Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Brief mr. Visserhuis over indiceren joodse ouderen

Kamerstuk, 28-4-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2678722

28 april 2006

Hierbij geef ik u mijn reactie op de brief van het mr. L.E. Visserhuis, een joods verzorgingshuis te Den Haag.

Het invoeren van de modernisering van de AWBZ betekende voor wat betreft de indicatiestelling dat onafhankelijk en objectief de individuele zorgvraag wordt onderzocht. Het CIZ brengt de specifieke problematiek van elke zorgvrager in beeld en weegt dit af tegen een mogelijke aanspraak op AWBZ-zorg.
In die werkwijze is sinds de invoering van de functiegerichte indicatiestelling in 2003 meer uniformiteit gekomen. Uit de brief van het mr. L.E. Visserhuis kan ik niet direct opmaken wat de betrokkenheid van het Joods Maatschappelijk Werk bij het indiceren van de groep joodse ouderen in het verleden inhield. Wet wil ik benadrukken dat de invoering van een onafhankelijke, objectieve indicatiestelling voor de AWBZ niet betekent dat een joodse oudere zich niet kan laten ondersteunen bij het indienen van een aanvraag voor AWBZ-zorg.
Sinds de invoering van de functiegerichte indicatiestelling in 2003 zijn de aanspraken niet veranderd. Nog steeds kan iemand van de doelgroep joodse ouderen, die aanspraak maakt op AWBZ-zorg en ook is aangewezen op een beschermende woonomgeving, een indicatie voor verblijf krijgen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp