Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Heemskerk en Blom over de ziektekosten voor werkgevers en werknemers in de scheepvaart

Kamerstuk, 26-4-2006

Antwoorden van minister Hoogervorst, mede namens de minister van Economische Zaken, op de vragen van de Kamerleden Heemskerk en Blom (beiden PvdA) over de ziektekosten voor werkgevers en werknemers in de scheepvaart (2050611310).

Vraag 1
Is het u bekend dat scheepseigenaren en rompbevrachters in de zeescheepvaart, de zeevisserij en de zeegaande waterbouw op grond van het Wetboek van Koophandel gehouden zijn in de medische zorg voor hun bemanningsleden aan boord en in het buitenland te voorzien, en deze voor hun rekening te nemen?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Deelt u de mening dat zeevarenden en zeevissers ten opzichte van andere verzekerden een afwijkende en onderscheiden groep vormen, juist omdat hun werkgevers een belangrijk deel van het zorgrisico dragen in plaats van de zorgverzekeraar?

Antwoord 2
Voor de Zorgverzekeringswet vormen zeevarenden en zeevissers geen bijzondere groep verzekerden. Wel geldt voor werkgevers een aangepast regime als het gaat om de hoogte van de inkomensafhankelijke bijdrage. Op grond van het Wetboek van Koophandel dragen zeewerkgevers de kosten voor geneeskundige zorg die hun werknemers op een zeeschip of buiten hun woonland nodig hebben. Dat heeft ertoe geleid dat voor deze werkgevers het percentage van de inkomensafhankelijke bijdrage in artikel 5.2, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling zorgverzekering op 4,4 is vastgesteld (in plaats van het normale percentage van 6,5).

Vraag 3
Is het waar dat deze zorgplicht op scheepseigenaren en rompbevrachters rust voor gemiddeld meer dan 220 kalenderdagen per jaar per verzekerde?

Antwoord 3
De zorgplicht voor zeewerkgevers geldt voor alle dagen van het jaar dat de zeevarende op zee of in het buitenland zorg krijgt. In geval van ziekte waarbij de zeevarende zich aan wal bevindt in zijn woonland, geldt de zorgplicht van de zeewerkgever niet meer. De zorgplicht van de zorgverzekeraar geldt eveneens voor alle dagen van het jaar dat de zeevarende zich aan wal van het woonland begeeft. Uiteindelijk komt dus een deel van de zorgkosten voor rekening van de zeewerkgever en een ander deel voor rekening van de zorgverzekeraar.

Vraag 4
Is het waar dat de zorgverzekeraars desondanks volledige jaarpremies aan hun verzekerden in de maritieme sectoren in rekening brengen voor een risico dat door de zorgverzekeraars niet wordt gelopen?

Antwoord 4
Ja, een zorgverzekeraar mag geen premiedifferentiatie toepassen. Een premiedifferentiatie op de aanvullende verzekering of een collectieve korting is wel mogelijk.

Vraag 5
Deelt u voorts de mening dat de betrokken zorgverzekeraars hierdoor financieel bevoordeeld worden (in de vorm van schadelastbeheersing ten opzichte van het vereveningsmodel)? Zo ja, wat bent u van plan aan deze situatie te doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5
In algemene zin kan ik deze mening onderschrijven. Of het werkelijk zo is hangt echter af van de zorgkosten van de zeevarende. Bij de keus voor criteria die in de risicoverevening worden gehanteerd moet een voortdurende afweging worden gemaakt tussen enerzijds een zo goed mogelijke aansluiting tussen vereveningsbijdrage en verwachte kosten en anderzijds het hanteerbaar houden van het systeem van risicoverevening. Een aparte Aard van het Inkomen-groep voor zeevarenden en zeevissers vraagt een additionele gegevensstroom richting het College voor zorgverzekeringen. Bij het opstellen van de Regeling zorgverzekering heb ik het financiële voordeel voor de zorgverzekeraar vanwege de zorgplicht van scheepseigenaren en rompbevrachters niet zo groot en niet zodanig geconcentreerd geacht dat de extra administratieve last van een aparte Aard van het Inkomensgroep voor zeevarenden en zeevissers hier tegen opweegt.

Vraag 6
Is het waar dat de winst op deze voormalig ziekenfondsverzekerden vooralsnog moet worden teruggestort in het Vereveningsfonds?

Antwoord 6
Wat betreft de risicoverevening vallen zeelieden onder de categorie "overige", net als andere werknemers. Er is geen apart Aard van het Inkomen voor de groep zeevarenden. In artikel 3.12 van de Regeling zorgverzekering is vastgesteld dat in de risicoverevening éénmalig voor 2006 een vangnet is afgesproken. Dit komt erop neer dat, bij een gemiddeld positief of negatief budgetresultaat per premieplichtige verzekerde, buiten een bandbreedte van 35 euro per verzekerde het meerdere voor 90% wordt nagecalculeerd. Overigens is niet op voorhand te zeggen dat de zorgverzekeraar(s) waarbij zeevarenden en zeevissers zijn verzekerd buiten genoemde "bandbreedte" vallen. Een en ander is
-naast de kosten van zeevarenden en zeevissers- ook afhankelijk van de kosten van de andere verzekerden die bij deze zorgverzekeraar(s) zijn ingeschreven.

Vraag 7
Is het waar dat scheepseigenaren en rompbevrachters te maken hebben gekregen met een stijging van hun werkgeversbijdrage, terwijl het College voor zorgverzekeringen u juist had geadviseerd de bijdrage vast te stellen op 0%? Hoe hoog is deze stijging?

Antwoord 7
De werkgeversbijdrage onder de Ziekenfondswet bedroeg in 2005 2,45%. In de Ziekenfondswet was de bijzondere positie van zeevarenden vastgelegd. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet is de bijzondere positie van zeevarenden vervallen. Omdat zeevarenden het grootste deel van het jaar op zee verblijven, komen de kosten van de gezondheidszorg voor een deel voor rekening van de werkgever. Het is redelijk dat zeevarenden een lagere inkomensafhankelijke bijdrage afdragen dan walverzekerden.
Ik ben van mening dat bij de hoogte van de werkgeversbijdrage voor scheepseigenaren en rompbevrachters niet zo zeer rekening moet worden gehouden met de (relatief lage) kosten van zeevarenden en zeevissers die ten laste van de zorgverzekeraar komen, maar met het deel van de zorgkosten dat de scheepseigenaren en rompbevrachters daadwerkelijk op grond van hun zorgplicht betalen. In het advies van het College voor zorgverzekeringen kwam dit element niet aan de orde. Dit gevoegd bij het feit dat het uitvoeringstechnisch niet meer mogelijk was om na het uitbrengen van het advies (13 oktober 2005) met ingang van 2006 zeevarenden en zeevissers onder een ander tarief te brengen heeft mij doen besluiten het advies op dit punt niet op te volgen. Ik heb in mijn brieven (21 februari 2006 en 30 maart 2006) aan het Landelijk Platform Maritiem, voor werk, inkomen en zorg aangegeven dat ik voor 2007 de situatie met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage en de risicoverevening opnieuw zal bezien.

Vraag 8
Erkent u, daar waar u in de vijfde voortgangsrapportage over de Zorgverzekeringwet aangeeft 1) dat u voor 2007 opnieuw wilt bezien of zeevarenden in aanmerking komen voor een verlaagd tarief, dat de feitelijke situatie per 1 januari 2007 niet verschilt van de huidige situatie? Zo ja, waarom wilt u dan niet voor 2006 al naar deze situatie kijken? Zo neen, waarin zitten dan de verschillen? Overweegt u andere (fiscale) maatregelen om deze sector voor deze hogere lasten te compenseren?

Antwoord 8
Een ander percentage inkomensafhankelijke bijdrage dan 4,4 is op dit moment uitvoeringstechnisch niet mogelijk. Bovendien ontbreekt naar mijn mening een goede onderbouwing voor een lager percentage. Het ministerie van Financiën heeft aangegeven dat een wijziging in het tarief voor 2007 technisch gezien mogelijk is. Ik ben op dit moment in overleg met het College voor zorgverzekeringen over de vraag of een lager percentage dan 4,4 gerechtvaardigd is. Ik overweeg op dit moment geen andere (fiscale) maatregelen.

Vraag 9
Bent u bereid deze vragen, met het oog op het algemeen overleg over genoemde voortgangsrapportage, te beantwoorden vóór 26 april 2005?

Antwoord 9
Aan dit verzoek heb ik hiermee voldaan.

1) Kamerstuk 29 689 nr. 77