WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : Viss. 2006/2137
datum : 27-04-2006
onderwerp : Effecten van fosfaat addities in het verleden en
mogelijkheden voor onderzoek
bijlagen : 1
Geachte Voorzitter,
Op 14 december 2005 heeft de heer Buijs in een algemeen overleg met de
vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij gevraagd
na te gaan of het evenwicht tussen fosfaat en stikstof in water
hersteld kan worden om de hoeveelheid voedsel in het Nederlandse
watersysteem te laten toenemen. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd het
RIVO te vragen om middels een literatuurstudie de hypothese te
onderzoeken dat fosfaat toevoegen aan de zee gunstig is voor de
productiviteit van het zee-ecosysteem. Het gaat specifiek om de
relatie tussen nutriënten (met name fosfaat) en visproductie, en de
vraag welke mogelijkheden er zijn of niet zijn om deze relatie
experimenteel in het veld te onderzoeken.
Het rapport van dit onderzoek is opgeleverd en bied ik u hierbij aan.
De conclusies zijn: mogelijke effecten van fosfaattoevoegingen aan zee
zijn waarschijnlijke verhoging van de algenproductie (onder andere
afhankelijk van periode van uitvoering), verschuiving van algensoorten
en toename van zooplankton en schelpdieren. Of dit zich vervolgens
doorvertaalt naar een extra productie van hogere organismen, waaronder
garnalen, kreeften en vis, achten de onderzoekers uiterst onzeker.
Visserij in de Nederlandse kustwateren is met name gericht op de
vangst van schol en tong. Het effect van fosfaattoevoeging aan het
Nederlandse kustwater op de oogstbare biomassa van deze hoog in de
voedselketen staande soorten lijkt totaal onvoorspelbaar. Het is
daarom uiterst twijfelachtig of fosfaattoevoegingen de rentabiliteit
voor de sector zullen verhogen. Fosfaat zal zich kunnen ophopen en
door transport van de watermassa's langs de kust kan een deel van het
overschot in andere - meer gevoelige - gebieden terechtkomen. Zo kan
het lokaal tot een verhoogde kans op zuurstofloosheid leiden of de
kans op plaagalgen vergroten.
Een experimenteel onderzoek in het veld acht ik op dit moment niet
opportuun, vanwege de geschetste onzekerheden en de mogelijke
negatieve bijeffecten. De komende tijd zal het rapport verder
besproken worden met onderzoekers, bedrijfsleven en NGO's. Mocht deze
discussie leiden tot een ander standpunt dan zal ik u informeren.
Tot slot wil ik vermelden dat ik in samenspraak met OCW en andere
betrokken departementen bevorder dat het NWO de komende jaren in het
kader van een Nationaal onderzoeksprogramma Zee- en kustonderzoek
aandacht zal besteden aan het thema 'Dalende draagkracht:
Wetenschappelijke verklaringen en maatschappelijke consequenties'. Op
basis van dat onderzoek zal het mogelijk zijn meer betrouwbare
voorspellingen te doen over de effecten van nutriënten in de
kustwateren.
De literatuurstudie van het RIVO kan daarin een verdieping krijgen,
waarbij de draagkracht van het gehele mariene zee-ecosysteem bekeken
zal worden.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Effecten van fosfaat addities in het verleden en mogelijkheden voor
onderzoek - een bureau studie naar de mogelijke effecten van
fosfatering van de zee op de visproductie
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit