Rapport Inspectie jeugdzorg "Crisis, wat nu?"
Kamerstuk, 27-4-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DJB/JZ-2661009
27 april 2006
Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Justitie, het rapport
"Crisis, wat nu?" van de Inspectie Jeugdzorg. In de periode april/mei
2005 heeft de Inspectie jeugdzorg onderzocht hoe de Bureaus Jeugdzorg
handelen in crisissituaties. Het landelijke rapport "Crisis, wat nu?"
geeft het algemene beeld weer van de 15 bureaus jeugdzorg.
De inspectie komt op grond van het onderzoek tot het oordeel dat de
zorg van de bureaus jeugdzorg tijdens een acute crisis voldoet aan wat
de cliënten mogen verwachten. De bureaus jeugdzorg schenken ruim
voldoende aandacht aan de veiligheid van de cliënt, zijn altijd
bereikbaar en beschikbaar en nemen zorgvuldige beslissingen. De
inspectie heeft aan de bureaus jeugdzorg geadviseerd de regierol te
verbeteren en de criteria en overwegingen om tot zorgvuldige
beslissingen te komen schriftelijk vast te leggen.
De inspectie heeft aan de provincies aanbevolen ervoor te zorgen dat
er sprake is van een genoegzaam aanbod, zodat wachttijden binnen
vastgestelde en acceptabele grenzen blijven.
In dit kader wijs ik u op de brief (DJZ/JZ-2667685) die op 13 maart
jl. is verstuurd waarin wordt ingegaan op de recente stand van de
wachtlijsten in de jeugdzorg en de ambitie om deze wachtlijst nog dit
jaar zo veel mogelijk terug te dringen.
De kanttekeningen die de inspectie maakt bij de samenwerking tussen de
ketenpartners in de jeugdbescherming en de wachttijd voor een
onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming zijn door ons al
eerder herkend. Om die reden zijn wij vorig jaar gestart met een
intensief traject ter verbetering daarvan. Het is één van de projecten
in het programma Beter Beschermd. Dat project zal niet alleen moeten
opleveren dat de samenwerking veel soepeler en efficiënter verloopt
tussen de bureaus jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en de
kinderrechters. Door die verbeterde samenwerking en afstemming zal
tevens de doorlooptijd voor het besluitvormingsproces drastisch worden
teruggebracht, waardoor de hulpverlening veel sneller op gang kan
komen. Op 1 april 2006 zijn pilots gestart om die nieuwe werkwijze te
ontwikkelen en rond het einde van het jaar levert een evaluatie de
informatie op om landelijke normen te kunnen stellen.
Verschillen van inzicht in de beoordeling van de veiligheid van een
kind zijn niet alleen hinderlijk voor de betrokken organisaties en
medewerkers, maar vooral een risico voor het betrokken kind. Momenteel
ontwikkelt het NIZW, in samenspraak met alle betrokken partijen, op
ons verzoek een taxatie-instrument om de aard en de omvang van de
problemen van een kind en het gezin in kaart te kunnen brengen. Het is
onze bedoeling dat dit wetenschappelijk gevalideerde instrument bij
alle ketenpartners in de jeugdbescherming (bureaus jeugdzorg, Raad
voor de Kinderbescherming en via deze laatste ook bij de zittende
magistratuur) in gebruik te laten nemen om in het concrete geval o.a.
de veiligheidssituatie van het kind te kunnen beoordelen via
eenduidige criteria. Indien dit traject gerealiseerd is, behoren
verschillen in uitgangspunten bij de beoordeling van die veiligheid
door verschillende organisaties, tot het verleden.
De inspectie heeft in de provinciale rapporten aanbevelingen gedaan
aan de provinciale overheid en zal in 2006 een vervolgonderzoek
uitvoeren waarbij bekeken wordt wat er is gebeurd met de aanbevelingen
naar aanleiding van het onderzoek naar crisisinterventie.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport