De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief 06-SZW-B-069
Onderwerp WAO-herbeoordelingen Ons kenmerk UB/K/06/29294
Datum 26 april 2006
Met uw brief van 31 maart jl. heeft u mij verzocht een reactie te geven op het onderzoek "De
eenmalige herbeoordelingen; het verhaal achter de cijfers" van verschillende
(cliënten)organisaties. In dit rapport wordt ingegaan op ervaringen van uitkeringsgerechtigden
met een aantal aspecten van de herbeoordelingen. Hiermee in relatie staat dat ik in het
Algemeen Overleg van 2 februari jl. heb toegezegd dat medio 2006 de eerste gegevens
verwacht worden over de resultaten van de herbeoordelingen en de mate van werkhervatting
en functie-uitbreiding. UWV rapporteert hierover in de kwartaalverslagen. Daarnaast zijn
gegevens hierover beschikbaar gebaseerd op twee deelonderzoeken (in een reeks van zes) die
in opdracht van UWV zijn uitgevoerd naar de inkomens- en arbeidsmarktpositie van
herbeoordeelde uitkeringsgerechtigden. Deze eerste twee deelonderzoeken bied ik u bijgaand
aan. Onderstaand bespreek ik op hoofdpunten de conclusies van deze deelonderzoeken.
Tevens geef ik aan welke beleidsconclusies ik aan de bevindingen verbind. Daarmee reageer ik
gelijktijdig op het onderzoek "het verhaal achter de cijfers".
Algemeen
UWV volgt twee groepen WAO-ers waarvan de uitkering is beëindigd of verlaagd gedurende
anderhalf jaar. De eerste groep is samengesteld uit personen die medio 2005 herbeoordeeld
zijn en de tweede groep zal bestaan uit personen die medio 2006 herbeoordeeld worden. Beide
groepen worden op drie tijdstippen (4, 8 en 18 maanden na het moment van herbeoordeling)
geënquêteerd. Bij deze enquête staan de realisatie van de verdiencapaciteit van werkenden, de
werkhervatting van niet werkenden, de inkomenspositie en bezwaar en beroep centraal. De
bijgevoegde deelrapporten zien op de meting van het eerste cohort 4 en 8 maanden na de
herbeoordeling. Het definitieve eindrapport volgt begin 2008.
Werkhervatting van niet werkenden
Van de herbeoordeelden die op het moment van herbeoordeling niet werken (64% van het
totaal) is na 4 maanden 11% aan het werk. Na 8 maanden is dit percentage gestegen tot 20.
Deels is het werk hervat in flexibele arbeid. Aan de hand van de derde meting (18 maanden na
de herbeoordeling) kan worden vastgesteld of de werkhervatting een bestendig karakter heeft.
Ons kenmerk UB/K/06/29294
Bijna iedereen die na 8 maanden het werk nog niet hervat heeft onderneemt zoekactiviteiten.
Het meest wordt gebruik gemaakt van het CWI of een reïntegratiebedrijf. Voor zover men
geen begeleiding ontvangt heeft de meerderheid hier ook geen behoefte aan. 19% van de niet-
hervatters heeft wel behoefte aan begeleiding van UWV maar ontvangt deze niet. Bij de
beleidsconclusies kom ik hierop terug.
Realisatie van verdiencapaciteit van werkenden
Van de herbeoordeelden die werken op het moment van herbeoordeling (36% van het totaal)
benut tussen 47% en 67% na 8 maanden de verdiencapaciteit (bijna) volledig. Er is sprake van
een bandbreedte omdat een deel van de respondenten niet weet of zij de resterende
verdiencapaciteit helemaal benutten. Zeker 47% van de respondenten benut de resterende
verdiencapaciteit (bijna) volledig. Op basis van de groepskenmerken van de groep die dit niet
weet mag verwacht worden dat het werkelijke aandeel dichter bij 67% ligt. 22% van de
werkende herbeoordeelden verdient minder dan de resterende verdiencapaciteit en 11% van de
herbeoordeelden die werkten op het moment van de herbeoordeling heeft na 8 maanden geen
werk.
Na 8 maanden lijken de mogelijkheden voor functie-uitbreiding bij de eigen werkgever voor
een belangrijk deel hun beslag te hebben gekregen, ofwel men realiseert de verdiencapaciteit,
ofwel men wil zelf de functie niet uitbreiden ofwel dit is niet mogelijk bij de eigen werkgever.
Inkomenspositie
Na 8 maanden ervaart 40% een duidelijke inkomensachteruitgang ten opzichte van het
inkomen op het moment van herbeoordeling. Bij 11% is sprake van een verbetering van de
inkomenspositie. Van alle herbeoordeelden heeft 64% een WW-uitkering aangevraagd en 17%
een TRI-uitkering. De WW-uitkering is in 82% van de gevallen toegekend, de TRI-uitkering
in 72%. Van degene die WW of TRI ontvangen geeft een deel aan dat deze het verlies van de
WAO-uitkering niet volledig compenseert in sommige gevallen is de WW hoger dan de WAO.
Daarnaast sluit in veel gevallen de WW- of TRI-uitkering niet direct aan op de WAO. UWV
doet momenteel onderzoek naar de achtergronden van het verschil in hoogte tussen WAO en
WW/TRI. UWV rapporteert hierover eind mei.
Bezwaar en beroep
In de eerste meting, 4 maanden na de herbeoordeling, gaf 72% aan het niet eens te zijn met de
uitkomst van de herbeoordeling. De helft hiervan is in bezwaar gegaan en de helft heeft
hiervan afgezien. De belangrijkste reden om dit niet te doen, is dat men verwacht niet te
winnen. 80% van degene die bezwaar hebben gemaakt, heeft de uitslag van het bezwaar
ontvangen. Hiervan is in iets minder dan een kwart het bezwaar toegekend.
Beleidsconclusies
8 maanden na de herbeoordeling werkt 45% van de mensen waarbij de uitkering is verlaagd of
beëindigd. De werkhervatting van niet-werkenden op het moment van herbeoordeling vertoont
---
Ons kenmerk UB/K/06/29294
een duidelijk opgaande lijn; 4 maanden na de herbeoordeling is 11% aan het werk en 20% is
aan het werk na 8 maanden. Een kanttekening hierbij is op zijn plaats; aan de hand van het
derde deelonderzoek (18 maanden na de herbeoordeling) kan worden vastgesteld of de
werkhervatting een bestendig karakter heeft. Daarnaast benut tussen de 47% en 67% van
degene die werken op het moment van de herbeoordeling de resterende verdiencapaciteit
(bijna) volledig.
Aangezien een deel van de reïntegratietrajecten nog loopt en daarnaast de verbetering van de
conjunctuur langzaam doorzet en daardoor het aantal vacatures groeit is de verwachting
gerechtvaardigd dat de opgaande lijn van werkhervatting van herbeoordeelde
arbeidsongeschikten zich verder zal doorzetten. Het UWV-onderzoek naar de feitelijke
werkhervatting van een cohort herbeoordeelden levert daarmee een positiever beeld dan in het
onderzoek "het verhaal achter de cijfers" wordt gepresenteerd.
Uit de twee deelrapporten blijkt voorts dat in de uitvoering van de herbeoordelingen nog
verbetering nodig is. Daarmee sluit het in opdracht van UWV uitgevoerde onderzoek aan op
een deel van de bevindingen uit het onderzoek "het verhaal achter de cijfers". De
noodzakelijke verbeteringen zien met name op een passend aanbod voor reïntegratie-
ondersteuning en de aansluiting van de inkomensvoorziening. Ook uit signalen van de
Landelijke Cliëntenraad en de eerdere onderzoeken van cliëntenorganisaties komen deze
punten naar voren.
Over de mogelijke verbeteringen in de uitvoering voert UWV overleg met cliëntenorganisaties
en organisaties zoals Steungroep ME/CVS en Nfk. Daarnaast heeft UWV met betrekking tot
de reïntegratieondersteuning een tweetal maatregelen getroffen; de reïntegratievisie is sinds
begin 2006 voor bezwaar en beroep vatbaar. In de reïntegratievisie wordt vastgelegd welke
ondersteuning geboden wordt. Deze verschilt per cliënt. Indien de uitkeringsgerechtigde het
niet eens is met de reïntegratievisie dan kan hij dit formeel kenbaar maken. De
reïntegratievisie wordt altijd met de cliënt besproken en aan de cliënt toegestuurd. Hiermee
wordt voorkomen dat de herbeoordeelde geen kennis kan nemen van de reïntegratievisie en is
tegemoet gekomen aan het door de LCR en verschillende cliëntorganisaties gesignaleerde punt
dat de reïntegratievisie niet altijd door UWV aan de cliënt wordt meegegeven.
Daarnaast is er een groep uitkeringsgerechtigden die mogelijk behoefte heeft aan
ondersteuning bij reïntegratie, maar deze nog niet heeft gehad. Het kan hierbij bijvoorbeeld
gaan om uitkeringsgerechtigden die in eerste instantie aangaven zelf activiteiten te willen
ontplooien of die bezwaar hebben aangetekend. Uit het Astri-onderzoek blijkt dat het om 19%
van de niet-hervatters gaat. Per 1 februari 2006 heeft UWV circa 100 reïntegratiebegeleiders
aangesteld. Deze reïntegratiebegeleiders hebben allereerst als taak om de groep van ca. 14.000
uitkeringsgerechtigden waarvan UWV eerder heeft geregistreerd dat geen behoefte bestaat aan
---
Ons kenmerk UB/K/06/29294
ondersteuning bij reïntegratie opnieuw te benaderen. Indien nu wel behoefte bestaat aan
ondersteuning bij reïntegratie, dan zal UWV deze ondersteuning bieden.
Ook hebben de reïntegratiebegeleiders tot taak om mensen voorafgaand aan de herbeoordeling
te benaderen om reïntegratiemogelijkheden door te nemen, waarmee oriëntatie op de
arbeidsmarkt voorafgaand aan de herbeoordeling plaatsvindt.
Daarnaast was op het moment van onderzoek (mei/juni 2005) de aansluiting tussen WAO en
WW/TRI nog onvoldoende. Dit beeld was eerder voor uw Kamer aanleiding voor het
aannemen van de Motie Verburg c.s. (Kamstukken 2005 2006, 28333, nr. 69) waarin de
regering wordt opgeroepen om te komen tot een sluitende keten van inkomen. UWV heeft
hierover nieuwe procesafspraken met CWI gemaakt. Daarnaast zal UWV vanaf het eerste
kwartaal van 2006 rapporteren over de realisatie. Overigens zal door het verschil in
betalingssystematiek (de WAO wordt in vaste tijdvakken op een vast moment in de maand
betaald, terwijl de WW met flexibele tijdvakken in het tijdvak volgend wordt betaald) een
naadloze aansluiting niet altijd te realiseren zijn.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Bijlage(n):
eerste twee deelrapporten UWV-onderzoek naar inkomens- en arbeidsmarktpositie van
herbeoordeelden
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid