WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : VD. 2006/1253
datum : 28-04-2006
onderwerp : Vragen van het lid Ormel, beëindiging verplichte
vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
In antwoord op de vragen die het lid Ormel (CDA) van de Tweede Kamer
stelde over het besluit van het Productschap voor Vee en Vlees tot
beëindiging van de verplichte vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky
bij varkens, bericht ik u het volgende.
Vraag 1
Wat vindt u van het besluit van het PVV (Productschap voor Vee en
Vlees) om de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky te gaan
verbieden, terwijl er nog geen bestrijdingsplan is opgesteld?1
Antwoord
Blijkens de gegevens die mij ter beschikking staan is het besluit van
het bestuur van het PVV mede gebaseerd op een conceptbestrijdingsplan.
Dit plan is door alle betrokken partijen bediscussieerd en verkeert in
de eindfase. Het besluit is overigens een voorontwerp dat gedurende
één maand openstaat voor reacties en bovendien het akkoord behoeft van
de Sociaal-Economische Raad (SER). Pas daarna kan een definitief
besluit worden vastgesteld.
Vraag 2
Geldt dit eventuele verbod ook als er ziekte van Aujeszky uitbreekt in
een buurland?
Antwoord
Het besluit van het bestuur van het PVV voorziet in de mogelijkheid om
bij een dreigende uitbraak vaccinatie te verplichten. Een uitbraak in
een buurland kan aanleiding zijn om daartoe over te gaan.
Vraag 3
Acht u het zinvol om fokdieren en zeugen te blijven vaccineren?
Antwoord
Of het verstandig is om de verplichte vaccinatie te beperken tot
fokdieren en zeugen in plaats van alle varkens is voor een deel te
becijferen in baten en lasten, maar die is ook omgeven met
onzekerheden. Die keuze is de verantwoordelijkheid van de betrokken
partners.
Ik wil u in dit verband verwijzen naar de rapportage van het Centraal
Instituut voor DierziekteControle-Lelystad (CIDC-Lelystad) over het
onderzoek naar de mogelijkheid om de verplichte vaccinatie bij
vleesvarkens te beëindigen, die ik aan uw Kamer toezond per brief met
het kenmerk VD. 2006/1226.
Vraag 4
Waarom kunnen bedrijven niet op vrijwillige basis besluiten om te
vaccineren?
Antwoord
De diergezondheidsstatus die de EU aan een land toekent en de
acceptatie van deze diergezondheidsstatus door andere landen in het
handelsverkeer berust mede op het voldoen aan de daarbij behorende
verplichtingen door álle bedrijven in dat land. Vrijwilligheid met
betrekking tot het wel of niet toepassen van essentiële maatregelen
door individuele bedrijven is daarbij niet aan de orde.
Vraag 5
Acht u een eventuele uitbraak van de ziekte van Aujeszky een risico
voor de export en vindt u een geschatte schade van 30 miljoen euro
reëel?
Antwoord
De kans op een uitbraak en de risico's voor de export zijn
onzekerheden, waarop ik wijs in mijn antwoord op vraag 3. Elk bedrag
dat daarbij wordt aangegeven is arbitrair en afhankelijk van de
vooronderstellingen die aan de berekeningen ten grondslag liggen.
Vraag 6
Kunt u garanderen dat er geen gezonde dieren gedood zullen worden bij
een eventuele uitbraak van de ziekte van Aujeszky?
Antwoord
Één van de randvoorwaarden die ik aan het bedrijfsleven heb gesteld,
luidt dat geen gezonde dieren preventief mogen worden gedood. In het
conceptbestrijdingsplan van het PVV is hiermee rekening gehouden.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 het Agrarisch Dagblad, 13 april 2006
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit