WOB-verzoeken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : DL. 2006/794
datum : 27-04-2006
onderwerp : Toezeggingen biologische landbouw n.a.v. het AO van 9
februari 2006
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
Tijdens het AO Biologische Landbouw op 9 februari jl. heb ik uw Kamer
een aantal toezeggingen gedaan. Met deze brief ga ik in op de
toezeggingen over:
* het LNV-gezondheidsonderzoek,
* de administratieve lasten in geval van hectaresteun,
* de ervaringen in andere lidstaten met subsidies,
* het effect van afschaffing Regeling Stimulering Biologische
Productiemethode (RSBP) op omschakelaars,
* informatie over vraagsturing van kennis en onderzoek,
* de mogelijkheden voor een dierenwelzijninvesteringsaftrek,
* de beantwoording van de vragen van de heer Van den Brink over het
functioneren van de certificerende organisatie Skal die
voorafgaand aan het AO gesteld zijn.
Komend najaar zult u geïnformeerd worden over de stand van zaken over
schoolmelk en schoolfruit en over catering van biologische producten
in de bedrijfsrestaurants van ministeries.
Gezondheidsonderzoek
Op 30 november 2004 heeft een wetenschappelijke workshop
plaatsgevonden over gezondheidsonderzoek in relatie tot biologische
landbouw. Geconcludeerd werd dat het bestaand materiaal geen eenduidig
oordeel geeft over de vraag of biologische voeding aantoonbaar
gezonder is en dat meer fundamenteel onderzoek nodig is.
Ik heb de aanbeveling overgenomen en heb in 2005 een consortium van de
WUR, TNO, RIKILT en het Louis Bolk Instituut opdracht gegeven een
dergelijk onderzoek uit te voeren. In dit onderzoek staan de effecten
van een biologisch dieet op het afweersysteem centraal. De hypothese
is dat de natuurlijke weerstand van mensen tegen allergieën en
verschillende chronische ziekten hoger is bij frequente consumptie van
levensmiddelen van biologische oorsprong in vergelijking tot de
consumptie van gangbare levensmiddelen. Een brede wetenschappelijke
begeleidingscommissie met diverse Nederlandse deskundigen bewaakt de
kwaliteit van dit onderzoek. De kosten van het onderzoek bedragen EUR
1.240.000.
Het onderzoek is medio 2005 gestart en zal zeker tot eind 2007 duren;
vanwege de complexe opzet en uitvoering van het onderzoek worden de
eerste tussentijdse resultaten pas in dit najaar verwacht. Ik zal u
dit najaar informeren over voortgang van het onderzoek.
Administratieve lasten hectaresteun
In de beleidsnota biologische landbouw 2005-2007 heb ik EUR 4 miljoen
vrijgemaakt voor steun aan de primaire sector. De bedoeling was om een
voortzettingssubsidie te verlenen gerelateerd aan het oppervlak waarop
gewassen worden geteeld. Deze vorm van subsidie blijkt hoge
administratieve en uitvoeringslasten met zich mee te brengen,
grotendeels veroorzaakt door de eisen voor Goede Landbouw Praktijk
(GLP) die de Europese Unie stelt aan subsidies op basis van Hoofdstuk
VI 'Landbouwmilieumaatregelen' van de EU-verordening met betrekking
tot Plattelandsontwikkeling1. De GLP leidt ertoe dat voor de aanvraag
er zowel een teeltplan als een bouwplan moeten worden aangeleverd en
dat er bedrijfskaarten moeten worden ingetekend. Daarnaast moet een
aanvraagformulier worden ingevuld en bij pacht een verklaring
gebruiksrecht voor 5 jaar worden aangeleverd. De uitvoeringslasten
voor een hectaresteun zijn vergelijkbaar met die van de RSBP, zijnde
zo'n 360.000 euro per jaar.
Door de gestelde eisen voor GLP komen de administratieve lasten voor
het aanvragen van een hectarepremie uit op ongeveer 790 euro. Met het
beschikbare bedrag, inclusief de mogelijke 50% cofinanciering, kan ik
ongeveer 35 euro per hectare per jaar subsidiëren. Daarom heb ik
besloten de certificeringskosten te vergoeden, aangezien de
administratieve lasten voor deze vergoeding verwaarloosbaar zijn.
Brussel heeft deze 'Subsidieregeling Voortzetting Biologische
Productiemethode' (SVBP) inmiddels goedgekeurd, wat betekent dat per
2006 primaire biologische producenten gedurende vijf jaar de
certificeringskosten vergoed krijgen. Met de SVBP komt het grootste
deel van het beschikbare budget direct aan de biologische ondernemer
ten goede, het overige deel wordt via de Kaderregeling Kennis en
Advies ingezet.
