Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
AGSZW/2006/35918

Onderwerp Datum
ESF 27 april 2006

Tijdens het besloten overleg met de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 15 februari jl. heb ik toegezegd de Kamer over een aantal onderwerpen schriftelijk nader te informeren. In deze brief wordt u geïnformeerd over:

1. de beslissing van de Rijksrecherche om al dan niet een onderzoek in te stellen;
2. de hoogte en omvang van de verstrekte voorschotten aan aanvragers van ESF-subsidie, alsmede mogelijke (financiële) risico's;

3. de juridische procedures inzake het sluiten van het ESF-loket.


1. Onderzoek Rijksrecherche

In mijn brief van 31 januari jl. (TK 2005-2006, 26642, nr. 85) heb ik aangegeven dat het aannemelijk is dat een cumulatie van factoren heeft geleid tot een versnelling in het aantal aanvragen. Omdat ik niet wilde uitsluiten dat er nog een andere verklaring voor de hausse zou zijn en er ook uit de inbreng van verschillende fracties nog vragen bleken, heb ik de Rijksrecherche gevraagd een onderzoek naar eventuele onregelmatigheden in te stellen. In dat kader is, op verzoek van de Rijksrecherche, door mijn departement nadere informatie verzameld over de buitenwereld van ESF-3 (aanvragers, adviseurs en accountants) met als doel na te gaan of op die manier feiten boven tafel zouden komen die voor de Rijksrecherche voldoende aanleiding zouden kunnen vormen een onderzoek in te stellen.

De resultaten van dit onderzoek zijn begin maart aan de Rijksrecherche ter hand gesteld. Bij brief van 26 maart 2006 heeft de Rijksrecherche het Landelijk Parket Openbaar Ministerie geadviseerd.

De Rijksrecherche stelt in zijn advies vast dat in betrekkelijk korte tijd een gedegen feitenonderzoek is uitgevoerd. Op basis van dit feitenonderzoek stelt de Rijksrecherche: "De conclusies uit deze onderzoeken, dat niet uit te sluiten is dat de hausse aan aanvragen is veroorzaakt door onrust binnen het ESF netwerk, lijkt zeer wel aannemelijk en kan door ons


2

worden onderschreven. Aannemelijk is dat deze onrust voortkwam uit kort op elkaar gelegen communicatiemomenten; een veranderde opstelling door het Agentschap en interpretaties rondom de communicatie vanuit het Ministerie van SZW".

Deze conclusie, gecombineerd met het feit dat geen redelijk vermoeden bestaat dat de geheimhoudingsplicht door één of meerdere ambtenaren is geschonden, levert onvoldoende grond op om een Rijksrechercheonderzoek te entameren. " Daarnaast", zo stelt de Rijksrecherche, "lijkt de haalbaarheid van een eventueel door de Rijksrecherche in te stellen strafrechtelijk onderzoek twijfelachtig aangezien binnen het Ministerie van SZW kennelijk een grotere groep personen van de naderende sluiting van het ESF3-loket op de hoogte is/kan zijn geweest en externen aangeven uit feiten en omstandigheden zelf tot de conclusie te zijn gekomen dat een sluiting van het ESF3 loket te verwachten viel."

De Rijksrecherche adviseert daarom het Landelijk Parket een verzoek van SZW tot het instellen van een Rijksrechercheonderzoek niet te honoreren.

Bij brief van 18 april 2006 heeft het Landelijk Parket bericht dat de Coördinatie Commissie Rijksrecherche ­ die over de inzet van de Rijksrecherche beslist ­ in haar vergadering van 12 april heeft besloten het advies van de Rijksrecherche over te nemen. De aanvraag tot het instellen van een onderzoek is daarmee afgewezen.

Het departementale onderzoeksrapport, het advies van de Rijksrecherche en de brief van het Landelijk Parket heb ik u bij afzonderlijk schrijven van heden ter vertrouwelijke kennisname toegezonden.

2. Voorschotten ESF-subsidieaanvragen

U hebt geïnformeerd naar de mate waarin het Rijk financieel risico loopt op (eventueel niet terugvorderbare) uitstaande voorschotten. Voor ministeries, gemeenten, UWV en CWI is dit risico voor het Rijk niet aanwezig, omdat deze over voldoende andere publieke financiële middelen beschikken om eventuele voorschotten terug te betalen. Voor O&O-fondsen ligt dit anders. De gekozen financiële constructies door O&O-fondsen zijn nogal divers. Gezien deze diversiteit valt niet eenduidig aan te geven bij welke van deze fondsen (al dan niet in combinatie met de uitstaande voorschotten) het risico groter of kleiner is. Daarbij speelt ook een rol dat het controlebereik van ESF zich niet uitstrekt over de totale financiële huishouding van een O&O-fonds. Bij de erkenning van de O&O-fondsen als ESF-aanvrager wordt door het ministerie van SZW c.q. het Agentschap SZW wel (eenmalig vooraf) de solvabiliteit van het fonds getoetst aan de hand van de meest recente jaarrekening.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de subsidieverleningen en uitstaande voorschotten bij de O&O-fondsen per 31-12-2005 (in euro's)

