteld tot het tweede kwartaal van
2006? Wat is uw mening over de effectiviteit van de rechtsbescherming
indien een bezwaarschriftprocedure meer dan een jaar in beslag neemt?
Deelt u de mening dat het bezwaarlijk is dat op deze wijze de uitkomst
van een eventuele beroepsprocedure zelfs niet meer kan worden
meegenomen in het contracteerbeleid van 2007?
Antwoord 5
Ik ben ervan op de hoogte dat de NMa een verzoek om rechtstreeks
beroep heeft
afgewezen. De NMa heeft haar beleid inzake rechtstreeks beroep
vastgesteld met inachtneming van de criteria uit de parlementaire
geschiedenis van de Wet rechtstreeks beroep (Stcrt. 2 september 2004,
nr. 168, p. 19) en sluit daarnaast aan bij de praktijk en
jurisprudentie inzake rechtstreeks beroep. Van de mogelijkheid van
rechtstreeks beroep blijkt weinig gebruik te worden gemaakt en daarbij
wordt nog een groot deel door de rechter terugverwezen, omdat hij de
zaak niet geschikt acht voor rechtstreeks beroep. Een en ander is
onlangs bevestigd bij de eerste evaluatie van de Wet rechtsreeks
beroep en de beleidsreactie daarop van de regering (TK 2005-2006,
27563, nr.8). Dat noopt tot een zekere terughoudendheid ten aanzien
van rechtstreeks beroep.
In casu komt daarbij dat het gaat om besluiten waarvoor de NMa de
(discretionaire) ruimte heeft om bijvoorbeeld te besluiten om geen
handhavingsmaatregelen te nemen, terwijl het bovendien gaat om een
dynamische markt in een overgangsfase. Daarbij past eerder een
inhoudelijke heroverweging van de besluiten dan dat de besluiten
geschikt zijn voor een marginale toetsing door de rechter.
In het kader van de bezwaarprocedure is een uitputtende behandeling
mogelijk waarbij zo nodig tevens onderzoek naar de meest recente
marktontwikkelingen kan worden gedaan. Om die reden heeft de NMa het
verzoek om rechtstreeks beroep afgewezen.
Met de afwijzing van het verzoek om rechtstreeks beroep is niet
gegeven dat de inhoudelijke behandeling van het bezwaar van KNGF is
uitgesteld tot het tweede kwartaal van 2006, zoals blijkt uit het
verloop van de bezwaarprocedure. Het streven van de NMa is erop
gericht in mei 2006 op de bezwaren te beslissen. Met die beslissing
kan rekening worden gehouden in het contracteerbeleid voor 2007.
Vraag 6
Deelt u de mening, dat voor een goede beoordeling van het experiment
fysiotherapie het van belang is dat duidelijkheid bestaat over de
toelaatbaarheid van het gebruik van inkoopmacht door zorgverzekeraars?
Bent u bereid een bijdrage te leveren aan de oplossing van dit
probleem?
Antwoord 6
Op verschillende manieren is duidelijkheid verschaft aan partijen over
de onderhandelingsmogelijkheden en onmogelijkheden onder de
mededingingswet. Zo heeft de NMa in 2002 in haar Richtsnoeren voor de
zorgsector de spelregels uitgelegd onder de Mededingingswet. In
december 2004 heeft de NMa het visiedocument inkoopmacht gepubliceerd.
Hierin is uitgebreid informatie verschaft over de huidige stand van
zaken van het mededingingsrecht met betrekking tot inkoopmacht. Uit de
aanvulling van de Richtsnoeren voor de zorgsector die de NMa in maart
2006 heeft vastgesteld, blijkt dat zorgmakelaars een belangrijke rol
kunnen spelen in de onderhandelingen tussen zorgaanbieders en
-verzekeraars.
Daarnaast heeft het College Tarieven Gezondheidszorg/Zorgautoriteit in
oprichting (CTG/ZAio) in juli 2005 in haar visiedocument Fysiotherapie
en de daaropvolgende eerste monitor aandacht besteed aan inkoopmacht.
CTG/ZAio zal naar verwachting in mei 2006 de monitor fysiotherapie
publiceren, waarin wordt geïnventariseerd hoe de contractaanbiedingen
van verzekeraars naar fysiotherapeuten in 2006 zijn verlopen.
Ten slotte zijn de geoorloofde vormen van samenwerking en de taken en
bevoegdheden onder andere ten aanzien van inkoopmacht van de NMa en de
Nederlandse Zorgautoriteit (indien het wetsvoorstel Wet marktordening
gezondheidszorg (WMG) door het parlement wordt aanvaard), beschreven
in twee brieven aan de Tweede Kamer .
In aanvulling hierop zullen het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, het ministerie van Economische Zaken en de NMa de
communicatie intensiveren rondom de mogelijkheden voor
onderhandelingen voor met name zorgaanbieders onder de
Mededingingswet.
Ook wil ik u wijzen op de bijgevoegde brief (MC/MO 2680033) aan de
voorzitter van het KNGF over de onderhandelingspositie van
fysiotherapeuten van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport. Deze brief heb ik u bij de behandeling van het wetsvoorstel WMG
toegezegd. (Zie bijlage).
Documenten
* Onderhandelingspositie fysiotherapeuten (nieuw venster) Brief |
3-5-2006 (pdf, 3 pag., 66 kB) Brief van de minister aan de
voorzitter van het KNGF over de onderhandelingspositie van
fysiotherapeuten.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport