IP/06/533
Brussel, 26 april 2006
Staatssteun: de Commissie opent een diepgaand onderzoek naar de voorgestelde
subsidie voor General Motors Belgium
De Europese Commissie heeft een diepgaand onderzoek ingeleid om na te
gaan of de subsidie van 5,33 miljoen euro die het Vlaamse Gewest
voornemens is te verstrekken voor opleidingen bij General Motors
Belgium in Antwerpen verenigbaar is met de bepalingen inzake
staatssteun van het EG-Verdrag. De Commissie betwijfelt of de steun de
onderneming stimuleert om extra opleidingsactiviteiten te ontplooien;
wanneer dit niet het geval is, is de steun niet nodig en gaat het dus
om verboden exploitatiesteun. Het openen van een diepgaand onderzoek
stelt de belanghebbende partijen in staat hun opmerkingen over de
voorgestelde maatregelen te maken. Dit onderzoek loopt niet vooruit op
de uitslag van de procedure.
EU-commissaris voor Concurrentie Neelie Kroes verklaarde het volgende:
"In de context van de Lissabon-agenda worden opleidingsactiviteiten
krachtig door de Commissie ondersteund. Het risico bestaat echter dat
steun wordt verleend voor opleidingskosten die de onderneming in ieder
geval zou hebben gemaakt, dus ook zonder subsidie. Wij moeten daarom
nagaan of de steun werkelijk extra opleidingsactiviteiten oplevert en
niet alleen maar de concurrentie vervalst."
België heeft in december 2005 het voornemen van het Vlaamse Gewest
kenbaar gemaakt 5,33 miljoen euro steun te verlenen voor een
opleidingsprogramma met een kostprijs van 19,95 miljoen euro.
De begunstigde van de steun is General Motors Belgium NV in Antwerpen,
dat onderdeel is van de General Motors Corporation. Het bedrijf, dat
in 1924 werd geopend, heeft momenteel 5.400 mensen in dienst en
produceert het model Opel Astra. General Motors Belgium heeft voor de
periode 2005-2007 een investeringsprogramma met een totale waarde van
127 miljoen euro op poten gezet, dat de productie van een nieuwe
versie van de Astra en een verdubbeling van de activiteit van de
perserij mogelijk zal maken. De opleidingen waarvoor steun wordt
verleend zouden in dit verband worden gegeven.
Op grond van een eerste beoordeling twijfel de Commissie eraan dat de
door de Belgische autoriteiten verleende steun verenigbaar is met de
gemeenschappelijke markt. Het gesubsidieerde opleidingsprogramma lijkt
namelijk te voorzien in activiteiten die binnen de automobielsector
normaal en noodzakelijk zijn, en die door de autofabrikanten
uitsluitend onder impuls van de marktkrachten worden ondernomen. De
Commissie vraagt zich af of de steun het bedrijf er wel degelijk toe
aanzet extra kosten voor opleidingen te maken, zoals de bedoeling is.
Zij betwijfelt bijgevolg dat de steun noodzakelijk is en dat het niet
alleen maar gaat om exploitatiesteun die binnen de automobielmarkt de
concurrentie vervalst en de voorwaarden waaronder het handelsverkeer
plaatsvindt nadelig beïnvloedt.
European Union