Subsidie- Voorschotten Saldo verlening*)
ABC (audiovisuele branche) 148.776 0 148.776


3

Subsidie- Voorschotten Saldo verlening*)
Afbouw en onderhoud 21.561.219 6.468.366 15.092.853 AGF 459.356 74.000 385.356 Beveiligingsbranche 6.524.973 1.298.308 5.226.665 Bloemendetailhandel 483.777 88.000 395.777 Brood- en banketbakkerij 393.243 117.973 275.270 CA-ICT 59.184.094 14.636.185 44.547.909 Call centers 1.974.412 0 1.974.412 Carosseriebedrijf (OOC) 8.659.500 2.597.850 6.061.650 Contractcatering 3.199.087 357.524 2.841.563 Defensie 15.486.571 0 15.486.571 Detailhandel 25.152.922 582.658 24.570.264 Energie- en Nutsbedrijven 8.276.196 0 8.276.196 Fouob (betonvereniging) 4.459.764 1.337.929 3.121.835 Gemeenten (gemeente-ambtenaren) 282.505 0 282.505 Grafimediabranche 10.631.680 2.093.428 8.538.252 Groothandel 22.462.929 8.200.372 14.262.557 Isolatiebedrijf 384.150 0 384.150 Kleinschalig personenvervoer 7.856.827 4.102.101 3.754.726 (taxibranche)
Levensmiddelenindustrie 35.855.966 10.053.774 25.802.192 LIFT (textiel) 4.216.758 1.198.766 3.017.992 Metaalbewerking 18.240.705 4.488.558 13.752.147 Metalektro (grootmetaal) 36.028.053 3.653.296 32.374.757 Motorvoertuigen- en tweewielerbedrijf 4.627.796 1.258.710 3.369.086 NS 3.755.656 0 3.755.656 Podiumkunstwerk 253.527 76.058 177.469 Recreatie 9.411.012 2.719.299 6.691.713 Rijk (Rijksambtenaren) 2.218.193 0 2.218.193 Schoonmaak- en glazenwassersbranche 2.019.021 544.158 1.474.863 Sofokles (academische ziekenhuizen) 5.932.192 0 5.932.192 SOLLT (land- en tuinbouw) 356.077 106.823 249.254 Sport 255.628 76.688 178.940 STOOF (flexbranche) 7.199.665 1.778.481 5.421.184 Technisch Bouwbedrijf 21.290.797 5.467.639 15.823.158 Technisch Installatiebedrijf (OTIB) 22.753.946 5.931.886 16.822.060 Timmerindustrie 3.903.983 1.171.195 2.732.788 TPG 473.059 0 473.059 Vapro (procesindustrie) 44.558.270 13.367.476 31.190.794 Vlakglasbranche 340.322 102.096 238.226 Vleessector 5.832.061 1.749.618 4.082.443 Waterbedrijven 1.628.573 0 1.628.573


4

Subsidie- Voorschotten Saldo verlening*)
Welzijn 3.647.336 172.780 3.474.556 WESP (houthandel) 1.546.327 304.185 1.242.142 Woningcorporaties 6.768.391 2.030.517 4.737.874 Woonwerk 628.871 115.000 513.871 Zeescheepvaart 2.274.523 0 2.274.523 Zorg 18.227.923 5.188.751 13.039.172 Zorg en Welzijn 2.578.059 773.417 1.804.642 464.404.671 104.283.865 360.120.806
*) De stand subsidieverleningen is exclusief de verleningen van projecten die financieel geheel zijn afgewikkeld.

In algemene zin geldt voor alle aanvragers dat voorschotten pas worden verstrekt nadat de subsidieverleningsbeschikking op basis van een goedgekeurd projectplan en goedgekeurde begroting is vastgesteld. Dit gebeurt alleen op verzoek van de aanvrager, eerst nadat het project ook daadwerkelijk van start is gegaan. Het eerste voorschot bedraagt (standaard) 30%. Eventueel kan op verzoek een aanvullend voorschot worden verstrekt, maar dit wordt slechts verstrekt op basis van voldoende realisatie, blijkend uit een uitvoeringsrapportage (die eventueel op verzoek van het Agentschap SZW gecertificeerd kan worden door de projectaccountant). Ook los van de bevoorschotting wordt gedurende de uitvoering van een project een vinger aan de pols gehouden over de voortgang van het project, onder andere in de vorm van monitorbezoeken, waardoor ook uit dien hoofde een beeld van de financiële ontwikkelingen rondom een project bij het AGSZW aanwezig is. Bij de einddeclaratie, die altijd vergezeld moet gaan van een accountantsverklaring, wordt de definitieve balans opgemaakt en openstaande voorschotten verrekend met de door het Agentschap SZW vastgestelde subsidie.

De Europese Commissie stelt in het kader van ESF als eis dat de liquide middelen moeten worden doorgegeven aan de uitvoerder (de zogenaamde eindbegunstigde; in geval van O&O-fondsen als aanvrager zijn dat doorgaans individuele bedrijven) omdat op dat niveau de projectactiviteiten worden verricht en de projectkosten worden gemaakt. Hieraan wordt in de voorlichting, bevoorschotting en begeleiding van projecten door het Agentschap SZW de nodige aandacht besteed. Ook de projectaccountants dienen hieraan aandacht te besteden.

Wanneer de voorschotten wel worden doorgesluisd is sprake van een financieel risico (voor in eerste instantie het O&Ofonds), in die zin dat het kan voorkomen dat het O&Ofonds de middelen niet meer kan terugvorderen bij de uitvoerder, wegens bijvoorbeeld faillissement. O&O-fondsen kunnen zelfstandig arrangementen met uitvoerders afsluiten om de financiële risico's af te dekken (vrijwaringsverklaringen, bankgaranties, e.d.). In die gevallen waarin het O&O-fonds niet over een eigen financiële buffer (uit andere hoofde dan ESF) beschikt, kan daarnaast nog een financieel risico voor het Rijk ontstaan, wanneer de subsidie niet wordt doorgesluisd naar de uitvoerder maar ingezet ter financiering van de eigen kosten van het O&O-fonds en deze later niet (of gedeeltelijk) subsidiabel blijken.


5

In de huidige programmaperiode is het overigens nog niet voorgekomen dat het niet mogelijk bleek het te veel aan versterkte voorschotten terug te vorderen door het Rijk.

3. De juridische procedures inzake het sluiten van het ESF-loket

In aanvulling op eerdere informatie in mijn brieven van 31 januari en 9 februari 2006 over de juridische procedures inzake het sluiten van het ESF-loket, bericht ik u als volgt. Op 14 februari 2006 werd het verzoek om voorlopige voorziening van het O&Ofonds Grafimedia tegen het Besluit van 27 oktober 2005 houdende de vaststelling van het subsidieplafond voor ESF-3 en de afwijzende beschikkingen inzake de na 28 oktober 2005, 9.00 uur ingediende subsidieaanvragen, behandeld ter zitting van de rechtbank Amsterdam. De beschikkingen waren kort daarvoor in bezwaar gehandhaafd, waardoor de voorzieningenrechter in beginsel ook een uitspraak kon doen in de hoofdzaak (`bodemprocedure'). De voorzieningenrechter gaf echter aan dat de principiële rechtsvragen die er tussen partijen liggen zich niet lenen voor afhandeling door de voorzieningenrechter, maar behandeld moesten worden in een bodemprocedure door de meervoudige kamer. Ter zitting kwam de voorzieningenrechter direct met een datumvoorstel voor de behandeling van de bodemprocedure op 12 april 2006. Voorwaarde van de rechter was wel dat Grafimedia en het Agentschap SZW tot een afspraak zouden komen op basis waarvan Grafimedia het verzoek om voorlopige voorziening zou intrekken. Grafimedia en het Agentschap SZW hebben daarna gesproken over het ter hand nemen van de vormtoets van de aanvragen door het Agentschap SZW. Gelet op het belang om snel duidelijkheid te krijgen in de bodemprocedure is door het Agentschap SZW toegezegd dat voor de aanvragen van Grafimedia en de andere aanvragers, die na 28 oktober 2005, 9.00 uur en voor 1 november 2005 zijn binnengekomen en waar door de aanvragers bezwaar is gemaakt tegen de afwijzende beschikkingen, de administratieve eisen van de subsidieaanvragen zullen worden getoetst (het zgn. formele gedeelte van de vormtoets).
Grafimedia heeft daarop het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken. Behandeling van het beroep tegen de beschikking op bezwaar door de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam heeft ter zitting op 12 april 2006 plaatsgevonden. De rechtbank streeft ernaar binnen 6 weken uitspraak te doen.

Inmiddels zijn de vormtoetsen door het Agentschap SZW afgerond. Mochten de aanvragers door de Raad van State in het gelijk worden gesteld dan is daarmee voor hen een eerste stap gezet in de behandeling van hun aanvraag en wordt daardoor de behandelingsduur van de aanvragen verkort.

De rechtbank Maastricht heeft op 24 februari 2006 uitspraak gedaan inzake de verzoeken om voorlopige voorziening van de gemeenten Maastricht en Sittard-Geleen. De rechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen omdat de principiële rechtsvraag die partijen verdeeld houdt, zich naar zijn mening niet leent voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Ten slotte deel ik u mede dat op 13 april 2006 de behandeling heeft plaatsgevonden van een verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting O&O-fonds Zeescheepvaart in verband met de afwijzing van een na de sluiting van het ESF-loket gedaan verzoek om de projectduur te


6

verlengen. Het verzoek om voorlopige voorziening is bij uitspraak van 25 april 2006 door de Rechtbank Rotterdam afgewezen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)