Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed
Ter gelegenheid van informatiedag / startschot stichting Internationale Erfgoedactiviteiten27 april 2006, Amsterdam
Atzo Nicolaï, Staatssecretaris voor Europese Zaken
Geachte aanwezigen, dames en heren,
Het doet mij genoegen hier vandaag te mogen zijn ter gelegenheid van de kick-off van het centrum voor internationale erfgoed activiteiten. Het gemeenschappelijke culturele erfgoed, erfgoed dat zich met name bevindt in landen met een VOC of WIC verleden, maar ook in Europa. Erfgoed voor Nederland, maar ook voor het land waar het zich bevindt. Dat maakt het gezamenlijk. Die gedeelde geschiedenis met landen als Indonesie en Suriname is jarenlang onderbelicht geweest. Zowel in die landen als hier,
in Nederland. Inmiddels zijn we echter op het punt aanbeland dat we met enige trots kijken naar de materiele, en soms ook immateriele, erfenis verspreid over de wereld.
Gezamenlijk cultureel erfgoed is, nog meer dan vroeger, een centraal en integraal onderdeel van het Internationale Cultuurbeleid. Binnen het Internationale Cultuurbeleid willen we meer sturend en strategisch ons geld gaan inzetten. Dat vraagt om een beter gecoordineerd maar ook consistent beleid, ook op het gebied van gezamenlijk cultureel erfgoed. Daarom is het centrum wat vandaag zijn start beleefd ook zo van belang. Want coordinatie en continuiteit is daar de kern. Coordinatie van kennis,
expertise, netwerken, uitvoerende capaciteit, wetenschappelijke onderbouwing, betrokkenheid van het bedrijfsleven, en ga zo maar door. Daarom ben ik hier, daarom zijn wij allen hier.
Hier, in de Zaal van de Heren 17. Exact 400 jaar geleden, in 1606, werd in deze zaal de basis gelegd voor de eerste intensieve contacten tussen Nederland en talloze landen in Afrika en Azië. Hier werd besloten tot het uitzenden van expedities, hier werd bezien waar steunpunten nodig waren, voor bevoorrading, voor proviand, voor bescherming van de vaarroutes, hier werd internationale handelspolitiek bedreven. Het hart van de eerste multinational ter wereld. Voor een lange tijd was deze kamer
hierdoor ook het venster op grote delen van de wereld.
Lange tijd bestond het beeld, dat de VOC uitsluitend gericht was op het "roven" van de rijkdommen in de Oost. Dat beeld is overigens niet van de laatste decennia. Al in 1608 reisde een delegatie van ambassadeurs uit Siam (het huidige Thailand) met VOC schepen naar Nederland "om ons land te besien, en te vernemen of het zeggen der Portugesen, dat wy geen land besaten, en maar Zee-rovers waren, waar was".
Nu was het inderdaad zo dat de VOC dienaren soms wat problemen hadden met de schaal van het grondgebied als men tijdens onderhandelingen ons land op de kaart moest aanwijzen. Vaak werd met een ruim gebaar een groter Europees deel aangewezen.
Met de gedachte dat de kosten voor de baten uitgaan werd het gezantschap in 1609 met geschenken teruggebracht naar Siam in de hoop dat "de handel in China deur faveur van de Coninck van Chiam soude mogen worden geprepareert". Helaas bleef de directe handel met China voor de VOC uitgesloten maar de ambassadeurs waren wel "ten vollen van der Portugesen valsheid en kwaadaardigheid overtuigd".
In de decennia die zouden volgen beleefde Nederland haar gouden Eeuw. Hoewel het geld die deze bloeiperiode mogelijk maakte, voornamelijk in Europa werd verdiend, hebben de Nederlandse kooplieden die met hun schepen over de wereld uitzwermden een onuitwisbare indruk achtergelaten. Er is veel bewaard van al die tochten: scheepsjournalen, waarover we de laatste jaren steeds meer horen, interessante documenten die opduiken uit oude archieven. Interessant voor de vaderlandse geschiedenis. Ik zei
het al, meer dan vroeger voelen we ons betrokken bij onze eigen, vaderlandse geschiedenis.
Maar ons verleden is net zo goed een wereldwijd verleden. Onze geschiedenis is ook de geschiedenis van andere landen. In die landen neemt de belangstelling voor het gemeenschappelijke verleden toe. En in het kielzog daarvan -om een scheepvaartterm te hanteren- neemt de waardering en de interesse voor de materiële en immateriële overblijfselen ervan toe. Concrete sporen die Nederland, behalve in Europa, ook in Amerika, Afrika en Azië heeft achtergelaten.
Scheepswrakken, als tastbare overblijfselen, spreken tot de verbeelding. De Batavia wordt ingezet bij de herdenking van 400 jaar Nederland-Australische betrekkingen. Een blikvanger, waar in die landen veel mensen op af komen.
Daarnaast zijn er ook veel bouwwerken achtergelaten, en andere minder tastbare sporen. Forten, silo's, woningen, kerken, straat- en familienamen, wegenpatronen, kanaalsystemen, havens, begraafplaatsen, rechtsystemen, kadasters. Sommige opvallend aanwezig, andere reeds lang opgenomen in het straatbeeld, als bewijs van de verwevenheid van onze verledens. Soms weet bijna niemand meer wat de oorsprong is.
Eerder noemde ik al het belang van kennis van het verleden voor een beter begrip van onze huidige samenleving. Dat geldt niet alleen voor ons, hier in Nederland. Dat geldt ook voor de partnerlanden waarmee Nederland samenwerkt op het gebied van gezamenlijk cultureel erfgoed. In een land als Zuid-Afrika , dat zich op een keerpunt in zijn geschiedenis bevindt, is aan één ding behoefte, objectieve geschiedschrijving. In dat verband valt het belang van de oude VOC archieven niet te onderschatten.
"Rewriting history" en "Nation building" vormen dan ook de kern van de samenwerking met Zuid-Afrika.
Er ligt veel werk op dit gebied voor de boeg. In Nederland, waar veel landgenoten zich nauwelijks bewust zijn van het Nederlands cultureel erfgoed in den vreemde. En er is steeds meer buitenlandse belangstelling, waar men steeds meer inziet dat je alleen iets over de toekomst kunt zeggen als je je verleden kent.
Dat het in Nederland niet alleen bij wetenschappelijke aandacht voor het verleden blijft, blijkt uit het feit dat sinds 1997 binnen het Internationaal Cultuurbeleid geld beschikbaar is voor het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. U zag net op de dvd een aardige bloemlezing van de verscheidenheid aan projecten die we hebben gefinancierd.
Inmiddels zijn we bijna 10 jaar verder en willen we, BZ en OCW, gerichter gaan steunen. Belangrijk thema nu is bijvoorbeeld cultureel toerisme, d.w.z. een erfgoedplek dusdanig ontwikkelen dat er ook voor toeristen een meerwaarde aan (kan) zitten om het te bezoeken. Zo behoud je niet alleen het erfgoed, het onderhoud wordt beter gewaarborgd door o.a. de opbrengsten uit het toerisme. Sri Lanka is daar een prachtig voorbeeld van. Restauraties in het fortin Galle in een samenwerkingsproject tussen
Nederland en Sri Lankaanse overheid.
Met het revitaliseren van het fort heb je als spin-off werkgelegenheid, toerisme. Er komt een infrastructuur tot stand, en dat is wat we willen.
Ik was afgelopen januari in Galle. Het fort is een schoolvoorbeeld van gemeenschappelijk erfgoed. De architectuur van de typische huisjes is namelijk niet terug te vinden in Nederland, maar ook niet in een willekeurig Sri Lankaans dorp. Ze zijn een samensmelting van verschillende bouwtradities, toegesneden op lokale omstandigheden. In die huisjes wonen nu nog Sri Lankaanse gezinnen. In de Leynbaan Street sprak ik kort met een bewoner, die afstammeling bleek te zijn van de Nederlanders, een
zogeheten Burgher, een in Sri Lanka erkende bevolkingsgroep. Hij toonde zich verheugd over het opknappen van zijn woonplaats, de in ere herstelde vestingwerken, de fris geschilderde wapenschilden, de IJsselsteentjes in de muren, de kinderkopjes op de straten, de prachtig gerestaureerde Nederlands Hervormde kerk. Natuurlijk zag ik ook deze aan Nederland herinnerende elementen, maar meer nog zag ik dat een inwoner van Sri Lanka trots is op een mooi hersteld stuk geschiedenis. Zíjn geschiedenis
net zo goed als de onze. Inmiddels trekt Galle toeristen uit heel Sri Lanka. Maar ook van buiten Sri Lanka. De lokale werkgelegenheid profiteert ervan. Gemeenschappelijk cultureel erfgoed creëert toekomst.
Tijdens mijn bezoeken ervaar ik de gewijzigde houding van landen waar gemeenschappelijk cultureel erfgoed aanwezig is. Er is steeds meer erkenning dat dit belangrijk is. De negatieve aspecten van ons koloniale verleden worden steeds minder bepalend. Wat niet wil zeggen dat we ons er niet van bewust zijn en blijven. Maar waar bijv. restauratie van bepaalde gebouwen enige jaren geleden nog volstrekt onbespreekbaar was, vanwege het koloniale verleden, vinden landen en organisaties het steeds
belangrijker om de gemeenschappelijk historische erfenis goed te bewaren en te beheren. Om het anders te zeggen: op de sporen van het verleden wordt gebouwd aan een nieuwe toekomst, soms letterlijk, soms op andere manieren.
