Rol beroepsonderwijs in kenniseconomie moet groeien
Docenten in het beroepsonderwijs en onderwijskundigen in
arbeidsorganisaties moeten meer oog hebben voor de flexibilisering van
leerprocessen en competenties. Want innovatie in de kenniseconomie
vindt pas plaats als vaklieden en professionals in staat zijn hun
collectieve, wederkerende handelingspatronen te veranderen. Daarom
pleit prof.dr. A.F.M. Nieuwenhuis in zijn oratie voor een `nieuwe
professionaliteit'.
Loek Nieuwenhuis (51) houdt zijn oratie op donderdag 27 april bij de
aanvaarding van de bijzondere leerstoel `effectiviteit van
beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en levenslang leren' aan de
faculteit Gedragswetenschappen van de Universiteit Twente.
Innovatie is belangrijk voor de concurrentiekracht van bedrijven in de
kenniseconomie die Nederland zo nadrukkelijk nastreeft. In zijn oratie
zet Loek Nieuwenhuis zich af tegen een lineair model van innovatie:
van onderzoek, via technologieontwikkeling, naar verspreiding door
toepassing binnen bedrijven. Innovatie vindt volgens hem veel meer
'interactief' plaats. Binnen moderne bedrijfsprocessen wordt continu
geleerd en geïnnoveerd.
Toch blijven de routines waarmee vakexperts werken de belangrijke
dragers ('genen') van onze economie. Maar, betoogt Nieuwenhuis, deze
routines zijn niet star maar adaptief. Duurzame verandering van die
routines, dat is het wezen van werkelijke innovatie. Om te overleven
zullen organisaties leren en produceren moeten combineren.
De rol van het beroepsonderwijs in deze opvatting van innovatie binnen
de kenniseconomie is nog erg onwennig, constateert Nieuwenhuis.
Bedrijven vragen maatwerk, passend bij hun productieproces en
veranderdoelstellingen. Maar ze zien scholen voor beroepsonderwijs
vooral nog als leveranciers van gestandaardiseerde leertrajecten.
Maatwerk verwachten bedrijven niet van hen. Daarvoor gaan ze liever
'winkelen' op de private markt. Toch hebben ROC's en hbo-instellingen
wel al veel plannen om de markt op te gaan van maatwerk leertrajecten.
Een beweging die Nieuwenhuis ook voorstaat: 'Net als de onderzochte
bedrijven zullen onderwijsinstellingen een 'oog voor leren' moeten
ontwikkelen en hun eigen personeel uitdagen om zich in deze richting
professioneel te ontwikkelen.'
De nieuwe maatschappelijke taak van het beroepsonderwijs is niet
gemakkelijk, onderkent Nieuwenhuis in zijn oratie. De opdracht voor
bijvoorbeeld ROC's noemt hij: 'duizelingwekkend gevarieerd en
complex'. Dit komt mede doordat bedrijfssectoren via hun kenniscentra
gedetailleerde uitstroomprofielen hebben vastgelegd in de
kwalificatiestructuur.
De onderwijsinstellingen voor beroepsonderwijs hebben te maken met een
tegenstrijdige set eisen omtrent hun maatschappelijke functioneren.
Het beroepsonderwijs moet immers de vaklieden leveren die straks de
innovatie in bedrijven en instellingen gaan verzorgen. Nieuwenhuis
bepleit een professionele koers richting een flexibel bestel voor een
leven lang leren waarvoor in het beroepsonderwijs de toon wordt gezet.
De kunst is een nieuwe balans te vinden tussen vormen van open leren
en vertrouwde vormen van initieel leren.
Nieuwenhuis voerde een groot aantal onderzoeks- en
consultancyprojecten uit, ondermeer bij de RU Groningen, het instituut
voor onderwijsonderzoek RION en bij Stoas Onderwijs BV. Zowel
beroepsonderwijs als 'werkgerelateerd leren' binnen bedrijven en
technologiebranches, behoorden altijd tot onderwerp van onderzoek. Ook
in de toekomst blijft Nieuwenhuis vier dagen per week in functie bij
Stoas. Voor een dag in de week gaat hij de bijzondere leerstoel op de
UT vervullen, zoals die mogelijk wordt gemaakt door de Stichting Max
Goote Bijzondere Leerstoelen.
Noot voor de pers:
Prof.dr. A.F.M. Nieuwenhuis houdt zijn oratie op donderdag 27 april om
16.00 uur in de Vrijhof, op de campus van de Universiteit Twente.
Contactpersoon voor de pers: Menno van Duuren (Bureau Communicatie),
m.vanduuren@utwente.nl, tel. 053 489 2210.
Top
Laatst gewijzigd op 26-04-2006 12:05:36 door Webmaster
Universiteit Twente