In het onderwijs blijft teveel talent onbenut

Inspectie van het onderwijs

In het onderwijs blijft teveel talent onbenut
Leraar maakt het verschil

Utrecht, 25 april 2006. De Inspectie van het Onderwijs constateert dat Nederland veelal goede scholen heeft met gemotiveerde en professionele leerkrachten. De prestaties in alle sectoren blijven in 2004/2005 stabiel ten opzichte van vorig schooljaar. Veel leerlingen en studenten presteren goed. Toch komen nog niet alle leerlingen op het niveau dat verwacht mag worden. Zo verlaat een grote groep leerlingen het onderwijs zonder startkwalificatie voor de arbeidsmarkt en heeft Nederland een te groot aantal zwak lezende leerlingen. Bovendien vormt agressie een groot probleem. Deze problemen doen een sterk appèl op de beschikbaarheid van voldoende goede leraren. De inspectie behandelt deze thema's in het jaarlijkse verslag over 'De Staat van het Onderwijs', dat vandaag verschijnt.

Tegelijkertijd met het verslag over 'De Staat van het Onderwijs' verschijnt een rapport over zeer zwakke scholen. Op zeer zwakke scholen zijn de onderwijsresultaten over een reeks van drie jaar te laag én zijn ten minste twee van de kwaliteitsaspecten 'leerstofaanbod', 'onderwijsleerproces' en 'zorg en begeleiding' onvoldoende. In de vorige vierjarige toezichtcyclus was de kwaliteit op ongeveer 4 procent van de basisscholen onder de maat. Bijna al deze zeer zwakke scholen zijn erin geslaagd om zich te verbeteren. Wel zijn er inmiddels 2 procent nieuwe zeer zwakke scholen ontstaan. De kwaliteit van leiderschap en bestuur spelen een cruciale rol bij zowel het ontstaan als verbeteren van zeer zwakke scholen. Zeer zwakke scholen kunnen zelf in belangrijke mate bijdragen aan de verbetering van de onderwijskwaliteit door veranderingen aan te brengen in het onderwijsproces, de kwaliteitszorg en de organisatie van de school. De inspectie houdt op zeer zwakke scholen geïntensiveerd toezicht.

Leesonderwijs
Uit diverse internationaal vergelijkende studies blijken goede gemiddelde prestaties van Nederlandse leerlingen bij begrijpend lezen. Toch bleek in 2002 uit onderzoek van het Cito dat 25 procent van de leerlingen aan het eind van het basisonderwijs met technisch lezen niet verder komt dan het niveau van groep 6. De inspectie heeft daarom afgelopen schooljaar nader onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het leesonderwijs. Er blijken grote verschillen te zijn in leesprestaties tussen scholen en klassen. Verschillen in prestaties bij technisch lezen blijken nauwelijks met achtergrondkenmerken van leerlingen te maken te hebben. Meer dan bij de andere vakken kunnen leraren bij technisch lezen het verschil maken. Zij kunnen dit doen door goed aan te sluiten bij de verschillen tussen leerlingen, door leerlingen veel feedback te geven, door de vorderingen van leerlingen systematisch vast te stellen en extra hulp te bieden aan zwakke lezers. Verder blijkt dat het belangrijk is om reeds in de kleutergroepen systematisch aandacht te besteden aan vaardigheden die leerlingen voorbereiden om succesvol te leren lezen.

Toegankelijkheid middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs De toegankelijkheid van het middelbaar beroepsonderwijs is sterk verbeterd. De instellingen slagen er steeds beter in zwakkere en allochtone deelnemers een opleiding aan te bieden. Wel blijkt dat het percentage gediplomeerden en het niveau van het behaalde diploma bij deze groep in het algemeen lager zijn dan bij de overige deelnemers. De sector heeft te maken met een hoog percentage voortijdig schoolverlaters. In lijn met een van de doelstellingen van het verdrag van Lissabon is het aantal jongeren dat naar het hoger onderwijs gaat, toegenomen. Het hoger onderwijs kent echter ook veel uitval; ruim 25 procent van de studenten verlaat het hoger onderwijs zonder diploma. Bij allochtone studenten ligt dit percentage hoger dan bij autochtone studenten.

Voortijdig schoolverlaten
Het aantal jongeren dat zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt komt, is nog steeds groot. De ervaring leert dat een deel van de voortijdig schoolverlaters in een later stadium weer terug naar school gaat, maar het risico is aanwezig dat deze jongeren met weinig bagage hun weg moeten zien te vinden op de arbeidsmarkt. Voortijdig schoolverlaten doet zich voor op meer dan de helft van de vmbo- en havo-scholen en op ruim eenderde van de scholen voor praktijkonderwijs. Scholen die een goede invulling geven aan zorgadviesteams (samenwerking met jeugdzorg, welzijnswerk en leerplicht) spelen een belangrijke rol bij het voorkomen van dit maatschappelijke probleem. De inspectie stelt vast dat scholen de band tussen school, leerlingen en ouders kunnen vergroten, het onderwijs boeiender kunnen maken, de begeleiding van leerlingen kunnen verbeteren en gewenst gedrag stimuleren. Bij spijbelen kunnen scholen, sneller dan ze nu doen, de leerplichtambtenaar inschakelen.

Fysiek geweld en digitaal pesten
Op havo- en vwo-scholen is het fysiek geweld tussen leerlingen afgenomen. Toch komt geweld tussen leerlingen nog steeds op bijna de helft van de havo- en vwo-scholen voor. Op basisscholen is het fysiek geweld tussen leerlingen toegenomen; het doet zich voor op meer dan de helft van de basisscholen. In het speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en het vmbo is het aantal geweldsincidenten tussen leerlingen onveranderd hoog. In deze onderwijssoorten is agressie tussen leerlingen op meer dan driekwart van de scholen een probleem. De inspectie spreekt scholen nadrukkelijk aan op het door hen gevoerde veiligheidsbeleid.
Een nieuw vraagstuk voor scholen is het digitaal pesten. Dit wordt op ongeveer 30 procent van de basisscholen en op ruim 80 procent van de praktijk-, en vmbo-scholen als probleem ervaren. Bij scholen voor havo en vwo is dit aantal ongeveer 50 procent. Deze percentages liggen veel hoger dan bij het gewone pesten. Bij digitaal pesten geldt dat leraren en ouders vaak geen goed beeld hebben van wat zich afspeelt.

Lerarentekort
Het percentage leraren van vijftig jaar en ouder steeg in het basisonderwijs de afgelopen vier jaar naar 32 procent en is in het voortgezet onderwijs zelfs opgelopen naar 42 procent. In het voortgezet onderwijs dreigt een tekort aan leraren. Daarbij doet zich ook het probleem voor dat dit niet gelijkmatig over vakken is verdeeld. In de economische, exacte en beroepsgerichte vakken zijn de verwachte tekorten het grootst. De leeftijdsgebonden uitstroom en de tekortschietende belangstelling voor lerarenopleidingen vormen een bedreiging voor het onderwijs.