Aandacht hebben we ook voor het bevorderen van de samenwerking tussen de verschillende prioriteitslanden. Getuige het grote archiefproject TANAP, waarbij in de verschillende VOC landen hard gewerkt is aan het conserveren en behoud van de VOC archieven. TANAP is erg succesvol gebleken want er is inmiddels een opvolger van in de maak, Encompass.
Een belangrijke reden dat dit project zo succesvol is, is de bundeling van kennis en expertise, nl. de kennis en expertise uit de verschillende VOC landen en Nederland.
En dat, dames en heren, brengt mij tot een belangrijk onderwerp van vandaag. De aanleiding van deze bijeenkomst, namelijk het kennis- en expertisecentrum voor internationale erfgoedactiviteiten in oprichting. Velen van u hebben er al over gehoord.
Ik, en met mij mijn collega van OCW, ben een groot voorstander van zo'n centraal punt waar kennis en expertise uit eerder uitgevoerde internationale erfgoedprojecten gebundeld wordt, waar bestaande netwerken van 1 persoon, op 1 onderwerp, samenkomen met andere netwerken en onderwerpen. Dat maakt efficiënt gebruik van kennis en fondsen mogelijk. Er kan een visie op beleid worden ontwikkeld. Immers, alle relevante erfgoedgebieden zullen in het centrum vertegenwoordigd zijn.
Het past ook in het huidige trend binnen het internationale cultuurbeleid. Ik stipte het eerder al even aan, binnen het ICB zijn we bezig met een herstructurering. Onze middelen willen we gerichter, strategischer in kunnen zetten in de toekomst. De stichting in oprichting zou bijvoorbeeld heel goed in opdracht van ons, BZ/OCW, een samenhangend beleidsplan kunnen opstellen, ik zou me dat kunnen voorstellen voor bijvoorbeeld Indonesië.
Met de overheid van Indonesie zijn we in vergevorderd overleg over een beleidskader gezamenlijk erfgoed. Het Centrum kan een rol spelen door op het gebied van archieven, gebouwd en immaterieel erfgoed een samenhangend plan op te stellen. We hoeven als overheid niet te wachten tot instellingen zich bij ons melden. Er is veel expertise in Nederland, sommigen hebben al 25 ervaring met Indonesische counterparts, die kennis kunnen wij heel goed gebruiken.
Maar het centrum kan ook een rol spelen in het beter in beeld brengen, meer bekendheid geven binnen Nederland aan het gemeenschappelijk cultureel erfgoed en de betekenis die het heeft. Het is een contactpunt voor partners in Nederland en in het buitenland. Het kan informatie verstrekken en als counterpart bij projectontwikkeling dienen. In samenwerking met andere landen kunnen activiteiten worden ontplooid die aansluiten bij de behoefte van bijvoorbeeld de private sector om zich met
gemeenschappelijk cultureel erfgoed te profileren.
Kortom, een hele goede stap, dit centrum. Een ontwikkeling die ik aanmoedig en waar BZ ook al financiële steun aan heeft gegeven.
Ik kijk uit naar de discussies over de rol en betekenis van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed die door het centrum zullen worden georganiseerd. Ik hoop dat de komende jaren door de interessante samenwerkingsprojecten ons beeld van dit gemeenschappelijk verleden zal worden verfijnd en verrijkt en we de clichés over het roemruchte verleden achter ons kunnen laten.
De rol van de "Hollandse koopmansgeest" zal waarschijnlijk deze debatten wel overleven. Daarom kan ik veilig gebruik maken van het volgende beeld bij mijn afsluiting: Het zou mooi zijn dat diezelfde koopmansgeest de investeringen die eeuwen geleden al gedaan zijn, opnieuw laat renderen. Door relatief kleine investeringen moet het mogelijk zijn om ook deze vorm van erfgoed in te zetten voor de culturele en economische ontwikkeling van de landen waarmee we erfgoed delen.
Galle in Sri Lanka, waar nu de ontwikkeling van het cultuur-historische toerisme een belangrijke rol speelt in de rehabilitatie van deze door de tsunami zwaar getroffen stad, is een concreet voorbeeld. De grote winsten zijn natuurlijk te halen uit de culturele samenwerking en het continueren van de banden tussen Nederland en deze landen, waarvan er zoveel in deze Kamer van de Heren XVII zijn begonnen.
Dus, dames en heren, om af te sluiten, het behoud van gezamenlijk cultureel erfgoed is van groot belang en u, de nieuwe stichting "SHARED", heeft dus een hele belangrijke taak!
Ik wens u dan ook veel succes met al uw activiteiten.
Dank u.
Ministerie van Buitenlandse Zaken