Speech staatssecretaris Van Geel in het kader van debat-cyclus Beleid
en Wetenschap van de Universiteit Wageningen,
19 april 2006
"Toekomstagenda Milieu"
De uitdaging: een gezonde en veilige leefomgeving
Professor Eijsackers, Professor Leemans, dames en heren,
Dank voor de uitnodiging om hier te komen spreken. Het is een groot
genoegen om hier in debat te gaan met mensen uit de wetenschap.
Overigens, vaak is de route omgekeerd, van Wageningen naar Den Haag.
Want tal van Wageningse afgestudeerden vinden later een baan bij de
overheid in Den Haag, bij VROM bijvoorbeeld. Zo voedt wetenschap
beleid, letterlijk althans.Wees niet bang. Ik ga u niet vermoeien met
een uiteenzetting over het personeelsbeleid van mijn departement.
Wel over de manieren waarop wetenschap beleid kan voeden. Denk aan
innovatieve technologische oplossingen waardoor we onoplosbare
problemen toch de baas worden. Denk aan de hebbelijkheid van
wetenschappers om te wijzen op wat echt mogelijk is, in plaats van
uitsluitend politiek haalbaar. En denk tenslotte ook aan nieuwe
wetenschappelijke inzichten die een nuchtere afweging tussen kosten en
baten van beleid mogelijk maken. Bijvoorbeeld door de gevolgen van ons
handelen elders op de aardbol in kaart te brengen.
Laat ik mij hier echter beperken tot het Nederlandse milieubeleid. We
hebben daarmee de afgelopen 30 jaar grote successen geboekt. Zo is ons
leefmilieu aanzienlijk schoner geworden en hebben we op vele terreinen
absolute ontkoppeling gerealiseerd - de economie groeide terwijl de
belasting van het milieu afnam. Maar we zijn er nog lang niet.
Het kabinet houdt vast aan de uitgangspunten van het milieubeleid. Dat
wil zeggen, absolute ontkoppeling van economische groei en milieudruk.
Let we, we moeten ons niet vergelijken met andere lidstaten, maar met
vergelijkbare verstedelijkte gebieden in Europa (zoals Ile de France,
Greater London, Ruhr-gebied). Binnen deze context heeft de Nederlandse
burger recht op een milieukwaliteit en een leefomgeving die zo goed
mogelijk zijn. Daarbij wil het kabinet afwenteling van onze
milieuproblemen zoveel mogelijk voorkomen. Dus niet afwentelen op
andere delen van de wereld, maar ook niet op toekomstige generaties.
Omdat we een verantwoordelijkheid hebben.
Met ons productie- en consumptiepatroon dragen we bij aan
milieuproblemen wereldwijd. We moeten milieu en leefomgeving in
ontwikkelingslanden niet onnodig belasten.
Dus geen dumping van afval of import van grondstoffen waarvan winning,
teelt of fabricage onverantwoord zijn. Maar omgekeerd kunnen we ook
een positieve rol vervullen, door overdracht van technologie en kennis
bijvoorbeeld. Of het nu gaat om afvalverwerking of watermanagenement.
De grote vraag is: hoe verzoenen we ons milieubeleid met een bloeiende
economie? Het is een doelstelling die we ook in Europees verband
overeengekomen zijn. De zogenaamde Lissabon-strategie:
'Europa moet de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in de
wereld worden, waarbij een duurzame economische groei leidt tot meer
en betere banen en een hechtere sociale samenhang.'
Lissabon mag dan even springlevend zijn als de Europese Grondwet, haar
doelstelling blijft onverminderd actueel.
Veranderende omstandigheden
Volgende week presenteer ik de Toekomstagenda Milieu, een nieuwe visie
op het milieubeleid. Het is in de eerste plaats een instrumentele
agenda met nieuwe oplossingen voor oude problemen. Een agenda ook, die
zwaar leunt op de inbreng van burgers en bedrijven die in groten
getale geraadpleegd zijn. Waarom die agenda? Waarom nu? De reden is
eenvoudig - maatschappelijke ontwikkelingen hebben het oude beleid
achterhaald. Ik zet die ontwikkelingen kort op een rij.
* Ten eerste wordt het steeds duurder om milieuproblemen op te
lossen. We geven 3% van ons BNP uit aan milieumaatregelen, twee
keer zoveel als gemiddeld in Europa. We zijn namelijk een
stadsstaat: dichtbevolkt en met een hoge concentratie economische
bedrijvigheid. Hoge investeringen in de kwaliteit van de
leefomgeving zijn onvermijdelijk.
* Ten tweede is het vertrouwen in de overheid verminderd. Burgers
eisen sterker dan voorheen verantwoording over de concrete
resultaten van beleid. Ondanks een aanzienlijke betrokkenheid bij
het milieuvraagstuk, is de steun van burgers voor verdergaande
milieumaatregelen niet onbeperkt. Vooral als er twijfel bestaat
over de kosteneffectiviteit van maatregelen, over de verdeling van
verantwoordelijkheden en lasten, of als de mogelijkheden tot
gedragsverandering beperkt zijn.
* Ten derde worden de kaders van het milieubeleid tegenwoordig
grotendeels in Europa bepaald. Dat is maar goed ook. Uit
concurrentieoverwegingen hebben wij belang bij een goed
internationaal, met name brongericht, milieubeleid. Anderzijds
moeten we hierdoor nauwer samenwerken met landen waar
milieuproblemen vaak minder groot of urgent zijn.
* Ten vierde heeft het milieubeleid in toenemende mate een
wereldwijde dimensie. Nieuwe milieuvraagstukken, als het
klimaatprobleem en de aantasting van de biodiversiteit, spelen op
wereldschaal. Net als economische activiteiten die wereldwijd
steeds verder vertakt en verbonden raken, waardoor landen relatief
uitwisselbare vestigingsplaatsen worden. Het nationale of Europese
niveau schieten dan tekort en de beperkingen van traditionele
beleidsontwikkeling worden zichtbaar.
* De laatste verandering betreft het bedrijfsleven. Dat heeft de
afgelopen decennia, mede onder invloed van gewijzigde
maatschappelijke opvattingen, steeds meer verantwoordelijkheid
genomen voor milieuvraagstukken. Het bedrijfsleven vraagt om
ruimte voor eigen initiatief en eigen oplossingen
Uitvoering en handhaving van beleid roepen irritatie op. Maar de
afgelopen jaren is ook gebleken dat het milieuvraagstuk voor Nederland
economische kansen biedt. Omdat we vaak als een van de eersten
noodgedwongen naar innovatieve oplossingen moeten zoeken.
Nuchter omgaan met kosten en baten
Dames en heren,
Draagvlak voor (nieuw) milieubeleid is niet vanzelfsprekend. Binnen de
direct voelbare en zichtbare Nederlandse context is de urgentie van
het milieuvraagstuk afgenomen. Daarom wil het kabinet, in lijn met de
Regulatory Impact Assessment van de EU beter en vaker inzicht bieden
in de maatschappelijke voor- en nadelen van instrumenten van het
milieubeleid. Zowel op de korte als op de lange termijn. Maar wie
helderheid wil bieden aan anderen, moet zelf van zijn eigen zaakjes
zeker zijn. Neem de zendmasten voor GSM's en hoogspanningsmasten. In
de publieke opinie staan ze als gevaarlijk te boek. En dat terwijl het
wetenschappelijk bewijs verre van eensluidend is. Een mogelijke
bijdrage van wetenschap aan beleid is dus - helpen de zaken nuchter te
bezien.
Een andere bijdrage is wat hoogdravender - die van weidse
vergezichten. Al te vaak richten politiek en beleid zich op de korte
termijn. Op het zogenaamd haalbare. Inspirerende toekomstvisies, zeker
als ze niet van wetenschappelijke grond gespeend zijn, kunnen ons
helpen verder te kijken.
Maar, om terug te komen op de effectiviteit van onze instrumenten, ik
wil met de Toekomstagenda ook terugkijken: welke elementen van het
milieubeleid zijn weinig effectief of veel te duur? In de afgelopen
jaren heeft het kabinet gekozen voor een minder dogmatisch en meer
pragmatisch milieubeleid. Inclusief een nuchtere afweging tussen
gezondheid, kosten en veiligheid. Neem de legionellabesmetting in
Bovenkarspel een paar jaar geleden. Aanvankelijk leidde die tot een
roep om strenge maatregelen met hoge bijkomende kosten. Het kabinet
heeft toen de kosten en baten van risicoreducerende maatregelen onder
de loep genomen. De kosten van zulke verplichte preventieve
maatregelen zijn uiteindelijk substantieel gereduceerd. Gewoon door
locaties met een laag risico op besmetting - bedrijven, scholen en
kantoren - voortaan buiten de legionellaregeling te houden.
Nuchterheid is ook geboden bij de keuze en vormgeving van
beleidsinstrumenten. De fiscale stimulering van groene stroom via een
vrijstelling van de energiebelasting bleek aanvankelijk noch
effectief, noch efficiënt. De regeling bood beperkte zekerheid aan
investeerders en bovendien lekte belastinggeld weg naar het
buitenland. Zonder dat daardoor in Nederland extra productiecapaciteit
voor groene stroom werd bijgebouwd.
We pakken dat nu beter aan. Met de MEP-regeling stimuleren we het
aanbod op gerichte wijze. De steun die we geven komt terecht waar dat
moet - bij de binnenlandse opwekking van groene stroom. Bovendien zijn
we nu jaarlijks vijfhonderd miljoen euro goedkoper uit, terwijl het
milieueffect vergelijkbaar is met de oude regeling. Een nuchtere en
goede afweging, denk ik. Maar het blijft lastig om baten en kosten ook
op de lange termijn helder te krijgen. Vaak is het enige wat duidelijk
is, dat er nog veel onduidelijk is. Betekent dat dan dat we die lange
termijn maar los moeten laten? Nee. Wat het wel betekent, is dat we
vol verwachting kijken naar de wereld van de wetenschap.
Verwachtingen over wat wetenschappers kunnen bijdragen
Neem het Millennium Ecosystem Assessment (MEA), waar de volgende
spreker bij betrokken was. De MEA toont dat de mensheid de afgelopen
vijftig jaar de natuurlijke leefomgeving (de ecosystemen) sneller en
drastischer dan ooit tevoren heeft veranderd. Met als resultaat een
substantieel en in belangrijke mate onomkeerbaar verlies aan
biodiversiteit. Ongeveer zestig procent van de functies van de
natuurlijke leefomgeving, die essentieel zijn voor het leven op aarde,
verslechtert of wordt niet duurzaam gebruikt. Deze degradatie raakt in
het bijzonder de armen van deze wereld. Het MEA verdient dan ook
uitdieping en uitgebreider onderzoek.
Zowel de verandering van het klimaat als de dynamiek van
biodiversiteit zijn uitermate complexe issues. Beide raken aan de
fundamenten van ons voortbestaan. Onduidelijk is nog, of althans niet
voldoende duidelijk, wat exact de gevolgen zijn van menselijk handelen
voor de biodiversiteit. En daarmee voor ons eigen voortbestaan.
Wetenschap als verschaffer van inzicht dus. Besturen is een kwestie
van omgaan met onzekerheden, met risico's. Inclusief de daarbij
behorende onzekerheidsmarge. Want je kan niet altijd wachten tot alle
kennis er is. Risico's zijn een subjectieve beleving. Dat betekent dat
je rekening moet houden met hoe risico's beoordeeld worden door gewone
mensen. Dat kan flink verschillen van hoe wetenschappers over een
bepaalde kwestie oordelen. Ik noemde eerder de zendmasten voor GSM's.
Wees alert op dat verschil in perceptie. Wat leken vaak van de
wetenschap verwachten is in de eerste plaats duidelijkheid. Zo en zo
zit het - punt uit. Maar discussie is inherent aan de wetenschap.
Verstandige mensen kunnen zelfs over identieke feiten met elkaar van
mening verschillen. Bovendien wordt de wetenschap gebruikt en
misbruikt door politiek en beleid.
Er is natuurlijk geen standaard voor de objectieve waarheid. Maar de
Duitse stamvader van de sociologie, Max Weber, zei al dat
wetenschappers zich in ieder geval bewust moeten zijn van hun
subjectiviteit. En dat ze die ook moeten expliciteren.
In lijn met Weber zou ik willen pleiten voor wetenschap als een proces
waarbij de verschillende belangen in het proces van kennisgeneratie
worden betrokken. Het zogenaamde joint-fact-finding. Dat lijkt me een
stuk gezonder dan de huidige situatie waarbij belangengroepen hun
standpunten laten onderbouwen door bevriende wetenschappers. Denk maar
aan het onderzoek naar de gevaren van roken.
Dames en heren,
Bij het opstellen van de Toekomstagenda heb ik bewust de deuren
opengezet voor mensen die kritiek hebben op het beleid. Voor hen die
het milieubeleid niet streng genoeg vinden. Maar ook voor hen die
vinden dat de kosten van het milieubeleid niet opwegen tegen de baten.
Ik verwacht veel van de inbreng van wetenschappers in het toekomstige
milieubeleid. Ik verwacht veel van technologische innovaties. Maar ik
verwacht ook veel van een aanpak die technologie in een
maatschappelijke context plaatst. Laat ik dit illustreren. Een
brandstofcel ontwikkelen is één ding. Maar de interessante vraag is:
hoe integreer je brandstofcellen in het geheel aan mobiliteit?
Hoe dit ook zij - zonder uw hulp gaat het niet. En ik ben me ervan
bewust hier als leek tussen geleerden en aspirant-geleerden te staan.
Dus misschien heb ik iets over het hoofd gezien. Misschien mis ik
belangrijke punten waarop de wetenschap de politiek van dienst kan
zijn. Dus ik zou u ook willen vragen: wat zijn uw grootste zorgen? Wat
zijn uw preoccupaties? Hoe denkt u bij te kunnen dragen aan een beter
milieubeleid?
Ik dank U wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer