Ministerie van Justitie
Persbericht ministerraad
28 april 2006
KABINET PAST PROCEDURES AAN VOOR BUITENLANDSE RECHERCHEBUREAUS
Buitenlandse particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
kunnen in Nederland makkelijker aan de slag omdat meer rekening wordt
gehouden met de beroepseisen waaraan zij moeten voldoen in het land van
vestiging. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Donner van Justitie
waarmee de ministerraad heeft ingestemd.
De bedoeling van het wetsvoorstel is de Wet particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) in overeenstemming te
brengen met artikel 49 van het EG-Verdrag dat gaat over de vrijheid van
dienstverrichting. Het Hof van Justitie van de Gemeenschappen had in een
arrest bepaald dat Nederland te streng was voor buitenlandse particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Door het opnemen van een
zogeheten clausule van wederzijdse erkenning in de Wpbr wordt dit recht
gezet.
Het gevolg is dat deze bedrijven niet langer allerlei procedures moeten
doorlopen die het verrichten van hun diensten onnodig moeilijk en duur
maken. Het kabinet wil zo min mogelijk belemmeringen opwerpen. Daarom wordt
de vereiste toestemming beperkt tot medewerkers van een buitenlandse
beveiligingsorganisatie of recherchebureau, die in Nederland
beveiligingswerkzaamheden of recherchewerkzaamheden gaan verrichten.
Het kabinet vindt dat een beoordeling van de betrouwbaarheid en bekwaamheid
door de Nederlandse overheid van het voltallige personeel van
beveiligingsorganisaties of recherchebureaus die niet in Nederland zijn
gevestigd haar doel voorbij streeft. De vereiste toestemming voor
medewerkers die niet naar Nederland komen om beveiligings- of
recherchewerkzaamheden te verrichten, gaat verder dan eigenlijk voor de
bescherming van het Nederlandse publieke belang nodig is.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan
de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van
het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de
Tweede Kamer.
RVD, 28.04.2006
Ministerie van Algemene Zaken