De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief 06-SZW-B-072, d.d. 21
april 2006
Ons kenmerk W&B/B&K/06/35328
Onderwerp Informatie t.b.v. AO inkomensontwikkeling Datum 26 april 2006
Conform uw verzoek van 21 april jl. zend ik u mijn reactie op het rapport "De waarde van de
norm" van de gemeente Rotterdam, het vergelijkend onderzoek van het Nibud met de
Recofanormen, zoals verschenen in het Tijdschrift Schuldsanering nr. 2, en het persbericht van
5 april jl. van de Groep Gerechtsdeurwaarders Nederland.
Problemen met rondkomen hebben de volledige aandacht van het kabinet. Daarom heeft het
kabinet ingezet op een evenwichtige inkomensontwikkeling, het voorkomen van
problematische schulden en het vinden van werk als beste middel tegen armoede.
Uit het rapport "de waarde van de norm" blijkt dat over het algemeen de bijstandsnorm in
combinatie met gebruik van andere inkomensafhankelijke regelingen toereikend is om van
rond te kunnen komen. In het rapport vindt men drie omstandigheden, waarin zich problemen
kunnen gaan voordoen met betrekking tot het kunnen rondkomen. Het gaat daarbij om niet-
gebruik van voorzieningen, het hebben van schulden en bestedingspatronen waarbij uitgaven
hoger dan minimaal noodzakelijk zijn. Ik onderschrijf deze conclusie.
De onderzoekers stellen vast dat het stimuleren van bekendheid en gebruik van deze
regelingen de kans dat deze huishoudens kunnen rondkomen, aanmerkelijk verhoogt. Ik
onderschrijf deze conclusie volledig. Het is van groot belang dat mensen gebruik maken van
de voorzieningen, waarop zij recht hebben. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) heeft per
brief, d.d. 12 april 2006, aangekondigd dat het medio 2006 een uitgebreid onderzoek naar niet-
gebruik publiceert. Rond het tegengaan van niet-gebruik inkomensvoorzieningen is een aantal
initiatieven in gang gezet. Een daarvan is de structurele gegevensuitwisseling van de SVB met
de gemeenten die per 1 januari 2006 via het Inlichtingenbureau tot stand is gebracht. Deze
uitwisseling heeft betrekking op personen met een onvolledige AOW. Dit stelt gemeenten in
staat om personen met een onvolledige AOW actief te benaderen en hen daarbij te wijzen op
een mogelijk recht op bijstand. Op grond van de bevindingen van dit SCP-rapport zal ik bezien
of en welke aanvullende maatregelen om het gebruik van voorzieningen te vergroten,
noodzakelijk zijn.
Ons kenmerk W&B/B&K/06/35328
Voor de aanpak van schulden heeft het kabinet in 2005 de nota "Rijk rond schulden"
opgesteld, waarvan verschillende initiatieven inmiddels in gang zijn gezet. Voorts is per brief,
d.d. 21 april 2006, aan u medegedeeld dat het kabinet een pakket maatregelen neemt op het
terrein van schuldhulpverlening voor een bedrag van 25 miljoen euro. Hieronder vallen het
vergroten van de financiële kennis en vaardigheden van mensen, het geven van voorlichting en
het ondersteunen van de uitbreiding van de schuldenregistratie. Ten aanzien van de verdere
beleidsinzet op het gebied van schuldhulpverlening (bewerktuiging gemeenten in den brede
zoals op het terrein van preventie, budgettering, sanering) zal het kabinet de komende periode
in samenspraak met de meest betrokken partijen komen tot de invulling van beleidsdoelen
voor dit deel van de middelen.
Het rapport van Rotterdam concludeert dat minima over het algemeen een hoger bedrag dan
noodzakelijk uitgeven aan kostenposten zoals verzekeringen, telefoon, kabel en Internet.
Terecht constateren de onderzoekers dat voorlichting voor deze groepen zou kunnen helpen.
Vanuit het Rijk worden nationale initiatieven voor budgetvoorlichting gestimuleerd via het
Nibud.
Het rapport wijst op twee kwetsbare groepen: de huishoudens met kinderen en personen met
een onvolledige AOW-uitkering. Juist voor de inkomensontwikkeling van deze groepen met
een laag inkomen heeft het kabinet zich deze kabinetsperiode ingespannen. Het onderzoek van
de gemeente Rotterdam is nog gebaseerd op inkomens in 2005. Ten opzichte van 2005 is de
koopkracht van deze groepen met ongeveer 2% gestegen. De verbetering van de koopkracht in
2006 wordt overigens in een doorkijkje naar 2006 bevestigd door het rapport van Rotterdam.
Met betrekking tot het beeld 2006 dragen twee maatregelen bij aan een nog gunstiger beeld
dan aanvankelijk in december 2005 werd verwacht: het niet verlagen van de zorgtoeslag per
juli 2006 en compensatie voor het afnemerstarief voor de MEP 2006 op de energienota. In de
brief van 21 april over het koopkrachtbeeld bent u hierover geïnformeerd.
Voor de gezinnen met kinderen met een laag inkomen ziet de standaard
koopkrachtontwikkeling in 2006 er na verwerking van de laatste wijzigingen als volgt uit:
* de alleenstaande ouder op WML +1 ¾% ;
* de alleenstaande ouder op het sociaal minimum +2 ¼%.
Deze groep profiteert in 2006 met name van de verhoging van de kinderkorting met 122
(inclusief indexatie). Voor AOW-gerechtigden is de Tegemoetkoming AOW met 16 per jaar
verhoogd en is voor alleenstaande ouderen de aanvullende heffingskorting met 275 per jaar
verhoogd. Het standaard koopkrachtbeeld voor ouderen voor 2006 ziet er dan als volgt uit:
* alleenstaande AOW-er 3 ¼%;
* AOW-paar op het sociaal minimum 1 ¾%
---
Ons kenmerk W&B/B&K/06/35328
Overigens zou ik willen opmerken dat de conclusies van het rapport van Rotterdam dat de
bijstandsnorm voor sommige groepen niet toereikend is, gebaseerd is op een ongelijke
vergelijking van kosten en inkomsten. Het onderzoek meet in eerste instantie of alle
opgevoerde kosten uit de bijstandsuitkering gedekt kunnen worden, terwijl voor een deel van
deze kosten juist inkomensvoorzieningen zoals kinderbijslag en de Wtos in het leven zijn
geroepen. In de conclusies worden wel de kosten die met deze inkomensvoorzieningen
samenhangen (bijv. schoolkosten), meegerekend, maar niet de tegemoetkomingen. Bovendien
lijkt een mogelijk inkomensbestanddeel zoals de belastingaftrek buitengewone uitgaven in het
geheel niet te zijn meegenomen in het onderzoek. Door deze presentatie van de
onderzoeksresultaten, stuurt het rapport aan op een mindere toereikendheid van de
bijstandsnorm. Dat geldt vooral bij huishoudens die relatief vaak recht hebben op
inkomensaanvullende regelingen, zoals gezinnen met kinderen en 65-plussers.
In het artikel voor Tijdschrift Schuldsaneringen vergelijkt het Nibud de Recofanormen met de
voorbeeldbegrotingen van het Nibud. Deze vergelijking geeft aanleiding tot de volgende
reactie. Uit het onderzoek blijkt dat het vrij te laten bedrag van Recofa in combinatie met
inkomensafhankelijke regelingen voor de meerderheid van genoemde categorieën voldoende is
om van rond te komen. Voor de categorieën waarvoor dat niet geldt (huishoudens met twee of
drie oudere kinderen) is een aantal nuanceringen op zijn plaats. Immers de berekeningen in het
onderzoek gaan uit van het geval dat geen van de personen werkzaam is, waardoor van een
bedrag van 95% van de bijstandsnorm wordt uitgegaan i.p.v. 100%. Wanneer een van de
schuldenaars in het huishouden zich inspant om werk te vinden, dan kan het vrij te laten
bedrag verhoogd worden naar 100% van de bijstandsnorm. Zoals het Nibud in zijn conclusies
stelt, is het mogelijk om rond te komen van een inkomen op bijstandsniveau als men gebruik
maakt van inkomensafhankelijke regelingen en men goed weet om te gaan met zijn budget.
Overigens biedt de Recofa methode meer ruimte dan de wettelijke beslagvrije voet van artikel
475 Rv in (zoals die geldt bij loonbeslag) die uitgaat van 90% van de bijstandsnorm.
Het persbericht van 5 april jl. van de Groep Gerechtsdeurwaarders Nederland verwees naar een
onderzoek dat gebaseerd was op vragen aan huishoudens en niet op administratieve gegevens.
De gepresenteerde cijfers over de hoogte van het inkomen zijn daardoor minder betrouwbaar.
Dit werd versterkt doordat het onderzoek is afgenomen in een periode waarin de
inkomensopbouw (zorgtoeslag, etc.) voor een grote groep huishoudens is gewijzigd.
Bovendien was er sprake van een suggestieve vraagstelling. Bijvoorbeeld de `bijna 5 miljoen
huishoudens' die volgens het onderzoek een achteruitgang in hun besteedbaar inkomen
ervaren, hebben bevestigend geantwoord op de vraag: "Per 1 januari 2006 zijn de nodige
tarieven weer gestegen, zoals voor ziektekosten en energie. Merkt u nu al verschil in uw
besteedbaar inkomen ten opzichte van vorig jaar?"
---
Ons kenmerk W&B/B&K/06/35328
Het signaal uit het persbericht dat 425.000 huishoudens door consumptieve leningen in de
problemen zijn gekomen en dat bepaalde groepen, zoals personen onder de 35 jaar, `te
gemakkelijk' geld lenen, neem ik serieus. Juist om dit te voorkomen zijn in de Wet financiële
dienstverlening (Wfd) maatregelen genomen om overkreditering tegen te gaan.
Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid