De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk W&B/SFI/2006/32731
Datum 26 april 2006
Onderwerp WWB in cijfers I
Hierbij doe ik u een rapportage toekomen, waarin de kwantitatieve ontwikkelingen op het
gebied van de WWB aan de orde komen. Deze kwantitatieve analyse is aangekondigd in het
Uitgewerkt Plan van Aanpak Evaluatie WWB, dat in 2005 aan u is aangeboden. De rapportage
was aanvankelijk gepland voor 2005. Wegens vertraging bij de oplevering van de voor dit
overzicht te hanteren cijfers doe ik u de rapportage heden toekomen. Over deze verschuiving
bent u geïnformeerd bij de aanbieding van de rapportage over de verordeningen WWB op 25
november 2005.
De belangrijkste bevindingen uit deze rapportage treft u aan in de samenvatting aan het begin
van het rapport. Ik maak daaruit op dat op vele gebieden positieve ontwikkelingen naar voren
komen, gezien onder meer de cijfers over een verminderde instroom, een verhoogde uitstroom
en een dalend bijstandsvolume in 2005. Het zeer recent bekend geworden CBS-cijfer over
januari 2006 duidt op een verdere daling met circa 500 uitkeringen ten opzichte van het in deze
rapportage vermelde cijfer van december 2005. Ook de inspanningen van de gemeenten aan de
poort, de toename van het aantal trajecten voor WWB'ers, de handhavingsinspanningen en de
afnemende tendens in het aantal ontheffingen zie ik als een teken van een gunstige werking
van het systeem van de WWB waardoor de hoofddoelen van de WWB dichterbij worden
gebracht. Een definitief oordeel is echter nog niet op zijn plaats, gezien de verstreken periode
en de nadere analyses en onderzoeken die nog zullen volgen.
Graag wil ik in deze brief op een aantal punten uit de rapportage nader ingaan.
Indien men de uitstroomcijfers van 2003 en 2004 vergelijkt blijkt ook een (bescheiden)
uitstroomverhoging bij degenen die al langer in de WWB zitten. Deze trend verdient
versterking. De positieve ontwikkeling in de conjunctuur kan hieraan bijdragen. Via trajecten
kunnen ook langdurig werklozen aan de slag geholpen worden en kunnen gemeenten
langdurige besparingen bereiken op de uitkeringsuitgaven.
Voorts constateer ik grote verschillen in resultaten tussen gemeenten. Dat blijkt uit de cijfers
van de ontwikkeling van het bijstandsvolume per gemeente, die in de bijlagen bij deze
rapportage zijn opgenomen. De cijfers zijn een neerslag van conjuncturele en structurele
factoren, maar ook van factoren die binnen de invloedssfeer van gemeenten liggen zoals de
Ons kenmerk W&B/SFI/2006/32731
kwaliteit van de uitvoering en het tempo van het veranderingsproces. Uit de cijfers over 2005
blijkt ook dat sommige gemeenten in staat zijn een negatieve trend in de eraan voorafgaande
periode om te buigen naar een positieve ontwikkeling. Ik maak hieruit op dat er nog de nodige
ruimte is om de uitvoering verder te optimaliseren.
Uit de rapportage blijkt dat in 2005 gemeenten naar schatting 235 miljoen overhouden op het
macrobudget voor de financiering van de uitkeringen (I-deel) van circa 4,6 miljard. In 2004
is 4,3 miljard aan uitkeringen besteed op een macrobudget van 4,6 miljard.
Uit de analyse komt naar voren dat gemeenten in 2004 circa 361 miljoen hebben
overgehouden op het W-deel. Voor 2005 is op basis van het voorlopig Verslag over de
Uitvoering 2005 een schatting gemaakt van de besteding van het W-deel. De schatting is
gebaseerd op 295 gemeenten en betreft circa 90% van het toegekende budget van 2005. Uit de
schatting blijkt dat het overschot voor deze 295 gemeenten 533 miljoen betreft, waarvan
315 miljoen bestaat uit de overheveling vanuit 2004. De vraag is wat de oorzaken van dit
overschot zijn. In de komende Divosamonitor (te verschijnen in mei) zal hieraan kort aandacht
worden besteed, doch naar verwachting is hiervoor een apart, meer diepgravend onderzoek
noodzakelijk. Divosa, VNG en SZW achten het wenselijk dat hier nader onderzoek naar
plaatsvindt en hebben afgesproken op dit punt met zijn drieën op te trekken. De afronding van
dit onderzoek is voorzien in augustus 2006.
In de analyse worden cijfers over de uitgaven aan bijzondere bijstand op grond van artikel 35
WWB gepresenteerd. Gemeenten hebben echter naast de verschaffing van de bijzondere
bijstand ook andere instrumenten in hun lokaal armoedebeleid (kwijtschelding van lokale
lasten, schuldhulpverlening etc.). Gemeenten bepalen zelf hoeveel middelen zij inzetten. Naast
de middelen uit het gemeentefonds kunnen gemeenten ook overschotten op het I-deel inzetten
voor dit beleid.
Uit de analyse komt naar voren dat er personen zijn die hun WWB-aanvraag na aanvankelijke
aanmelding niet doorzetten. Diverse gemeenten nemen op dit punt hun verantwoordelijkheid
en hebben onderzoek gedaan of gaan onder regie van Divosa onderzoek doen naar de vraag
waar deze personen blijven en naar de vraag of er wellicht sprake is van het ten onrechte niet
verschaffen van een bijstandsuitkering. Ik volg deze onderzoeken met belangstelling. Als deze
lokale initiatieven leiden tot generaliseerbare bevindingen zal ik deze betrekken bij de verdere
evaluatie.
Uit deze analyse komen ook gegevens naar voren over de aanvraagtermijn. In het AO
Voedselbanken van 13 april 2006 heb ik op dit punt toegezegd dat ik het adequaat verlenen
van voorschotten door gemeenten zo nodig wettelijk zal regelen als het overleg met gemeenten
niet tot voldoende resultaten leidt.
---
Ons kenmerk W&B/SFI/2006/32731
Wat betreft de drie centrale uitgangspunten van de WWB (decentralisatie, deregulering en
derapportage) komt uit de analyse naar voren dat SZW zich hieraan sinds de invoering van de
WWB heeft gehouden.
Derapportage impliceert dat ik minder en alleen de noodzakelijke gegevens over de
gemeentelijke uitvoering van de WWB bij gemeenten verzamel. De onderhavige rapportage
geeft een goed beeld van de cijfers die ik over de uitvoering van de WWB ter beschikking heb.
De gevraagde informatie is beperkt tot de noodzakelijke informatie voor de uitvoering van
mijn wettelijke taken en is daarmee naar mijn oordeel voldoende om mij naar Uw Kamer te
kunnen verantwoorden over de uitvoering van de WWB. Samen met de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) concludeer ik dat de derapportage naar tevredenheid verloopt.
Om de door het kabinet, Uw Kamer en de VNG zeer gewenste vermindering van
administratieve lasten voor gemeenten verder vorm te kunnen geven, is een terughoudendheid
van alle betrokkenen op het terrein van informatieverzameling bij individuele gemeenten van
belang.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Bijlage(n): Rapport WWB in cijfers I
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid