Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Persbericht ministerraad
28 april 2006

EXTRA MAATREGELEN OM SCHOOLUITVAL VERDER TE LATEN DALEN

Het aantal voortijdig schoolverlaters begint te dalen, van 64.000 in 2004 naar 57.000 vorig jaar. De ministerraad heeft op voorstel van minister Van der Hoeven en staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestemd met een pakket extra maatregelen om ervoor te zorgen dat in 2010 de schooluitval is teruggebracht tot de helft van 2002 (maximaal 35.000). Zo wordt de leerplicht verlengd, komen er duizenden extra stageplaatsen en wordt de nazorg geregeld voor leerlingen die van VMBO naar MBO overstappen. Er komen afspraken met de twaalf regio's met de meeste uitval om die uitval nog dit jaar met tien procent terug te dringen.

Voor het pakket aan maatregelen is in 2006 81 miljoen euro extra beschikbaar. Dat bedrag loopt op tot 270 miljoen euro in 2010. Het aantal nieuwe schoolverlaters - in 2002 nog 71.000 jongeren tussen 12 en 23 jaar - moet in 2010 gehalveerd zijn. De maatregel die het meeste resultaat oplevert in de strijd tegen de uitval is de verlenging van de leerplicht tot 18 jaar, tenzij een leerling al een diploma op het niveau van een startkwalificatie heeft gehaald. Naar verwachting levert dit een daling op van het aantal uitvallers van 13.000 leerlingen per jaar. Uit onderzoek blijkt dat 17-jarigen de grootste groep uitvallers vormen. De verlenging van de leerplicht gaat in op 1 augustus 2007. Deze verlenging betekent niet dat leerlingen elke dag in de schoolbanken hoeven te zitten. Praktijkleren is voor hen ook een optie.
Voorkomen van schooluitval blijft de kern van de aanpak. Daarom wordt geïnvesteerd in taal (via voor-en vroegschoolse educatie en schakelklassen) en in aantrekkelijker en praktijkgerichter onderwijs. Coaching van leerlingen door studenten zal worden gestimuleerd en er komt een uitbreiding van de zogenaamde zorgadviesteams rond de scholen. Deze teams zorgen ervoor dat jongeren met problemen niet van het kastje naar de muur gestuurd worden. Verder wordt het aantal stageplaatsen uitgebreid, controleert de inspectie of scholen wel een toereikend verzuimbeleid voeren en krijgen scholen veel ruimte voor meer praktijk in het onderwijs. Regels die dat nu nog in de weg staan, zoals het maximum van zestig uur stage in het derde leerjaar van het VMBO, worden geschrapt.

Met deze en andere maatregelen moet schooluitval worden teruggedrongen. Toch zullen er jongeren blijven die zonder startkwalificatie uitvallen. Meer dan de helft van deze jongeren kiest bewust voor werk en vindt een vaste baan (de zogenaamde opstappers). De overige schoolverlaters (de uitvallers) lukt dat om verschillende redenen niet. Voor deze jongeren wordt een oplossing op maat geboden. De opstappers krijgen door samenwerking tussen werkgevers en scholen de mogelijkheid om te leren op de werkvloer. Ook als de school niet meer betrokken is, kunnen zij erkenning krijgen voor wat zij in de praktijk hebben geleerd. Met de erkenning van elders verworven competenties kunnen zij alsnog een startkwalificatie behalen. Voor de uitvallers, die niet werken en niet leren, komt er een meld- en informatieplicht, die gemeenten extra mogelijkheden geven deze jongeren weer naar school of een baan te begeleiden. Daarbij wordt het makkelijker om tussentijds in te stromen in een opleiding.

RVD, 28.04.2006