Datum: Den Haag, 19 april 2006
Heden heeft het Presidium bijgevoegde brief met bijlagen naar de leden
gezonden.
Met vriendelijke groet,
Stafdienst Voorlichting Tweede Kamer der Staten-Generaal
t +31 (70) 318 3040
f +31 (70) 318 2356
@ voorlichting@tweedekamer.nl
i www.tweedekamer.nl
----
Brief van het Presidium
Den Haag, 19 april 2006
Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Het Presidium heeft in zijn vergadering van 12 april jl. naar aanleiding van de op 1 november 2005 door de commissie voor de Rijksuitgaven vastgestelde evaluatie over de parlementaire behandeling van de jaarverslagen over 2004 (zie bijlage 1) en de brief van de commissie voor de Rijksuitgaven d.d. 5 april 2006 (zie bijlage 2) besloten om aan de Kamer voor te stellen om:
a. het algemene Verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over 2005 te doen plaatsvinden na de behandeling van de respectieve jaarverslagen in de afzonderlijke commissies;
b. de uitnodiging voor het algemene Verantwoordingsdebat te beperken tot de minister-president en de beide vice-premiers onder wie de minister van Financiën, met de mogelijkheid om een of meer andere bewindspersonen uit te nodigen indien daartoe aanleiding is, en nu
c. een dringend beroep te doen op de fractievoorzitters om het woord te voeren in het algemene Verantwoordingsdebat.
Ik stel u voor om hiermee in te stemmen en het algemene Verantwoordingsdebat te houden op donderdag 22 juni 2006, vanaf 10.15 uur.
Over de embargoregeling die geldt voor de toezending van de jaarverslagen aan de Kamer zal het Presidium binnenkort een besluit nemen.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
F.W. Weisglas
De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
J.E. Biesheuvel-Vermeijden
2 bijlagen
---- --
Evaluatie van de parlementaire behandeling van de jaarverslagen over 2004
Bijzonder dit jaar was het feit dat voor het eerst daags na de aanbieding van de jaarverslagen en de Rekenkamerrapporten een plenair debat werd gevoerd. Dit was conform de bij de behandeling van de jaarverslagen 2003 aangenomen motie Blok. Het Presidium heeft de commissie voor de Rijksuitgaven het verzoek gedaan dit debat te evalueren.
Daartoe dient deze evaluatie, waarin aan de orde komen:
Paragraaf 1: de ontvangst van de stukken;
Paragraaf 2: het plenaire debat;
Paragraaf 3: de behandeling in commissies;
Paragraaf 4: conclusie.
1. De ontvangst van de stukken
De Miljoenennota 2005 lekte in september 2004 uit naar verscheidene media. De minister van Financiën, hierop aangesproken, zegde in de Kamer toe het publiciteits- en embargobeleid rond de Miljoenennota en aanverwante stukken te zullen bestuderen. Het eerste gevolg hiervan ondervond de Kamer in de aanloop naar het verantwoordingsdebat. Het bleek dat het kabinet voornemens was:
-de fractievoorzitters een op naam gesteld embargo-exemplaar van het Financieel Jaarverslag Rijk (FJR) te doen toekomen, op de vrijdag voor de derde woensdag;
-de overige leden een volledige set van de stukken te doen toekomen (dus FJR alsmede de departementale jaarverslagen en de slotwetten) op of daags voor de derde woensdag in mei.
Dat was nieuw, aangezien tot dusverre er de vrijdag voor de derde woensdag in mei een aanzienlijke serie complete sets aan de Kamer werd gezonden.
Van de zijde van de Kamer is gemeld dat door deze verandering in de verzending van de stukken het debat op de donderdag onvoldoende kon worden voorbereid. Dit is onderwerp geweest van intensief schriftelijk verkeer tussen de (Voorzitter van) de Kamer en het Kabinet. Hoewel dit uiteindelijk resulteerde in een voor de Kamer bevredigende oplossing (alle embargostukken waren de vrijdag voorafgaand aan het debat voor de Voorzitter, de fractievoorzitters en de voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven beschikbaar) is het de vraag of het fundamentele probleem hiermee is opgelost.
Zo speelt momenteel een discussie tussen Kamer en Kabinet over de embargoregeling voor de Miljoenennota 2006 en de bijbehorende begrotingen. Deze discussie is op dit moment nog niet tot een einde gekomen.
Opvallend is overigens dat vanuit het Kabinet de discussie over de embargoregeling met name in relatie tot de pers en de belangengroeperingen wordt gevoerd en daarvan afgeleid de Kamer.
Het verdient aanbeveling de toelevering van de stukken met betrekking tot de derde woensdag in mei 2006 (over 2005) tijdig met het Kabinet te bespreken, ten einde te voorkomen dat de wensen van de Kamer vanwege praktische bezwaren niet kunnen worden gehonoreerd.
2. Het plenaire debat
Het plenaire verantwoordingsdebat vond dit jaar plaats daags na de derde woensdag, en wel in aanwezigheid van het voltallige Kabinet. Achtergrond hiervan was de motie Blok (29540 nr. 105H) . Het verloop van het debat geeft aanleiding enkele aspecten ervan nader te belichten:
. de aanwezigheid van het Kabinet;
. de woordvoerders namens de fracties;
. de aanwezigheid van de leden;
. het verloop van het debat;
. opmerkingen over het verantwoordingsdebat 2005 (mei 2006).
2.1 De aanwezigheid van het kabinet
Nadat de motie Blok was aangenomen, is aan het Kabinet de wens van de Kamer meegedeeld, dat het voltallige Kabinet aanwezig zou moeten zijn bij het verantwoordingsdebat. Dit heeft geleid tot een brief van de minister van Algemene Zaken waarin enige problemen die het Kabinet met de uitvoering van de motie had, uit de doeken werden gedaan. Kern van het betoog was dat het Kabinet de gezamenlijke begrotingsverantwoordelijkheid vooral zag in de voorbereiding en besluitvorming, maar uitdrukkelijk niet in de uitvoering en verantwoording. Dit heeft geleid tot overleg op hoog politiek niveau, waarna het Kabinet toezegde voltallig aanwezig te zullen zijn.
In de aanloop naar het debat gaven enkele bewindspersonen aan om agendatechnische problemen niet aanwezig te kunnen zijn. Uiteindelijk was echter vrijwel het geheel Kabinet aanwezig om verantwoording af te leggen bij monde van de minister-president en de minister van Financiën, die enkele detailkwesties behandelde. Een moment werd tijdens het debat gesuggereerd dat ook enkele vakministers het woord zouden voeren, maar dit heeft geen doorgang gevonden.
In de wetgevingsoverleggen die naderhand over vrijwel elk van de jaarverslagen zijn gehouden hebben enkele bewindspersonen overigens al dan niet bedekt hun misnoegen geuit over de verplichte aanwezigheid tijdens het verantwoordingsdebat, mede in relatie tot de matige aanwezigheid van de kant van de Kamer (zie ook paragraaf 2.3)
2.2 De woordvoerders namens de fracties
In de discussie rondom de motie Blok werd duidelijk dat de aanwezigheid van het Kabinet idealiter gepaard zou moeten gaan met de situatie dat de fractievoorzitters het woord zouden voeren. Dit bleek uiteindelijk niet te realiseren. De voorzitters van de fracties van het CDA, de VVD, D66 en de SP waren om uiteenlopende redenen niet aanwezig.
In het Kamerdebat is hier zijdelings aandacht aan besteed, in de media werd het intensief behandeld. Dit deelonderwerp kwam in de pers aanmerkelijk meer aan bod dan de inhoud van het debat.
2.3 De aanwezigheid van de leden
Hoewel er parallel aan het plenaire debat geen formele commissievergaderingen waren gepland, waren niet alle leden aanwezig. De Voorzitter heeft enkele malen oproepen gedaan om deze aanwezigheid te verbeteren, maar deze is de gehele dag, na afloop van de regeling van werkzaamheden blijven schommelen tussen 60 en 35 leden.
2.4 Het verloop van het debat
Het lastige van het verantwoordingsdebat was dat het overal over kon gaan. Er is dan ook weinig buiten de orde. Dat leidde er ondermeer toe dat er uitvoerig werd gesproken over de euroconversiekoers, dit naar aanleiding van de publiciteit die dat onderwerp in de weken voor het debat genereerde. Het is de vraag of dit onderwerp strikt genomen aan de orde was, gelet op de agenda.
Een tweede element betreft vragen die tijdens het debat zijn gesteld en waarvan de beantwoording is uitgesteld tot voor de behandeling van het desbetreffende jaarverslag in commissieverband. De antwoorden kwamen inderdaad binnen (overigens niet altijd even ruim voor de commissievergadering). Voordeel van deze werkwijze was dat de Kamer goed werd geïnformeerd. Nadeel was wel dat een aantal onderwerpen slechts zijdelings en daarmee enigszins oppervlakkig in het plenaire debat werd behandeld.
Sommige van deze onderwerpen kwamen ook aan bod in de reguliere schriftelijke vragenronde.
Ten derde werd in het debat een belangrijk dilemma zichtbaar dat intrinsiek lijkt te zijn aan de derde woensdag in mei. Enerzijds is er het verantwoordingsdeel: heeft de regering gedaan wat was afgesproken?. Anderzijds is er het "leerervaringendeel": wat kunnen we hiervan leren voor de toekomst? Het laatste aspect had meer de nadruk dan het eerste. Dat terwijl de informatie-inrichting van de jaarverslagen geënt is op het eerste. Dit verklaart voor een deel de onwennigheid van het debat.
2.5 Opmerkingen over het verantwoordingsdebat 2005 (mei 2006)
Enkele woordvoerders hebben opmerkingen gemaakt over de vraag of en op welke wijze dit debat in 2006 (over 2005) moet worden gevoerd.
Mw. Bibi de Vries: (.) dit voor de VVD-fractie geen experiment zal zijn: geen begroting zonder verantwoording. Verantwoordingsdag is de tegenhanger van de algemene politieke beschouwingen.
Bos:
Tijdens dit debat is een aantal keren gezegd dat het een experiment was. Toen de minister van Financiën dat zei, antwoordde mevrouw De Vries meteen dat dat niet zo is. Ik ben het met haar eens. Met alle gemengde gevoelens die ik heb over het debat van vandaag vind ik toch dat wij het volgend jaar weer op deze manier moeten doen, liefst in aanwezigheid van de politieke leiders van de coalitiepartijen. Wij doen het nu voor het eerst op deze manier. Er mogen dus zaken niet helemaal goed gaan of niet helemaal zoals de bedoeling was. Wij moeten nog wat wennen.
Mw. Bibi de Vries
Voorzitter. Al met al, dank voor dit debat. Wij hebben geen begroting zonder verantwoording. Ik verheug mij zeer op het debat van volgend jaar.
Rouvoet
Het volgend jaar kan dan in het verantwoordingsdebat behalve een op zichzelf positief oordeel van de Rekenkamer en op onderdelen ook van de Kamer over de VBTB-vragen - doen wij de dingen goed? - er ook een positief oordeel zijn over de vraag of wij de goede dingen goed doen.
Van der Vlies
In de sfeer van werkwijze en communicatie tussen regering en Staten-Generaal zijn best nog dingen te bedenken rondom de derde woensdag in mei en de dag daarop, waarop wij een debat zouden hebben conform de motie van collega Blok, om tot een intensivering van het proces en tot een inhoudelijke kwaliteitsslag te komen
3. De behandeling in commissies
In de evaluatie die andere jaren naar aanleiding van de verantwoordingsoverleggen, alsmede het verantwoordingsdebat was uitgevoerd, werd tot vorig jaar een teruglopende aandacht voor het onderwerp gesignaleerd. Tot vorig jaar, want er leek zich in de gehanteerde indicatoren een kleine kentering voor te doen, ten voordeel van de verantwoordingsdebatten.
Uiteraard zou uitvoering van de motie Blok op deze trend invloed kunnen uitoefenen.
3.1 Algemene trend
Onderstaande figuur laat zien dat deze trend niet is doorgezet. Het aantal schriftelijke vragen is redelijk constant, in tegenstelling tot de in commissieverband gespendeerde tijd die duidelijk daalt. Dat laatste laat zich met name verklaren door de sterk afgenomen deelname aan de wetgevingsoverleggen door de fracties. Met name de kleinere fracties hebben aanmerkelijk minder geparticipeerd in de wetgevingsoverleggen dan vorige jaren.
Uiteraard zegt deze figuur iets over de trend, maar de cijfers en hun grafische presentatie zijn onvoldoende om zinvolle en relevante conclusies te trekken. Enkele aanvullende nuanceringen van meer kwalitatieve aard lijken noodzakelijk.
3.2 Verschillen tussen commissies
Ten eerste is het zeer opvallend dat de aard van de commissiebehandeling zo verschilt. Enkele voorbeelden:
Zo besloot de vaste commissie voor Economische Zaken, het jaarverslag als zodanig alleen door een schriftelijke vragenronde te behandelen en onderdelen ervan te betrekken bij relevante algemeen overleggen (over ondermeer innovatie). Deze AO's vinden deels plaats nadat de Kamer op basis van onder meer de jaarverslagen decharge heeft verleend over het jaar 2004. Dat betekent dat het jaarverslag minder gebruikt wordt ter verantwoording en meer in de beleidsdiscussies.
Bij de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt sinds enkele jaren de behandeling van het jaarverslag gecombineerd met het verslag van de onderwijsinspectie. Dit jaar zijn beide documenten weliswaar in hetzelfde overleg behandeld, maar in twee achtereenvolgende delen, hetgeen de kwaliteit van de behandeling van het jaarverslag OCW ten goede is gekomen.
Door de gebeurtenissen rond het TBS-debat vond het geplande wetgevingsoverleg over het jaarverslag van Justitie geen doorgang. De commissie was evenwel van mening dat het wel doorgang moest vinden, hetgeen ondanks een drukke agenda van zowel Kamer als ministers gelukt is.
3.3 Moties
Opvallend dit jaar was dat er bij twee WGO's moties zijn ingediend. Al enkele jaren wordt de commissiebehandeling van de jaarverslagen uitdrukkelijk gekoppeld aan de formele behandeling van de slotwetten. In eerdere jaren bestond uiteraard de mogelijkheid eventuele hangpunten in de plenaire afronding aan de orde te stellen. Aangezien deze dit jaar is verplaatst naar de donderdag na de derde woensdag in mei, was het geboden politieke geschilpunten door middel van een motie te beslechten.
Bij Justitie werd een motie ingediend door het lid Klaas de Vries over het beter uitvoeren van de operationele doelstelling met betrekking tot het vertrek uit Nederland.
Bij het wetgevingsoverleg Defensie werd door de leden Eijssing en Aasted-Madsen een motie over het munitie- en wapenbeheer ingediend.
3.4 De inhoud van de WGO's
Het lijkt er op dat ook de inhoud van de wetgevingsoverleggen enigszins is veranderd. Minder dan in andere jaren was de kwaliteit van de informatie onderwerp van discussie, meer dan in andere jaren werden op basis van de verantwoordingsinformatie debatten gevoerd over de vraag of het beleid in het verantwoordingsjaar geslaagd was. Minder aandacht leek te bestaan voor rechtmatigheid en financieel beheer en meer aandacht voor beleidsinhoudelijke thema's. Dit zijn voorzichtige bewegingen die niet voor alle wetgevingsoverleggen gelden, en zeker nog niet de term "trend" rechtvaardigen.
4. Conclusie
De uitvoering van de motie Blok heeft de verhouding tussen de plenaire en commissiegewijze behandeling van de jaarverslagen fundamenteel gewijzigd.
. Er is meer politieke en media-aandacht voor verantwoording en controle, zij het dat de media-aandacht vooral beperkt is gebleven tot de discussie rond de woordvoerderschappen van de coalitiepartijen;
. In het plenaire debat zijn vele beleidsinhoudelijke onderwerpen globaal de revue gepasseerd;
. Een groot deel van de Kamer heeft zich uitgesproken voor voortzetting van dit verantwoordingsdebat, zij het dat nadere invulling op onderdelen geboden is;
. De grotere aandacht tijdens en naar aanleiding van het plenaire debat is ten koste gegaan van de aandacht voor de behandeling in commissieverband. Daar waren aanmerkelijk minder woordvoerders aanwezig dan andere jaren;
. Tegelijkertijd lijkt het er op dat de inhoud van deze overleggen meer in de geest van het VBTB-gedachtengoed was dan andere jaren. Minder aandacht voor financieel beheer en rechtmatigheid, meer aandacht voor beleidsinhoudelijke verantwoording.
Deze ontwikkelingen kunnen met instemming en zorg worden bezien. Enerzijds is er appreciatie voor de toenemende aandacht voor de rol van verantwoording in het parlementaire debat. Anderzijds is het zorgwekkend als deze groei zich alleen in het plenaire debat laat zien en niet in commissieverband.
-----------------------
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de verantwoording over het gevoerde beleid en de daarmee behaalde resultaten een hoogtepunt in het parlementaire jaar is;
overwegende, dat het belang van deze verantwoording mede tot uiting komt in een spoedige en tevens gedegen behandeling van het Rijksjaarverslag en de departementale jaarverslagen;
spreekt als haar mening uit, dat in het vervolg het debat met de regering over het Rijksjaarverslag in aanwezigheid van het voltallige kabinet dient plaats te vinden op de derde donderdag in mei en het debat met de ministers en staatssecretarissen over de respectieve departementale jaarverslagen
in de week daaropvolgend op kamerdagen die geheel gewijd zullen zijn aan deze verantwoordingsdebatten;
verzoekt het Presidium de daarvoor benodigde procedures te starten, en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat één van de operationele doelstellingen van beleid op het gebied van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie luidt: «het voorkomen dat vreemdelingen zich illegaal toegang verschaffen tot Nederland en het bewerkstelligen van het vertrek uit Nederland van vreemdelingen die niet rechtmatig of niet meer rechtmatig in Nederland verblijven»;
constaterende, dat over het jaar 2004 vanuit de asielprocedure 14.887 personen zijn «vertrokken», waarvan er 3850 daadwerkelijk en 11.095 administratief;
constaterende, voorts dat uit het reguliere toelatingsproces en de illegaliteit 27.000 personen zijn «vertrokken», waarvan 8.500 administratief,
overwegende, dat veel te veel personen niet worden uitgezet dan wel onder toezicht ons land verlaten, maar op straat worden gezet;
verzoekt de regering de operationele doelstelling met betrekking tot vertrek uit Nederland beter uit te voeren;
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
overwegende, dat de minister bij de behandeling van het Jaarverslag Defensie 2003 (verslag wetgevingsoverleg 9 juni 2004) heeft gezegd dat de regering voor wat betreft tekortkomingen ten aanzien van wapen- en munitiebeheer eigenlijk geen krediet meer verdient van de Kamer en dat
er op dat punt geen tolerantie mag zijn;
overwegende, dat uit antwoorden (d.d. 2 juni 2005) op vragen van de Kamer inzake het Jaarverslag 2004 en bijbehorende rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat naast de verbetering bij de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht, bij de Koninklijke landmacht - waar het munitiebeheer in 2003 op orde was - in 2004 juist sprake is geweest van enige teruggang;
overwegende, dat op 23 maart jl. in een brief aan de Kamer is aangegeven
dat:
- voor het munitiebeheer (...) in 2005 met name discrepanties tussen parallelle administraties en de vernieuwing van de interne regelgeving worden onderzocht en aangepakt;
- er in principe geen voorraadverschillen mogen bestaan;
verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat met ingang van 1 januari 2006 het beheer van wapens en munitie daadwerkelijk op orde is; en gaat over tot de orde van de dag,
---- --
| | | | |Aan de Griffier van de Tweede Kamer | |der Staten-Generaal | | | | | | | | | |
| | | | |Plaats en Datum |Den |5 april 2006 | | |Haag, | | |Betreft |Derde woensdag in mei | |Ons kenmerk |06-RU-B-005 | |Uw kenmerk | | |Uw brief van |21 maart 2006 | |In afschrift aan| | |Bijlagen | |
| | |Op 14 februari jl. ontving de commissie voor de Rijksuitgaven van u een brief met een viertal besluiten die het Presidium genomen heeft met betrekking tot de parlementaire behandeling van de jaarverslagen 2006 die de Tweede Kamer aanstaande mei zal ontvangen. De commissie voor de Rijksuitgaven wil hier het volgende over opmerken.
