Resultaten inspectieformulier V&V 2005
Kamerstuk, 28-4-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
28 april 2006
Met deze brief bied ik u het rapport `Resultaten inspectieformulier
2005' aan. In dit rapport biedt de Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ) inzicht in de uitkomsten van de eerste fase van het gefaseerd en
gelaagd toezicht in de sector verpleging en verzorging over 2005.
Tevens is in het rapport een verkennende literatuurstudie opgenomen
naar de (inter)nationale best practices bij tien uitkomstindicatoren
uit het inspectieformulier.
Het gefaseerd gelaagd toezicht (GGT) is de methodiek waarmee de IGZ
hun toezicht vorm geeft. De eerste fase van het GGT bestaat uit een
vragenlijst waarmee de IGZ de risico's inventariseert. Op basis
hiervan geeft de IGZ nog geen kwaliteitsoordeel. Op basis van de
resultaten in de 1e fase selecteert de IGZ die instellingen waaraan
zij een bezoek aflegt (2e fase).
Het is voor de tweede keer dat de IGZ een rapport uitbrengt over de
eerste fase van dit gelaagd toezicht. Daarmee vormt de informatie die
voortkomt uit het toezicht van de IGZ een steeds belangrijkere
bijdrage aan de beleidsvorming en evaluatie.
Het rapport over het inspectieformulier geeft een aantal belangrijke
signalen af. Allereerst wordt duidelijk dat er nog te weinig wordt
geregistreerd op uitkomstindicatoren: deze indicatoren staan voor de
gebieden die een beeld geven van de kwaliteit van zorg. Daarnaast laat
deze rapportage zien dat er nog grote verschillen zijn in de
uitkomsten
De verkennende literatuurstudie over tien uitkomstindicatoren laat
zien dat er (inter)nationaal nog nauwelijks sprake is van
eenduidigheid in definities van kwaliteitsindicatoren. Nederland doet
het relatief goed op terreinen als fixatie, gewichtsverlies en
valincidenten. De verkennende literatuurstudie zegt echter ook dat
Nederland op decubitus niet goed scoort evenals op
urine-incontinentie. De definitie van decubitus is goed vergelijkbaar,
terwijl de definitie van valincidenten redelijk vergelijkbaar is.
Internationaal vergelijken is daardoor niet op alle terreinen even
goed mogelijk.
Reactie op het rapport
De ontwikkeling van de indicatoren voor verantwoorde zorg is een grote
stap in de richting van eenduidigheid in de taal. Daarnaast is een
eenduidige manier van meten, methodiek en frequentie, op uitkomsten
bij de cliënt nodig. Dit alles draagt bij aan vergelijkbaarheid van de
uitkomsten voor een volgende rapportage. Ik werk hier samen met de
sector verpleging en verzorging hard aan. De implementatie van de
indicatoren voor verantwoorde zorg en de pilot in ruim honderd
instellingen laat zien dat de sector de ambitie heeft om de kwaliteit
van zorg te verbeteren.
Zoals ik ook heb geschetst in mijn brief over kwaliteitsbeleid over de
langdurige zorg van 17 maart 2006 (TK 2005-2006, 28 439 nr. 13) zijn
de signalen over de uitkomsten voor mij aanleiding om nog meer focus
op incontinentiezorg en decubitus in het kwaliteitsbeleid te leggen.
Ik wil daarin mét de sectoren tot zo concreet mogelijke kwantitatieve
doelstellingen komen. Ik constateer dat Arcares deze zorg met mij
deelt en ben er positief over dat ze dat in ambities wil vertalen.
Ik ben met Zorgverzekeraars Nederland in gesprek over of een
bonusregeling voor goed presterende instellingen mogelijk is. Tevens
wil ik in 2007 overgaan tot het benoemen van speerpunten bij de
zorginkoop door zorgkantoren.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport