Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

WOB-verzoeken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : VD. 2006/1226
datum : 27-04-2006
onderwerp : Stoppen met verplicht vaccineren bij varkens tegen Aujeszky
bijlagen : 1

Geachte Voorzitter,

In het overleg met de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 8 december 2005 is gesproken over de bestrijding van de ziekte van Aujeszky bij varkens en de mogelijkheid om de verplichte beschermende vaccinatie te beëindigen. Zoals besproken heb ik de mogelijkheid laten onderzoeken om de verplichting tot vaccinatie bij vleesvarkens te stoppen. Ik stuur u hierbij de rapportage daaromtrent van het Centraal Instituut voor Dierziekte Controle-Lelystad (CIDC). Verder geef ik u in deze brief mijn belangrijkste overwegingen weer wat betreft dit onderwerp.

In de huidige situatie bestaat de verplichting om alle categorieën varkens volgens schema te vaccineren tegen de ziekte van Aujeszky met een zogenoemd herkenbaar vaccin (een herkenbaar vaccin is in de respons te onderscheiden van een besmetting met het veldvirus). Deze verplichting is in 1993 ingesteld om de dieren te beschermen tegen het ziekmakende veldvirus. Door de vaccinatie zou het aantal dieren teruglopen, dat drager van het veldvirus wordt. Door het uitselecteren van deze dieren zou het virus uit Nederland kunnen worden verdreven. De verplichting om te vaccineren geldt voor alle varkenshouders en is neergelegd in een autonome verordening van het Productschap voor Vee en Vlees.

De bestrijding van de ziekte van Aujeszky door middel van vaccinatie is succesvol gebleken. Al meer dan 5 jaar zijn geen besmettingen meer vastgesteld zoals blijkt uit de negatieve uitslagen van de bewakingsonderzoeken.
Daarmee is de discussie ontstaan of de verplichte beschermende vaccinatie kan worden beëindigd. Dit vormde de aanleiding van het overleg op 8 december vorig jaar.

Het stoppen van het verplicht vaccineren van de varkens tegen de ziekte van Aujeszky heeft zowel voor- en nadelen. Zo leidt het desgevraagd na één jaar tot een erkenning door de Europese Unie (EU) voor een hogere diergezondheidsstatus voor deze dierziekte, de zogenoemde artikel 10-status. Daarmee ontstaan ruimere mogelijkheden voor export, vervalt verplicht onderzoek bij de exporten en vervallen de hoge vaccinatiekosten. Daarnaast is het welzijn van de dieren gebaat bij het vervallen van de verplichte vaccinatie en de bloedafname ter controle van de vaccinatie.
Daartegenover ontstaat bij het beëindigen van de verplichte vaccinatie op termijn een varkenspopulatie die niet langer is beschermd tegen insleep van een besmetting. Een eventuele virusinsleep zal dan gemakkelijker leiden tot een uitbraak. Het risico van een eventuele insleep is echter gering, omdat in de ons omringende landen de varkenspopulatie ook vrij van deze dierziekte is. Niettemin blijft het risico van virusinsleep bestaan. Dit risico is in hoge mate afhankelijk van de zorgvuldigheid in het handelsverkeer. Handelsverkeer dat in een uitdijende EU eerder zal toenemen dan afnemen.

Mede tegen deze achtergrond is in de discussie de mogelijkheid geopperd om de verplichte beschermende vaccinatie alleen op te heffen bij vleesvarkens. Onbekend waren de effecten van een dergelijke maatregel en daarom heb ik de Kamer toegezegd dit te laten onderzoeken.

Ik heb CIDC-Lelystad gevraagd aan te geven wat de gevolgen zijn als de verplichte beschermende vaccinatie bij vleesvarkens tegen de ziekte van Aujeszky wordt gestopt. Het CIDC-Lelystad geeft voor het al of niet handhaven van de vaccinatieverplichting voor een deel van de varkensbedrijven (opfok, zeugen) een aantal bevindingen weer met betrekking tot het risico van de introductie van het virus bij de varkens, de gevolgen van die introductie, de signalering op basis van klinische verschijnselen en het mogelijke effect op de maternale immuniteit.

In aansluiting op deze rapportage wil ik opmerken dat het na het stoppen van de verplichte vaccinatie ter preventie van een besmetting, ongeacht of dat nu uitsluitend betrekking heeft op vleesvarkens of op alle varkens, mogelijk blijft om vaccinatie in te zetten bij een eventuele besmetting of bij een serieus risico op een besmetting. Het vaccinatie-instrument is naast een middel om het risico van een besmetting in te perken ook een uitstekend en effectief middel om een besmetting te bestrijden.
In dit verband wijs ik erop dat vaccineren bij een uitbraak feitelijk de verplichte bestrijdingsmethode is als gevolg van de randvoorwaarden die ik heb gesteld aan het meewerken van de beëindiging van de verplichte beschermende vaccinatie en aanvragen van de artikel
10-status. Randvoorwaarden die ik voor de volledigheid herhaal:
* bestrijding op basis van een door alle betrokken organisaties gedragen plan;

* geen (preventieve) ruiming van gezonde dieren,
* uitvoering en financiering door bedrijfsleven.

Mede op basis van de rapportage van het CIDC-Lelystad heeft het bestuur van het Productschap voor Vee en Vlees verdere stappen genomen om te komen tot beëindiging van de verplichte vaccinatie. Ik zal deze stappen en het bestrijdingsplan dat daarbij aan de orde is, beoordelen op basis van de eerder genoemde randvoorwaarden.

De antwoorden op de Kamervragen van de heer Ormel over dit onderwerp (d.d. 19 april jl.) zal ik u overigens over twee weken doen toekomen.

Tot slot stel ik vast dat het stoppen van de verplichte beschermende vaccinatie bij een deel of alle bedrijven ten opzichte van het handhaven van deze verplichte vaccinatie, met onzekerheden blijft omgeven.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Bijlage bij kamerbrief VD. 2006/1226 - Stoppen met verplicht vaccineren bij varkens tegen Aujeszky