KNMG

Common Trunk voor specialistenopleidingen?!

Op initiatief van het CCMS (Centraal College Medische Specialismen) werd 27 maart j.l gediscussieerd over de Common Trunk, het gemeenschappelijke gedeelte van een aantal verwante opleidingen. Hiervoor waren naast vertegenwoordigers van de interne en heelkundig georiënteerde specialismen ook andere betrokkenen uitgenodigd. Na vijf inleidingen werd aan de hand van vijf stellingen levendig en open gediscussieerd onder leiding van de voorzitters van het CCMS, dr. J.C.A. Hoorntje en prof.dr. J.J. Roord. Prof.dr. H.J.M.van Rossum vatte de discussies samen.

Stelling 1: Iedere specialist heeft een brede basis in de vorm van een Common Trunk nodig

Conceptueel is men het eens: artsen hebben na hun artsexamen een periode nodig om 'dokter te worden', waarin ze in brede zin leren werken in een ziekenhuisomgeving en algemene competenties verder ontwikkelen. Een deel van de trunk zou de aios (arts in opleiding tot specialist) binnen specialistische deelgebieden moeten kunnen werken, zodat hij die kan verkennen. Er zijn momenteel echter wel trunks, maar geen common trunks. Sluitende afspraken ontbreken over het deel van de opleiding dat als common geldt. Gesuggereerd werd om de Common Trunk te verbreden naar alle vervolgopleidingen, analoog aan de twee 'foundation years' die in Groot-Brittannië zijn ingevoerd. Een stage huisartsgeneeskunde zou dan kunnen worden opgenomen.

Stelling 2: De Common Trunk is 'eigendom' van de samenwerkende specialismen

Alle deelnemende specialismen moeten mede-eigenaar zijn van het programma-ontwerp. Hierin zijn de leerdoelen opgesomd en de principes van begeleiding en toetsing. Vervolgens moet het ontwerp worden uitgevoerd door speciaal hiervoor gemandateerde opleiders, die op basis van het ontwerp de uit te voeren taken vastleggen en begeleiding en toetsing organiseren. De aios moet vervolgens algemene opleidingsdoelen en persoonlijke leerdoelen tot een leerplan smeden, dat hij onder begeleiding van een coach uitvoert. Hierbij is het van belang dat de werkorganisatie als kader 'rondom de opleiding' georganiseerd wordt.

Stelling 3, 4 en 5: Een logisch gevolg van de instelling van een Common Trunk is een certificaat, een wettelijk beschermde titel en een tweede toelatingsmoment

Hierover ontstond een heftig debat waarin geen consensus gevonden werd. Centraal stond de vraag of er een arbeidsmarkt is voor aios met een Common Trunk-kwalificatie. Sommigen geloofden heilig in een zichzelf regulerende markt, anderen haalden mislukte experimenten in Australië aan. Een titel vonden de meesten te ver gaan; een certificaat leek een nuttige zaak. De aios kan het gebruiken voor zijn verdere carrière en het is een getuigschrift met betere garanties dan wat de huidige agnio's krijgen. Dit riep vragen op over de functie van de huidige agniostages. Zijn dat oriëntatiestages waarin men ervaring kan opdoen en zich beter kan voorbereiden op een sollicitatie? Of vormen agnio's een reservoir basisartsen waarmee de continuïteit in de ziekenhuiszorg wordt geregeld?

Verder werd gesteld dat de discussie over de stellingen vooral gevoerd werd vanuit het intercollegiale perspectief van de eigen beroepsgroep. Vanuit het perspectief van de maatschappij ziet men hoe de zorg in snel tempo evolueert en nieuwe werkprocessen induceert. Deze vergen andere functionarissen, een andere beroepenstructuur en daarbij passende opleidingen, met meer variatie in niveau, ervaring en verantwoordelijkheid. Een voordeel van een dergelijke flexibiliteit zou zijn dat de continuïteit van zorg op het niveau van artsen beter is te handhaven in ziekenhuizen. Na de zesjarige basisopleiding zijn er dan de volgende opties: basisspecialist, specialist of superspecialist. Gewezen werd op het gevaar van fragmentatie van de opleidingen, waardoor een onoverzichtelijk geheel ontstaat. De geconstateerde gemeenschappelijkheden vormen voor het CCMS het uitgangspunt om de Common Trunk verder uit te werken.

Laatst gewijzigd: 21-04-2006