Tsjernobyl: het weer na de ramp
Trajactoriënmodel KNMI berekent richting verontreiniging
24 april 2006 - De kernramp in Tsjernobyl, woensdag twintig jaar
geleden, vormde een belangrijke impuls om de weermodellen verder te
ontwikkelen. Het KNMI beschikt over een trajectoriënmodel waarmee
wordt berekend hoe verontreiniging zich in de lucht verplaatst.
De berekeningen met het trajectoriënmodel, dat het KNMI in jaren
zeventig van de vorige eeuw ontwikkelde, kunnen voor iedere plaats op
aarde voor verschillende hoogtes in de lucht worden
uitgevoerd op basis van windgegevens. In feite zijn het trajecten in
de atmosfeer, waarlangs lucht en verontreiniging zich verplaatst. Het
model berekent dit traject op basis van gegevens van zowel de
horizontale als de verticale windsnelheid. Ook kunnen langs de
trajectoriën allerlei meteorologische grootheden worden berekend,
zoals temperatuur, luchtvochtigheid en bewolking.
Het weer na de ramp
De ramp die zich op 26 april 1986 voltrok was een van de ergste van de
laatste decennia. Toen brak de rampzalige brand uit in de kernreactor
in Tsjernobyl in de Oekraïne, waardoor radioactiviteit in de atmosfeer
terechtkwam. De dagen daarna eind april, begin mei 1986 waren de
luchtstromingen boven Europa zodanig dat de radioactief besmette lucht
zich over een groot deel van het continent kon uitbreiden.
Hogedrukgebied boven Rusland
Ten tijde van het ongeval toonde de weerkaart een hogedrukgebied boven
het noorden en oosten van Rusland en een lagedrukgebied boven
West-Europa. Daardoor kwam de wind in West-Rusland en het
Oostzeegebied uit het zuidoosten, waarmee de besmette lucht vanuit
Tsjernobyl aanvankelijk naar Zweden en Finland werd gevoerd. De dagen
daarna draaide de wind onder invloed van een nieuw hogedrukgebied
boven Noord-Duitsland naar noordoost, waardoor de radioactief besmette
lucht naar Midden-Europa stroomde.
Het hogedrukgebied zorgde voor een zonnige Koninginnedag, maar de
weersverwachtingen gaven reden tot grote ongerustheid. Het KNMI werd
op Koninginnedag 1986 overspoeld met telefoontjes van verontruste
mensen. Twee dagen daarna kwamen wij in een zuidoostelijke stroming,
waarmee de besmette lucht vanuit Zuid- en Midden- Duitsland ook ons
land bereikte.
Radioactieve neerslag
Op 2 mei 1986 viel er 's avonds plaatselijk een bui en de dag daarna
volgden meer buien waarin de radioactiviteit met de neerslag naar
beneden kwam. Door het buiige karakter van de neerslag werden de
hoeveelheden zeer grillig verdeeld over ons land. Aan de hand van
metingen op weerstations, neerslagbeelden van de radar en metingen
door weeramateurs kon het KNMI de hoeveelheden regen en daarna ook de
verspreiding van de radioactiviteit zo nauwkeurig mogelijk in kaart
brengen. Daarna kreeg het grootste deel van West-Europa te maken met
relatief schone oceaanlucht, waardoor het gehalte aan radioactiviteit
in de lucht snel afnam. De radioactiviteit van bodem en gewas bleef
echter nog lange tijd boven normaal.
Met dank aan Peter Siegmund en Rinus Scheele van het KNMI
Eerste uitgave: 09-04-02
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut