28-4-2006
President Bush, maak eens een praatje met Iran
Wij maken ons ongerust over de berichten dat de regering-Bush actief
zou werken aan de voorbereiding van een militaire aanval op mogelijke
kernwapeninstallaties in Iran. Dergelijke berichten worden door deze
regering weliswaar ontkend, maar zijn toch alarmerend.
Vergelijkbare berichten - en vergelijkbare ontkenningen - gingen
vooraf aan de Amerikaanse beslissing om in 2003 Irak binnen te vallen.
Wij erkennen het legitieme recht van Iran op kernenergie voor civiele
doeleinden, mits omgeven door de geëigende internationale waarborgen.
De Europese leiders hebben hun uiterste best gedaan om tot een
oplossing te komen die beantwoordde aan de Iraanse behoeften aangaande
energieontwikkeling en tegelijkertijd de normen in acht nam op het
terrein van de non-proliferatie. Helaas weigert de Iraanse regering
nog altijd in te stemmen met controleerbare beperkingen aan de
ontwikkeling van alle elementen in de splijtstofcyclus, dus ook de
installaties voor grootschalige uraniumverrijking, die immers gebruikt
zouden kunnen worden om brandstof voor kernwapens te vervaardigen. De
dreigementen en de buitensporige retoriek van de Iraanse president
Mahmoud Ahmadinejad hebben in Israël en andere landen tot
begrijpelijke zorg omtrent de Iraanse bedoelingen geleid. Ook Israël
maakt zich in het kader van zijn veiligheid legitieme zorgen om de
groeiende militaire slagkracht van Teheran. Hoewel deze besprekingen
maar ten dele geslaagd zijn, zou een eenzijdig Amerikaans gebruik van
geweld tegen Iran vermoedelijk rampzalige gevolgen voor het
internationale veiligheidsklimaat hebben. Het is twijfelachtig of een
`chirurgische' luchtaanval alle Iraanse kernfaciliteiten zou kunnen
vernietigen, terwijl een grootscheepse inval en een militaire
bezetting van het land alom als onuitvoerbaar worden beschouwd. Ook
als de Amerikaanse luchtmacht het Iraanse vermogen om kernwapens te
ontwikkelen enige tijd zou weten ontregelen, zou Teheran heel goed
andere middelen kunnen vinden - met inbegrip van terrorisme - om in
het Midden-Oosten en daarbuiten wraak te nemen op de westerse
belangen. Een dergelijk eenzijdig gebruik van geweld door Washington
zou in Europa weinig steun vinden en opnieuw schade toebrengen aan de
transatlantische betrekkingen, juist nu deze zich herstellen van de
verdeeldheid ten gevolge van de inval in Irak. Rusland en China zouden
zeker gekant zijn tegen een dergelijke stap. Zelfs de naaste
Amerikaanse bondgenoten in Azië en Latijns-Amerika zouden onder de
huidige omstandigheden bezwaar hebben tegen een Amerikaans militair
optreden tegen Iran. Uit angst voor de gevolgen die een nog
geradicaliseerder Iraans bewind op den duur voor hun veiligheid zal
hebben, zouden Turkije, Egypte en andere naburige landen nieuwe
redenen tot ontwikkeling van hun eigen atoomprogramma hebben, waarmee
de mondiale non-proliferatie verder ondermijnd zou worden. We mogen
niet uitsluiten dat de VS uiteindelijk besluiten dat militair optreden
gerechtvaardigd is. Wij pleiten voor een andere koers. De mogelijke
risico's van geweld zijn dermate ernstig dat wij de VS oproepen eerst
een krachtige niet-militaire inspanning te leveren. Wij zijn van
mening dat de regering-Bush een beleid zou moeten voeren dat ze
jarenlang heeft geschuwd: een poging tot directe onderhandelingen met
de Iraanse leiders over hun atoomprogramma. De regering-Bush heeft al
een eerste stap gezet om met de Iraanse regering regionale
veiligheidskwesties te bespreken: de Amerikaanse ambassadeur in Irak,
Zalmay Khalilzad, is gemachtigd tot overleg met vertegenwoordigers van
de Iraanse regering over vraagstukken met betrekking tot de toestand
in Irak. Wij juichen dit besluit toe, maar roepen de Amerikaanse
regering op de dialoog te verbreden en op een hoger niveau te brengen
door ook een dialoog op gang te brengen over nucleaire
veiligheidskwesties. Sommigen zullen de huidige Iraanse regering
misschien als een onwillige gesprekspartner beschouwen. Maar alle
Europese leden van onze groep hebben de afgelopen maanden onder
invloedrijke Iraanse functionarissen ruime belangstelling
geconstateerd voor een brede discussie met de Verenigde Staten over
veiligheidskwesties. Ook regeringsleiders in Europa, Rusland en Azië
zijn van mening dat rechtstreekse besprekingen tussen Washington en
Teheran des te vruchtbaarder zouden kunnen blijken nu er enige
vooruitgang is geboekt in de uitwisseling van de wederzijdse
standpunten en zorgen tussen Europa en Rusland enerzijds en Iran
anderzijds. Wij roepen de Amerikaanse regering dan ook op, hopelijk
met steun van de transatlantische gemeenschap, om de stap te durven
zetten een rechtstreekse dialoog met de Iraanse regering aan te gaan
over het vraagstuk van het Iraanse kernprogramma.
28 april 2006
VVD