13 miljoen voor snelle hulp aan probleemgezinnen
Persbericht, 26-4-2006
Het kabinet trekt vanaf volgend jaar 13 miljoen euro uit om een impuls
te geven aan preventief jeugdbeleid. Voor dit jaar wordt een start
gemaakt met 5,5 miljoen euro. Hiermee krijgen kinderen en gezinnen
sneller hulp en wordt voorkomen dat ze uiteindelijk geïndiceerde
jeugdzorg nodig hebben. Het geld komt bovenop de extra middelen die
het kabinet eerder al beschikbaar stelde voor het aanpakken van de
wachttijden in de geïndiceerde jeugdzorg.
De 13 miljoen is bestemd voor gemeenten, die daarmee Centra voor Jeugd
en Gezin concreet invulling kunnen geven. Het kabinet wil dat
dergelijke centra in iedere gemeente niet alleen kijken naar het kind,
maar ook naar het functioneren van het gezin. Dat maakte
staatssecretaris Clémence Ross (VWS) vanmiddag in Den Haag bekend bij
de in ontvangstname van het sturingsadvies van Steven van Eijck,
commissaris jeugd- en jongerenbeleid.
Ross denkt met het extra geld voor de Centra voor Jeugd en Gezin dit
jaar honderden gezinnen in het kader van opvoedingsondersteuning te
kunnen helpen. Vanaf 2007 ontvangen nog meer gezinnen steun. Hierdoor
hoopt Ross te voorkomen dat gezinnen en kinderen in zodanige problemen
komen, dat jeugdzorg noodzakelijk is. Tijdens haar dankwoord gaf de
coördinerend bewindspersoon voor jeugdbeleid aan hoe de centra, die in
het verlengde liggen van het consultatiebureau, kunnen werken. `Een
consult bij het consultatiebureau duurt maar 15 minuten en is
eigenlijk bedoeld voor het kind, niet voor het gezin. Gaat het met een
kind goed, maar met de moeder niet, dan is er geen tijd voor de
problemen van de moeder. Grote kans dat als zo'n situatie voortduurt,
het met de kinderen ook slechter gaat. Met het geld voor de Centra
voor Jeugd en Gezin is het mogelijk om gezinnen als geheel -dus
kinderen èn hun ouders - extra hulp te bieden.'
Het bundelen van ondersteuning van kinderen en gezinnen sluit goed aan
bij de resultaten van de Jong-overeenkomst, die eveneens vanmiddag
werden gepresenteerd. Bij de Jong-overeenkomst zijn de gemeenten
zoveel mogelijk aan het roer gezet. Zij zijn erin geslaagd om goede
werkafspraken te maken met organisaties zoals consultatiebureau,
maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg, scholen en politie. Het gaat
daarbij onder meer over adequate signalering van problemen en daarop
volgende interventies. Een aantal gemeenten heeft ook afspraken
gemaakt over een noodprocedure, waarmee in crisissituaties dwingend
opgetreden kan worden om een snelle oplossing voor de jongere in nood
te realiseren. Ook zijn er gemeenten die al hebben geïnvesteerd in het
verzamelen en bijhouden van gegevens over kinderen en gezinnen, via
bijvoorbeeld een elektronische verwijsindex waarmee ze vooruitlopen op
landelijke invoering.
Ross ziet de bundeling van ondersteuning in Centra voor Jeugd en Gezin
als een logisch vervolg op deze resultaten.
Ross deed nog eens een appel op gemeentebestuurders om toch vooral te
kiezen voor wethouders die verantwoordelijk zijn voor het integrale
jeugdbeleid. Ze ontwikkelt momenteel, samen met de andere bij Operatie
Jong betrokken ministeries, een zogenaamd Jong-proof predikaat, voor
gemeenten die hun jeugdbeleidzaken goed voor elkaar hebben.
`Jong-proof wordt de norm voor alle gemeenten om naar toe te
groeien!', aldus Ross, die verder aangaf dat het kabinet juni met een
officieel standpunt zal komen op het sturingsadvies van Van Eijck.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport