MINBZ:Vernieuwd hulpbeleid maakt armoedebestrijding effectieve

Ministerie buza

http://www.minbuza.nl

Sinds het Nederlandse hulpbeleid zich meer richt op ondersteuning van sectoren als gezondheidszorg, onderwijs, water en milieu dan op losse projecten, wordt de armoedebestrijding effectiever. Voor ontwikkelingslanden is de voorspelbaarheid van de hulp groter en sluit de hulp meer aan op de nationale armoedebestrijdingsplannen. Het vernieuwde hulpbeleid draagt meer bij aan blijvend resultaat doordat de verantwoordelijkheid voor het onderwijs, de gezondheidszorg en voor water en milieu nadrukkelijk is komen te liggen bij de ontwikkelingslanden zelf. Nederland is daarmee één van de eerste donorlanden die invulling weet te geven aan de afspraken over betere hulp zoals vorig jaar in de Verklaring van Parijs overeengekomen. Dat blijkt uit de evaluatie die de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) op verzoek van minister Van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking) heeft gemaakt. Het rapport is vooral gericht op vijf partnerlanden en doet aanbevelingen om het vernieuwde hulpbeleid verder te verbeteren.

Kwaliteit
Minister Van Ardenne zal de komende jaren doorgaan met de versterking van de kwaliteit van het onderwijs, de gezondheidszorg, de watervoorziening en het milieu. De hervormingen, die vooral op landelijk niveau hebben plaatsgevonden, moeten beter gaan doorwerken op regionaal en lokaal niveau, zoals ook blijkt uit het IOB-rapport. De kwaliteit van het onderwijs hangt niet alleen af van een goed nationaal onderwijsprogramma, maar vooral ook van de kwaliteit van het schoolgebouw en de aanwezigheid van leraren ter plekke. Hiervoor is samen met de overheid de inzet van het bedrijfsleven, van de hulporganisaties en het maatschappelijk middenveld onmisbaar. De verschillende spelers in het veld van armoedebestrijding moeten elkaar aanvullen. Het nieuwe medefinancieringsstelsel voor de hulporganisaties biedt mogelijkheden om te zorgen dat de inzet van de Nederlandse overheid en van de verschillende hulporganisaties optimaal op elkaar aansluiten.

Partnerschap
Het Nederlandse hulpbeleid is ten opzichte van de start in 1999 realistischer en genuanceerder geworden. In het rapport gaat de IOB daaraan voorbij. Sinds 2003 is de inzet resultaatgerichter en zijn goed bestuur en politieke dialoog belangrijke aandachtspunten in alle 36 partnerlanden. Ook is er meer flexibiliteit in het Nederlandse hulpbeleid gekomen. Het gaat niet om uitsluitend hulp van overheid tot overheid. Sinds 2003 is de rol die het bedrijfsleven kan spelen onderkend en is ingezet op publiek-private samenwerking en vernieuwende partnerschappen. In alle partnerlanden werkt Nederland aan een sterker ondernemingsklimaat. Het programma dat samenwerking tussen Nederlandse ondernemers en ondernemers in ontwikkelingslanden stimuleert (PSOM) is inmiddels vervijfvoudigd en is opengesteld voor 41 landen. Sinds 2003 is voor economische ontwikkeling meer geld beschikbaar gesteld en minister Van Ardenne stelt dit jaar nog eens 30 miljoen euro extra beschikbaar voor versterking van het ondernemingsklimaat.

Capaciteit
Het rapport legt ook dilemma's in het ontwikkelingsbeleid bloot. Zoals het dilemma tussen de noodzaak om snel resultaat te boeken en de noodzaak om in het belang van duurzaamheid voort te bouwen op bestaande maar vaak zwakke capaciteit. Nederland besteedt daarom al sinds 2003 systematisch aandacht aan capaciteitsversterking voor onder andere financieel beheer. Bijvoorbeeld door ambtenaren te trainen of steun bij de oprichting van een Rekenkamer. Minister Van Ardenne start nog dit jaar een nieuw programma om de Nederlandse hulp voor capaciteitsversterking effectiever te maken. Een dilemma aan de zijde van donorlanden is dat er nog onvoldoende bereidheid is eigen procedures los te laten en meer aan te laten sluiten op de procedures van het land zelf. Ook hebben rijke landen nog teveel de neiging om zelf op de regisseursstoel plaats te nemen, terwijl juist de verantwoordelijkheid door de landen zelf moet worden opgepakt. Nederland zal in dat verband het goede voorbeeld blijven geven en zich internationaal blijven inzetten om andere donoren mee te krijgen in de uitvoering van de afspraken over het coördineren en harmoniseren van de hulp zoals in 2005 in Parijs gemaakt.




Ministerie van Buitenlandse Zaken