Subsidies biologische primaire sector in andere EU-lidstaten
Zoals ik u al eerder in debatten heb genoemd, geven andere
EU-lidstaten meer steun aan de biologische primaire sector en
stimuleren hiermee de aanbodkant. Op de relevante websites van zes
Europese landen blijkt dat de omschakelpremie varieert van EUR 154 tot
1.750 per hectare per jaar, waarbij vaak verschillende bedragen per
sector gelden. Vijf landen kennen een voortzettingspremie, variërend
van EUR 55 tot 790 per hectare per jaar. Certificeringskosten worden
niet in alle zes lidstaten vergoed. De bedragen variëren van EUR 360
tot 1020 per bedrijf.
Effect afschaffing RSBP op omschakelaars
Op verzoek van mevrouw Van Velzen geef ik u zicht op het effect van de
afschaffing van de RSBP op de mate van omschakeling.
Eind 2004 is de RSBP geëvalueerd als onderdeel van de vorige
beleidsnota biologische landbouw 'een markt te winnen'. Op basis van
het evaluatieonderzoek is geconcludeerd dat de RSBP bij omgeschakelde
boeren een beperkte rol speelde in het besluit tot omschakeling. Van
de ondervraagde omgeschakelde boeren gaf 4% aan zonder RSBP niet
omgeschakeld te zijn en 21% waarschijnlijk niet. Als doorslaggevende
factoren werden beschouwd het marktperspectief en het afzetperspectief
op lange termijn en daarnaast vaak ook ideële motieven. Banken vinden
de bijdrage van de RSBP bij de beoordeling van een kredietaanvraag
minder relevant, omdat over het algemeen de bedragen te klein zijn om
een doorslaggevende factor te kunnen vormen bij de besluitvorming over
kredietverlening. Wel is het zo dat de meeste omschakelaars de RSBP
als een belangrijke steun in de rug hebben ervaren.
Vraagsturing kennis en onderzoek
Sinds 2005 vindt de aansturing van onderzoek en onderwijs plaats via
het kennisnetwerk, bestaande uit werkgroepen waar alle schakels van de
biologische keten vertegenwoordigd zijn. De leden van de werkgroep
zitten er namens een achterban. De werkgroepen zijn onderverdeeld in
productwerkgroepen per deelsector en in sectoroverschrijdende
themawerkgroepen. Iedere werkgroep en organisatie kent naast de
vertegenwoordigers uit de sector een algemeen aanspreekpunt in de vorm
van een kennismanager die de vragen voor onderzoek aanmeldt bij de
Commissie Kennis. Deze commissie adviseert LNV over de voorgestelde
onderzoeksprojecten. Vervolgens is de sector ook nauw betrokken bij de
uitwerking en voortgang van de concrete projecten.
De ervaringen met de nieuwe aansturingstructuur zijn overwegend
positief. De Commissie Kennis wordt gekenmerkt door grote
betrokkenheid en een goede opkomst. Alleen wordt de tijdbelasting van
de ondernemers in de productwerkgroepen gezien als knelpunt.
De kennismanagers zullen proberen deze last zo veel mogelijk te
verminderen.
Daarnaast heeft de aanbestedingsprocedure van een van de onderdelen,
de voorlichtingspoot van de praktijknetwerken, vertraging opgelopen.
Zoals ik in mijn Beleidsnota heb aangegeven vind ik de
Praktijknetwerken zoals BIOM (Biologische landbouw Innovatie en
Omschakeling) en Bioveem (melkveehouderij) heel belangrijk. De
praktijknetwerken zorgen namelijk voor een goede betrokkenheid van de
sector bij het onderzoek.
Ik kan u meedelen dat de procedure inmiddels weer vlot loopt.
Overigens heeft de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure in nauw
overleg met de Commissie Kennis plaatsgevonden.
Dierenwelzijninvesteringsaftrek
De heer Van der Ham heeft gevraagd of het ook mogelijk is dat er naar
analogie van de milieu-investeringsaftrek, de MIA, ook een
dierenwelzijnsinvesteringsaftrek, een DIA, komt. De heer Van der Ham
stelt dat het dan voor boeren fiscaal aantrekkelijk wordt meer in
dierenwelzijn te investeren.
Zoals ik ook in het debat over Kiezen voor Landbouw op 3 april jl. heb
aangegeven, komen binnen de milieu-investeringsaftrek
dierenwelzijnsinvesteringen in aanmerking als deze naast een positief
dierenwelzijnseffect een positief milieueffect hebben. In deze zin
worden dierenwelzijnsinvesteringen fiscaal reeds ondersteund.
Het ministerie van VROM en het ministerie van LNV onderzoeken
momenteel hoe een maatlat duurzame veehouderij (MDV) tot stand kan
komen. Dierenwelzijn is binnen de maatlat duurzame veehouderij één van
de duurzaamheidsthema's. Dit biedt een instrumentarium om
dierenwelzijnsinvesteringen te stimuleren. Fiscale en financiële
instrumenten zoals Groen Beleggen, de Milieu-investeringsaftrek, de
Willekeurige afschrijving (VAMIL) en het Borgstellingsfonds-plus
kunnen dan worden ingezet. Door deze inzet worden investeringen in
duurzame ontwikkeling, vooral bij nieuwbouw en verbouw van
huisvestingssystemen voor dieren, ondersteund en worden innovaties
uitgelokt. Ik verwacht in het derde kwartaal van 2006 uw Kamer meer
inzicht te kunnen geven.
Functioneren van Skal
De heer Van den Brink heeft schriftelijk elf vragen ingediend met
betrekking tot het functioneren van Skal. De antwoorden worden per
vraag gegeven.
1. Is het zo, dat als de subsidie gekoppeld wordt aan een
kwaliteitsregeling, alleen die boeren in aanmerking kunnen komen, die
zich aangesloten hebben bij Skal?
Voor subsidie komen alleen die boeren in aanmerking die zich
aansluiten bij de kwaliteitsregeling biologische landbouw. In
Nederland ligt de controle op het naleven van deze regeling bij Skal.
Vandaar dat alleen de aangeslotenen van Skal in aanmerking komen.
2. Zou de minister de positie van Skal willen definiëren als een
monopoliepositie? Zo neen, waarom niet? Zo ja, vindt de minister dat
een goede zaak?
Ik heb ervoor gekozen om de uitvoering van een publiekrechtelijke taak
neer te leggen bij één organisatie en dit is in het geval van
biologische regelgeving de Stichting Skal.
De keuze voor één organisatie heeft de volgende redenen:
* Skal heeft al veel ervaring op het gebied van certificering en kan
dit ook verder blijven ontwikkelen;
* de overheid kan eenvoudig en duidelijk direct toezicht uitoefenen
mede dankzij eenduidige voorschriften, werkwijze en informatie
richting sector;
* er is minder afstemming nodig tussen certificerende instantie en
controlerende organisatie(s);
* er is geen risico van interpretatieverschillen door
certificeerders waardoor verschillende 'normen' gaan gelden.
Ik heb in 2001 een quickscan laten uitvoeren door Ernst&Young naar de
controle en certifiering van de Stichting Skal. Ik heb onder andere de
vraag voorgelegd of er behoefte zou zijn aan meerdere certificerende
instellingen.
In de quickscan werd aanbevolen om niet te kiezen voor meerdere
certificerende instanties, gezien de aard (controle van biologische
productiemethoden inzake voornamelijk voedingsmiddelen) en de context
(een kleine maar groeiende markt) van biologische landbouw en voeding.
De onderzoekers waren van mening dat efficiëntie ook op een andere
wijze bereikt kon worden, bijvoorbeeld door verdere automatisering.
Dit laatste is ook voortvarend opgepakt door Stichting Skal.
3. Als een groep boeren besluit een kwaliteitsregeling op te zetten,
anders dan Skal, komt die groep dan ook in aanmerking voor de
subsidie? En zou de minister bereid zijn een dergelijke nieuwe
kwaliteitsregeling goed te keuren? Zo neen, waarom niet?
Ik ga ervan uit dat u in uw vraag met het opzetten van een
kwaliteitsregeling bedoelt dat een groep boeren een eigen
controlesysteem opzet, dat toeziet op de naleving van de voorschriften
van Verordening 2092/91 (communautaire kwaliteitsregeling voor
biologische productie en etikettering) en dat de groep boeren die
aangesloten is bij het desbetreffende controlesysteem ook in
aanmerking zou moeten komen voor vergoeding van de
certificeringskosten. Zoals ik hierboven reeds gesteld heb, acht ik
het op dit moment niet opportuun om naast Stichting Skal nog een
andere, bijvoorbeeld een door een groep boeren opgezette
controle-instantie voor biologische productie aan te wijzen.
Het is overigens wel mogelijk voor een organisatie om additionele
eisen te stellen, zoals
in het geval van Demeter (keurmerk voor biologisch-dynamische
landbouw). De EU-regelgeving staat niet toe kosten van certificering
voor additionele eisen te vergoeden.
4. Zijn biologische boeren verplicht deel te nemen aan een
kwaliteitsregeling? Zo ja, op grond van welke regelgeving? Zo neen,
wat zijn de voordelen, wat de nadelen?
In zijn algemeenheid bestaat er geen verplichting tot deelname aan een
kwaliteitsregeling. Wel geldt voor boeren die hun producten als
'biologisch' af willen zetten, dat ze moeten deelnemen aan de
kwaliteitsregeling voor biologische productie en etikettering. Omdat
er geen mogelijkheid is voor 'free-rider' gedrag binnen de biologische
productie, ben ik van mening dat geen nadeel verbonden is aan het
niet-verplichte karakter van deelname aan de biologische
kwaliteitsregeling.
Overigens is het verplicht stellen van deelname aan
voedselkwaliteitsregelingen als zodanig op grond van EU-regelgeving
niet toegestaan.
5. Hoeveel mensen werken er bij de stichting Skal? En welke functies
hebben die mensen?
Sinds 2004 is Skal bezig de kosten voor personeel te verminderen. Het
aantal fte's is teruggebracht van 25 fte in 2004 naar 21 fte eind 2005
en zal medio 2006 teruggebracht zijn naar 18 fte. Skal kent de
volgende functies: certificeerder, inspecteur, kwaliteitsfunctionaris,
jurist, beleidsmedewerker, telefonist, communicatiemedewerker,
ambtelijk secretaris van bestuur, financieel medewerker, P&O, ICT
beheerder, directeur.
6. Kan de minister inzage geven in de begroting 2006 van Skal?
De begroting van Skal is openbaar en staat op de website van Skal
(www.skal.nl).
7. Hoeveel producenten zijn aangesloten bij Skal?
Per 31 december 2005 zijn er 1.468 aangesloten bedrijven (1 minder dan
in januari 2005). Van deze bedrijven heeft 1.377 een certificaat
(inclusief de certificaten voor 'in omschakeling'). Deze gegevens zijn
overigens ook te vinden op de Skal website en per kwartaal in de
EKO-monitor.
8. Welke andere personen, instanties, bedrijven, anders dan de
primaire producenten, dragen bij in de kosten van de Stichting Skal en
voor welk percentage?
Skal wordt geheel en al betaald door de aangeslotenen. Dit zijn zowel
de primaire producenten als de groep verwerkers, bereiders,
handelaren, importeurs, enzovoort. Deze laatste groep bestaat uit 900
klanten die samen ruim 60% van de kosten van Skal betalen.
9. Hoe verklaart de minister het verschil in de tarieven die Skal
hanteert en de tarieven van b.v. IKB-varkens en IKB 2004. (Skal 650
euro, IKB2004 rond de 150 euro en IKB- varkens rond de 250 euro)? Zijn
de keuringen van Skal veel intensiever, langduriger, vaker in het jaar
en dus kostbaarder? Graag uitleg hierover.
De werkzaamheden en publiekrechtelijke verantwoordelijkheden voor
handhaving zijn veel uitgebreider dan de private controlelijsten van
IKB. De EU-Verordening legt veel gedetailleerde eisen aan toezicht op,
wat aanzienlijk meer werkzaamheden oplevert voor bijvoorbeeld
rapportage, informatievoorziening, controle en toezicht op de
certificering.
De verantwoordelijkheid van Skal is complexer en gaat verder dan
bijvoorbeeld IKB, u kunt hierbij denken aan het residubeleid. Skal
certificeert de gehele bedrijfskolom en de gehele keten.
10. Is het juist dat biologische boeren in Nedersaksen en Nordrhein
Westfalen na een omschakelingsperiode van vijf jaar een permanente
beloning ontvangen van 150 euro per hectare en een tegemoetkoming in
de certificeringskosten? Zo ja, is er dan sprake van een gelijk
speelveld? Zo ja, graag uitleg, zo neen, wat gaat de minister daaraan
doen?
Deze informatie is juist. Zoals ik al in mijn beleidsnota heb
aangegeven, wil ik met de SVBP de maatschappelijke waardering
uitdrukken voor de bijdrage die biologische boeren leveren aan een
goede kwaliteit van het milieu en het landelijk gebied.
Bovendien heb ik altijd aangegeven dat het van belang is dat er een
markt is voor biologische producten, dit is namelijk de beste
stimulans voor de biologische producent.
11. Zijn er andere EU-landen die de subsidie koppelen aan een
certificerende instantie?
Zo ja welke?
Ik zou het misverstand willen wegnemen dat de subsidie gekoppeld wordt
aan de certificerende instantie.
De uitbetaling vindt rechtstreeks aan de biologische boer plaats op
basis van de vaste (certificerings)kosten die voortvloeien uit het
voldoen aan de eisen aan biologische landbouw en gaat niet via Skal.
Ook andere landen zullen zich moeten houden aan de EU-verordeningen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake
steun voor plattelandsontwikkeling uit het EOGFL
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit