Betekenis van nanotechnologieën voor de gezondheid
In het voorliggende advies gaat een commissie van de Gezondheidsraad
in op de betekenis van nanowetenschap en nanotechnologieën voor de
menselijke gezondheid. De beloften en bedreigingen voor de individuele
mens en voor de samenleving als geheel komen aan bod. De commissie
geeft aan hoe de ingrijpende ontwikkelingen in goede banen kunnen
worden geleid.
Nanowetenschap en nanotechnologieën
Nanowetenschap en nanotechnologieën vormen een vakgebied dat momenteel
in het middelpunt van de belangstelling staat. Het voorvoegsel nano-
heeft betrekking op de nanometer (nm), één miljardste meter.
Materialen met afmetingen tussen 100 nm en circa 0,1 nm (de grootte
van een enkel atoom) vertonen bijzondere mechanische, optische,
elektrische en magnetische eigenschappen. Die kunnen wezenlijk
verschillen van de eigenschappen die dezelfde materialen bij grotere
afmetingen bezitten. De laatste jaren is de mens steeds beter in staat
om de vorm en grootte van materialen op nanometerschaal te beheersen.
Daarmee ontstaat de mogelijkheid om de bijzondere eigenschappen van
nanomaterialen te bestuderen en te exploiteren.
De fysicus Feynman voorzag in 1959 als eerste de mogelijkheden die het
manipuleren van materie op het niveau van individuele moleculen en
atomen zou kunnen bieden, maar het was de Japanse ingenieur Norio
Taniguchi die in 1974 het eerst de term nanotechnologie gebruikte. Een
mijlpaal in de ontwikkeling vormde de uitvinding van de Scanning
Tunneling Microscope (STM) in het begin van de jaren tachtig. Met deze
microscoop kon men voor het eerst afzonderlijke atomen zichtbaar maken
én over een vast oppervlak verplaatsen. Dit opende het perspectief om
op termijn grotere structuren te creëren door individuele atomen een
voor een samen te voegen, een proces dat aangeduid wordt als
bottom-upbottom-up vervaardigd zijn. Zij vormen niet alleen een bron
van kennis van de krachten en ontwerpprincipes die een rol spelen bij
zelfassemblage, maar ook een bron van inspiratie voor de ontwikkeling
van geheel nieuwe nanostructuren met nieuwe functies. Daarnaast slaagt
men er via lithografische technieken in om steeds fijnere structuren
op of in siliciumplaatjes voor chips aan te brengen. Dit staat bekend
als top-down benadering.
benadering. Vooralsnog echter blijft het opbouwen van grotere
structuren uit afzonderlijke atomen of moleculen te bewerkelijk voor
industriële toepassingen. Daarom vindt veel onderzoek plaats naar
zelfassemblage, waarbij de bouwstenen door hun specifieke
eigenschappen zelf de juiste posities in complexe structuren innemen.
In de levende natuur komt een grote verscheidenheid aan nanostructuren
voor die
Op het niveau van de moleculen en atomen vervagen de grenzen tussen de
traditionele wetenschappelijke disciplines. Nanowetenschap en
nanotechnologieën vormen daarom bij uitstek een multidisciplinair
onderzoeksgebied, waarin fysici, chemici, biologen en ingenieurs
steeds meer samenwerken. Vaak maken nanotechnologieën progressie
mogelijk binnen andere technologieën. Het zijn enabling technologies.
De diversiteit van het onderzoek is inmiddels enorm. Er wordt een
grote verscheidenheid aan nanomaterialen ontwikkeld, zoals films van
één of enkele atomen dik, nanotubes van koolstof of anorganische
verbindingen, anorganische nanodraden, organische nanovezels,
biopolymeren, nanodeeltjes van metalen of metaaloxiden, carbon black
(synthetisch roet), fullerenen (bolvormige C -moleculen),
dendrimeren (bolvormige, sterk vertakte organische polymeren) en
quantum dots (nanokristallen van halfgeleidermateriaal). Ook kan men
in grotere materialen nanoporiën maken. Voor elk van deze materialen
zijn tal van toepassingen in ontwikkeling op zeer uiteenlopende
terreinen. Sommige materialen worden al op commerciële schaal
toegepast, bijvoorbeeld carbon black
als materiaalversterker in rubber en deeltjes van titaniumdioxide als
UV-reflectoren in zonnebrandcrèmes. Voor de meeste is het echter nog
niet zover. Inmiddels gaan er wereldwijd miljarden euros om in
nanowetenschap en nanotechnologieën, vooral in onderzoek en
ontwikkeling. Ook Nederland timmert behoorlijk aan de weg met door de
overheid gesubsidieerde onderzoeksprogrammas, zoals NanoNed, waarin
diverse universiteiten en bedrijven samenwerken.
Toepassingen met gezondheidsbaten
Nanotechnologieën bieden tal van nieuwe instrumenten voor onderzoek
aan de basale biochemische en biofysische processen in gezonde en
ontregelde cellen. Deze kennis kan de basis vormen voor de
ontwikkeling van nieuwe preventiestrategieën en therapieën. Daarnaast
vindt intensief onderzoek plaats naar toepassingsmogelijkheden van
nanotechnologieën in vrijwel alle disciplines binnen de geneeskunde.
Dat klinische toepassingen op dit moment nog schaars zijn, is mede het
gevolg van de strenge veiligheidseisen. Niettemin verwachten experts,
zeker op de wat langere termijn (tien jaar en later), veel van de
nanomedicine.
De enorme toename in kennis van het menselijk genoom en van eiwitten,
maakt het meer en meer mogelijk om ziekten te herleiden tot
afwijkingen op moleculair niveau. Dat opent in beginsel de
mogelijkheid om al in een heel vroeg stadium een diagnose te stellen
en eventueel een behandeling te starten nog voor de eerste
ziektesymptomen zich openbaren. Nanotechnologieën bieden de
mogelijkheid om bestaande methoden en instrumenten voor de in vitro
detectie van deze moleculaire biomarkers in urine- of weefselmonsters
van patiënten te verbeteren en geheel nieuwe te ontwikkelen. Dat geldt
ook voor de opsporing van ziekteverwekkende bacteriën en virussen. Nu
al resulteren deze technologieën in kleinere, compactere, meer
verfijnde analytische instrumenten en goedkope wegwerpcomponenten. Ze
verruimen daarmee de mogelijkheden voor point-of-care
toepassingen, waarbij eenvoudige analyses in de huisartsenpraktijk of
bij patiënten thuis, en door henzelf, kunnen worden verricht.
Met nieuwe contrastmiddelen op basis van nanodeeltjes kunnen bestaande
beeldvormingstechnieken voor in vivo-onderzoek worden verbeterd.
Nanodeeltjes van ijzer bijvoorbeeld, worden inmiddels bij patiënten
toegepast voor diagnose en behandeling. Nanotechnologieën kunnen
leiden tot nieuwe, effectievere geneesmiddelen met minder
bijwerkingen. Ze kunnen helpen bij het zoeken naar nieuwe werkzame
stoffen en geven bovendien een krachtige impuls aan de al in de jaren
zeventig begonnen ontwikkeling van systemen die werkzame stoffen naar
de juiste plaats in het lichaam moeten transporteren. Door hun geringe
grootte zijn nanodeeltjes daarvoor bijzonder geschikt. Stealth
coatings, aangekoppelde richtmoleculen en eventueel contrastmiddelen
moeten hen uiteindelijk omvormen tot de magic bullets, waar men al een
eeuw van droomt. Zover is het nog lang niet, maar de eerste
anti-tumor- en anti-schimmelmiddelen met eenvoudige
afleveringssystemen zijn inmiddels op de markt. Sommige nanodeeltjes
kunnen ook zelf als werkzame stof optreden. Tumorcellen bijvoorbeeld,
sterven af nadat geïnjecteerde nanodeeltjes van buitenaf worden
verhit. De effectiviteit van deze behandeling wordt inmiddels bij
patiënten onderzocht.
Nanodeeltjes worden ook gebruikt om de fysische of chemische
eigenschappen te veranderen van materialen voor medische toepassingen,
variërend van verbandmateriaal tot implantaten. De antibacteriële
eigenschappen van nanodeeltjes van zilver worden al op commerciële
schaal benut in wondverband. Diezelfde eigenschappen probeert men nu
ook te benutten door toepassing van deze deeltjes in coatings op
katheters en implantaten en in botcement. Passieve implantaten zoals
kunstheupen worden slijtvaster door nanocoatings of nanostructurering
van hun oppervlak. Bovendien verdraagt het lichaam de implantaten dan
beter, omdat ze dan meer gelijkenis vertonen met de natuurlijke
extracellulaire matrix, die eveneens een nanostructuur bezit. Het
nano-oppervlak kan zelfs de groei van het omringende weefsel
bevorderen, waardoor een betere en duurzamere hechting ontstaat. Ook
in vitro gekweekte weefsels blijken het beste te gedijen op matrijzen
van nanovezels (bijvoorbeeld van collageen). Bij proefdieren heeft men
met geïnjecteerd matrijsmateriaal al in vivo regeneratie van
beschadigd zenuwweefsel weten te bewerkstelligen. Hetzelfde geldt voor
actieve implantaten, zoals cochleaire implantaten, pacemakers en
defibrillatoren: nanostructurering van het elektrode-oppervlak
vergroot het contact met het omringende weefsel, voorkomt de vorming
van littekenweefsel en zorgt aldus voor een betere en duurzamere
signaaloverdracht. Bovendien krijgen de batterijen die deze
implantaten gebruiken dank zij nanotechnologieën een steeds hogere
energieopslagcapaciteit.
Toepassingen in de landbouw, de levensmiddelensector en het
milieubeheer kunnen eveneens de menselijke gezondheid ten goede komen.
De ontwikkelingen zijn hier echter wat minder ver gevorderd. Veel
mogelijke toepassingen sluiten aan bij die binnen de geneeskunde: de
opsporing van ziekteverwekkers en schadelijke stoffen, desinfectie en
afleveringssystemen voor diergeneesmiddelen en
gewasbeschermingsmiddelen. Andere toepassingen betreffen onder meer
bodemsanering en waterzuivering.
Toxicologische risicos
Dezelfde eigenschappen die nanodeeltjes vanuit technologisch oogpunt
zo interessant maken, zoals een hoge reactiviteit en het vermogen om
barrières te passeren, zouden hen ook gevaarlijk kunnen maken voor de
mens of het milieu. De huidige discussie over risicos van
nanotechnologieën concentreert zich in belangrijke mate op de
mogelijke schadelijkheid van deze deeltjes.
Nanodeeltjes van velerlei aard zijn van nature alomtegenwoordig in het
milieu, maar hun hoeveelheid in de lucht is de laatste eeuwen sterk
gestegen door de verbranding van fossiele brandstoffen. Sinds geruime
tijd is bekend dat fijne stofdeeltjes in de lucht schadelijk kunnen
zijn voor de menselijke gezondheid. Dat geldt niet alleen voor hoge
concentraties op de werkplek, maar ook voor de relatief lage
concentraties in de buitenlucht in stedelijke gebieden. Toxicologisch
onderzoek heeft inmiddels veel kennis opgeleverd over de relatie
tussen fysische en chemische deeltjeseigenschappen en
werkingsmechanismen die aan de gezondheidsschade ten grondslag liggen.
Het inzicht is echter nog verre van volledig. Met de opkomst van
nanotechnologieën richten deeltjestoxicologen hun aandacht steeds meer
op de fijnste stofdeeltjes, de nanodeeltjes. Daarbij staan zij voor de
vraag in hoeverre de beschikbare kennis over traditionele micro- en
nanodeeltjes bruikbaar is voor de beoordeling van de risicos van
nieuwere soorten synthetische nanodeeltjes, zoals nanotubes,
fullerenen, nanodraden, quantum dots en deeltjes die ingezet worden
voor geneesmiddelentransport en diagnose.
Onderzoek met traditionele deeltjes heeft duidelijk gemaakt dat fijne
stofdeeltjes gemakkelijk tot diep in de longen kunnen doordringen.
Vooral nanodeeltjes slagen er door hun geringe grootte in om de
aanwezige verwijderingsmechanismen te omzeilen of te beschadigen en
hopen zich op als ze moeilijk op te lossen of af te breken zijn. In
tegenstelling tot grotere deeltjes kunnen nanodeeltjes cellen
binnendringen en daar de stofwisseling verstoren. Vanuit de longen
kunnen ze in de bloedbaan doordringen en zo andere organen bereiken.
Waarschijnlijk kunnen nanodeeltjes bovendien via het neusslijmvlies en
de reukzenuwen de hersenen binnendringen. In welke mate ze ook via de
(intacte) huid en het spijsverteringskanaal het lichaam kunnen
binnendringen is minder duidelijk. In het lichaam kunnen nanodeeltjes
de vorming van schadelijke stoffen bevorderen, zoals reactieve
zuurstofverbindingen. De deeltjes roepen bovendien ontstekingsreacties
op, die, indien chronisch, tot verhoogde en schadelijke spiegels van
reactieve stoffen van het immuunsysteem in het bloed kunnen leiden.
Deze mechanismen liggen vermoedelijk ten grondslag aan het waargenomen
verband tussen de aanwezigheid van fijn stof in de lucht en
aandoeningen van de luchtwegen en de bloedsomloop bij de mens.
De eerste toxicologische onderzoeken aan nieuwe synthetische
nanodeeltjes duiden erop dat dezelfde mechanismen ook bij deze
deeltjes een rol spelen. De kans op blootstelling aan dergelijke
synthetische nanodeeltjes is voor de algemene bevolking op dit moment
nog gering. Voorlopig hebben mensen die met deze deeltjes in
onderzoekscentra werken de meeste kans. Dat kan echter veranderen als
meer producten met dergelijke deeltjes op de markt komen. Daarom is
aandacht voor de toxicologische risicos van nanomaterialen geboden.
Sociale implicaties en morele vragen
De betekenis van nanotechnologieën blijft niet beperkt tot de
gezondheid van individuele mensen. Er zijn ook consequenties voor de
samenleving als geheel, die zowel positief als negatief kunnen zijn.
Nanotechnologieën zijn bij uitstek enabling technologies. Dat
verklaart waarom de meeste morele vragen die met nanotechnologieën
verband houden, noch nieuw noch typisch voor nanotechnologieën zijn.
Dat geldt zeker voor de korte en de middellange termijn. Ze zijn
veelal gerezen door eerdere ontwikkelingen binnen andere
technologische disciplines. Nu deze onder invloed van
nanotechnologieën progressie doormaken, krijgen die bestaande morele
kwesties wel een nieuwe dimensie. Ze dringen zich massaler en
versterkt aan ons op en winnen aan urgentie. Tegelijkertijd worden ze
complexer, wat het vinden van passende antwoorden bemoeilijkt. De
commissie illustreert dit aan de hand van enkele voorbeelden die alle
direct of indirect met de gezondheid samenhangen.
Nanotechnologieën zullen het gebruik van hulpbronnen en de verdeling
van goederen en rijkdom beïnvloeden. Ze kunnen in potentie bijdragen
aan de totstandkoming van een duurzamere samenleving en zo de
levensstandaard en de gezondheid van toekomstige generaties
bevorderen. Ook kunnen ze helpen bij de realisatie van de Millenium
Development Goals van de Verenigde Naties ter verbetering van de
leefomstandigheden van mensen in ontwikkelingslanden.
Wetenschappelijke en technische vooruitgang vergen in het algemeen
echter aanzienlijke investeringen en vinden derhalve vooral daar
plaats waar voldoende financiële middelen voorhanden zijn. Zonder een
weloverwogen poging om deze ontwikkelingen naar de omstandigheden van
de derde wereld te vertalen, bestaat het risico dat de
ontwikkelingslanden niet in die mate of zo snel de vruchten van
nanotechnologieën zullen plukken als wel zou moeten.
Om schending van de privacy van mensen tegen te gaan, is er uitvoerige
nationale en Europese wetgeving. Dat geldt niet in de laatste plaats
binnen de gezondheidszorg. De voortschrijdende miniaturisering van
apparatuur, in combinatie met ontwikkelingen op ICT-gebied, vergroot
echter het risico op onbedoelde onthulling of het onethisch gebruik
van vertrouwelijke informatie.
Nanotechnologieën zullen op diverse manieren de relatie tussen arts en
patiënt beïnvloeden. Ze kunnen zeer wel bijdragen aan het groter
worden van de kloof tussen diagnostiek en therapie, omdat de
ontwikkelingen op het eerste vlak sneller gaan dan op het tweede. Dat
roept vragen op over het recht-om-te-weten. Daarnaast leidt
geavanceerde, handzamere apparatuur in combinatie met vorderingen op
ICT-gebied ertoe dat diagnose en behandeling steeds meer thuis
plaatsvinden door mantelzorgers of patiënten zelf, al of niet geholpen
door fabrikanten van de apparatuur. Vragen over wat goede zorg en
goede informatievoorziening inhouden, krijgen door deze ontwikkelingen
steeds meer gewicht.
Nanotechnologieën bieden in de toekomst wellicht nieuwe en
verdergaande mogelijkheden om gezonde mensen naar eigen smaak te
perfectioneren. Op dit moment staan dergelijke
enhancement-toepassingen nog in de kinderschoenen of zijn speculatief
van aard. Vormen waarbij ICT-implantaten in de hersenen worden
geplaatst, raken aan het wezen van onszelf en roepen vragen op over de
mogelijke implicaties voor begrippen als persoon zijn, vrijheid en
verantwoordelijkheid, net als het gebruik van psychofarmaca. Wellicht
dat op de langere termijn zulke verregaande, nieuwe mogelijkheden
ontstaan, dat geheel nieuwe morele vragen rijzen. De gevolgen voor de
samenleving als geheel kunnen groot zijn. Zo kan er een tweedeling
ontstaan tussen mensen met en zonder implantaten. Sommige militaire
toepassingen zullen eveneens vragen oproepen.
Conclusies en aanbevelingen
Op grond van het bovenstaande komt de commissie tot de volgende
conclusies:
* Er vindt intensief wetenschappelijk onderzoek plaats naar
toepassingsmogelijkheden van nanotechnologieën binnen vrijwel alle
disciplines van de geneeskunde (nanomedicine). Dit geldt in
mindere mate ook voor de sectoren van landbouw, voeding en milieu.
Slechts weinig nanotechnologische producten zijn nu al op de
markt, maar de commissie verwacht dat dit aantal de komende jaren
zal stijgen. Er zullen ongetwijfeld nieuwe mogelijkheden voor
diagnose en behandeling van ziekten komen. Tegelijkertijd
waarschuwt de commissie voor overspannen verwachtingen. Door de
hoge eisen die worden gesteld aan de werkzaamheid en de veiligheid
duurt de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en medische
hulpmiddelen jaren. De baten voor het milieu zijn deels nog
onzeker.
* Het inzicht in de mogelijke schadelijkheid van nieuwe,
synthetische nanodeeltjes is nog beperkt. Dat geldt zowel voor de
aard als voor de ernst van mogelijke gezondheids- en
milieueffecten. Op grond van de kennis van traditionele deeltjes
en de eerste onderzoeksresultaten betreffende nieuwe nanodeeltjes
meent de commissie dat er aanleiding is om de toxicologische
eigenschappen van slecht oplosbare en moeilijk afbreekbare
nanodeeltjes goed te onderzoeken alvorens ze massaal in productie
te nemen en op de markt te brengen.
* Naast de directe consequenties voor de gezondheid van mensen
verdienen ook de bredere maatschappelijke gevolgen van
nanotechnologieën aandacht. Deze kunnen zowel gewenst als
ongewenst zijn. Als enabling technologies hebben nanotechnologieën
vooral de neiging om vraagstukken die door andere technologische
ontwikkelingen gerezen zijn, te versterken. Op de wat langere
termijn kunnen ook geheel nieuwe vraagstukken ontstaan,
bijvoorbeeld door de ontwikkeling en toepassing van
ICT-implantaten in de hersenen.
Gezien alle beloften en bedreigingen, maar ook wegens alle
onzekerheden en verschillen in waardeoordelen in een pluriforme
samenleving als de onze, meent de commissie dat de verdere
ontwikkeling van nanowetenschap en nanotechnologieën met gepaste
zorgvuldigheid moet gebeuren. Daartoe beveelt ze het volgende aan:
* Nanotechnologisch onderzoek dat de overheid belangrijk acht voor
de menselijke gezondheid of het milieu, kan ze stimuleren door
middel van financiele prikkels. Dat is in het bijzonder van belang
als dit onderzoek vanuit commercieel oogpunt minder interessant
is. Het transdisciplinaire karakter van nanotechnologieën verdient
daarbij speciale aandacht, omdat de stimulering van onderwijs en
onderzoek traditioneel sectoraal of disciplinair plaatsvindt.
* De beste stimulering van nanowetenschap en nanotechnologieën vormt
echter een zorgvuldige omgang met de risicos. Risk governance*,
zoals onlangs beschreven door de International Risk Governance
Council (IRGC), biedt daartoe mogelijkheden. Vooral bij de
probleemomschrijving, het oordelen over de aanvaardbaarheid van
risicos en de noodzakelijkheid van risicobeperkende maatregelen,
alsmede bij de keuze van geschikte risicobeheersingsopties spelen
behalve kennis ook waardeoordelen een rol. Het verdient derhalve
aanbeveling om direct belanghebbenden en, in bepaalde gevallen,
het publiek bij de besluitvorming te betrekken.
* Het is van belang om in een vroeg stadium ongewenste of
schadelijke gevolgen van nanotechnologieën op het gebied van
gezondheid, arbeidsomstandigheden, milieu, ethiek en sociale
verhoudingen te identificeren. De commissie meent dat dit het best
kan gebeuren door een speciaal hiervoor in te stellen, brede
commissie waarin naast onafhankelijke, wetenschappelijke
deskundigen, ook direct belanghebbenden en vertegenwoordigers van
het publiek zitting hebben.
* De door de IRGC voorgestelde indeling van risicovraagstukken in de
categorieën eenvoudig, complex (wetenschappelijk ingewikkeld),
onzeker (gebrek aan kennis) en ambigu (verschillen in
waardeoordelen) is ook bruikbaar voor risicovraagstukken die met
nanotechnologieën samenhangen. Ze geeft richting aan de keuze van
de beste risicobeheersingsstrategie. In de genoemde volgorde van
eenvoudig naar ambigu neemt het belang van betrokkenheid van
direct belanghebbenden en publiek bij de besluitvorming toe.
Vraagstukken rond de privacy, zelftests en de toxiciteit van
gemakkelijk afbreekbare nanodeeltjes kunnen volgens de commissie
het best geplaatst worden in de categorie eenvoudig. Vragen over
de kloof tussen arm en rijk en wellicht ook die over duurzaamheid
horen in de categorie complex. Het vraagstuk van de toxiciteit van
moeilijk afbreekbare, synthetische nanodeeltjes past in de
categorie onzeker. De vraagstukken van de kloof tussen diagnostiek
en therapie, geavanceerde thuiszorg, enhancement en van militaire
toepassingen plaatst de commissie in de categorie ambigu.
* Plaatsing van het vraagstuk van de toxiciteit van moeilijk
afbreekbare, synthetische nanodeeltjes in de categorie onzeker
impliceert dat een op voorzorg gebaseerde
risicobeheersingsstrategie het meest geschikt is. Hieraan kan
invulling worden gegeven door:
- levenscyclusanalyses uit te voeren voor producten die nanodeeltjes
bevatten om vast te stellen in welke mate deeltjes vrijkomen in de
productie-, gebruiks- en afvalfase; beperking van de uitstoot uit en
blootstelling in onderzoekscentra en fabrieken; aparte aandacht voor
de risicos van nanodeeltjes bij de (verplichte) veiligheidsbeoordeling
van toepassingen (bv. bodemsanering) en producten (bv. geneesmiddelen)
en deze alleen toe te laten als vast staat dat de voordelen opwegen
tegen de risicos.
- behandeling van nanovormen van bestaande stoffen als nieuwe stoffen
vanwege hun unieke eigenschappen; geen of een lagere productie- of
invoerdrempel voor nanomaterialen in de nieuwe Europese regelgeving
voor chemische stoffen (REACH);
meer internationaal gecoördineerd (rol OECD) onderzoek naar de
toxiciteit van nanomaterialen; aanpassing van de huidige
toxiciteitstests voor stoffen ten behoeve van hun geschiktheid voor
nanomaterialen; uitdrukking van de toegediende dosis in massa,
oppervlaktegrootte én aantallen deeltjes; een betere fysisch-chemische
karakterisering van nanomaterialen; voortvarend aan de slag te gaan
met de onlangs voorgestelde screeningsstrategie voor nanomaterialen.
* Risk governance bij nanotechnologieën moet (ook) plaatsvinden op
internationaal niveau, mede gelet op het internationale karakter
van veel wet- en regelgeving. De commissie is geen voorstander van
aparte wetgeving voor nanotechnologieën, maar ziet meer in
aanpassingen in de bestaande wetten en regels voor zover de
ontwikkelingen binnen de nanowetenschap en nanotechnologieën dat
nodig maken.
* In de dialoog tussen overheid, direct belanghebbenden en publiek
staat het begrip vertrouwen centraal. Dat geldt ook bij het
nanotechnologiedebat. Een voortdurende, kritische reflectie van
instituties op het eigen functioneren is onontbeerlijk om het
vertrouwen van het publiek te verdienen. Naast deskundigheid,
daadkracht en integriteit, zijn openheid en aansprakelijkheid
daarbij sleutelbegrippen.
---
* Met de term governance bedoelt men de structuren en processen voor
collectieve besluitvorming, waarbij zowel overheids- als particuliere
instanties en partijen betrokken zijn.
27 april 2006
Gezondheidsraad