Gerechtshof 's-Gravenhage


De Staat moet gebruik van extra beveiligde woning door Hirsi Ali beëindigen

Den Haag, 27 april 2006 - Het Haagse gerechtshof heeft vandaag uitspraak gedaan in een geschil tussen een aantal bewoners van een appartementengebouw in Den Haag en de Staat. De bewoners zijn het er niet mee eens dat de Staat een appartement in hun gebouw heeft gekocht en als extra beveiligde woning door Hirsi Ali laat gebruiken. Het hof heeft de bewoners in het gelijk gesteld. De Staat mag het appartement niet meer gebruiken als beveiligde woning voor Hirsi Ali.

De Staat heeft in een appartementengebouw in Den Haag een appartement gekocht en dit ingericht als extra beveiligde woning. Momenteel laat de Staat Tweede-Kamerlid Hirsi Ali in dit appartement wonen. Een aantal bewoners van de andere appartementen maakt hier bezwaar tegen. Zij vinden dat zij gevaar lopen het slachtoffer te worden als er een aanslag wordt gepleegd op Hirsi Ali terwijl zij in het gebouw is. Bovendien zeggen zij overlast te ondervinden van de beveiligingsmaatregelen die rond Hirsi Ali zijn getroffen.

Het gerechtshof heeft de bewoners grotendeels in het gelijk gesteld. Dat ontoelaatbare overlast wordt toegebracht acht het hof niet aannemelijk. Maar dat de bewoners zich binnen hun eigen appartement onveilig voelen doordat een van de appartementen in het gebouw als extra beveiligde woning voor Hirsi Ali is ingericht, is naar het oordeel van het hof reëel. Omdat de bewoners zich onveilig voelen op de plaats waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen: hun eigen woning, is een inbreuk gemaakt op hun woonrechten. Nu voor deze inbreuk op art. 8 EVRM geen wettelijke grondslag is, moet de Staat ervoor zorgen dat Hirsi Ali het appartement binnen vier maanden verlaat.

Het hof heeft bij de vraag welke voorziening in dit geval passend is het belang van Hirsi Ali om niet (weer) te hoeven verhuizen meegewogen. Het hof heeft onder ogen gezien dat Hirsi Ali vanwege de verkondiging van haar opvattingen voortdurend onder dreiging van geweld jegens haar persoon moet leven en in korte tijd meerdere malen haar woon- of verblijfplaats heeft moeten wijzigen. De fout van de Staat om haar zonder een wettelijke voorziening in haar huidige appartement te huisvesten mag echter niet op de bewoners, die hiermee niet hebben ingestemd, worden afgewenteld. Het hof acht ook voldoende aannemelijk dat indien aan de huidige situatie geen eind komt meerdere bewoners zich vanwege hun gevoel van onveiligheid gedwongen zullen voelen hun appartement in het gebouw te verkopen of te verlaten; enkelen hebben dit reeds gedaan.

Specifieke omstandigheden

Het oordeel van het hof is gebaseerd op de specifieke omstandigheden van dit geval en meer in het bijzonder op het feit dat de extra beveiligde woning wordt bewoond door Hirsi Ali. Er is onvoldoende grond om thans reeds te concluderen dat ook bij bewoning door andere beveiligde personen sprake zal zijn van inbreuk op art. 8 EVRM.

Cassatie

Partijen hebben acht weken de tijd om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.

Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage Datum actualiteit: 28 april 2006