Evenals het Presidium hecht de commissie voor de Rijksuitgaven er zeer aan dat, evenals vorig jaar, een algemeen Verantwoordingsdebat wordt gehouden. Een dergelijk verantwoordingsdebat zou in de optiek van de commissie voor de Rijksuitgaven moeten uitgroeien tot het spiegelbeeld van de Algemene Politieke Beschouwingen. Het Jaarverslag van het Rijk en de jaarverslagen van de ministers zijn immers ook het spiegelbeeld van de Miljoenennota, respectievelijk de begrotingen.
Zo bezien ondersteunt de commissie het Presidiumbesluit, om een dringend beroep te doen op de fractievoorzitters om het woord te voeren in het algemene Verantwoordingsdebat, van harte. Hetzelfde geldt voor het besluit van het Presidium om vast te houden aan de embargoregeling die geldt voor de verantwoordingstukken. De commissie voor de Rijksuitgaven vertrouwt er op dat hierover adequate afspraken worden gemaakt met het kabinet. Het Presidiumbesluit om niet het voltallig kabinet uit te nodigen, maar uitsluitend de minister-president, de beide vice-premiers en die ministers waarvan de aanwezigheid noodzakelijk wordt geacht, is weliswaar niet overeenkomstig het eindbeeld dat de commissie voor ogen staat, maar biedt niettemin voldoende waarborgen voor een adequaat debat.
Hoewel dit niet in uw brief is vermeld, gaat de commissie voor de Rijksuitgaven er vanuit dat het algemene Verantwoordingsdebat, evenals vorig jaar, de dag na de aanbieding van de stukken zal plaatsvinden (in casu donderdag 18 mei 2006). De commissie is voornemens op Verantwoordingsdag, de derde woensdag in mei, na de aanbieding van de stukken een symposium over verantwoording en parlementaire controle te organiseren. Om alle leden in de gelegenheid te stellen aanwezig te zijn bij de aanbieding van de verantwoordingsstukken, het symposium en het algemeen Verantwoordingsdebat, verzoekt de commissie u hiermee rekening te houden bij het vaststellen van de kameragenda en het plannen van commissieactiviteiten op woensdag 17 mei in de middag en donderdag 18 mei aanstaande.
Zoals ook in de brief van het Presidium staat vermeld, kan in de weken na het algemeen Verantwoordingsdebat commissiegewijs gedebatteerd worden over de verschillende jaarverslagen. Zoals te doen gebruikelijk zal de commissie voor de Rijksuitgaven tezijnertijd een voorstel doen voor een behandelingsschema van de jaarverslagen per commissie.
|Namens de commissie voor de | |Rijksuitgaven, | |D.B. van der Windt | | | | | | | | | |griffier van de commissie voor de | |Rijksuitgaven |
-----------------------
| | |Tweede Kamer | |der Staten-Generaal | |Plein 2 | |Den Haag | | | |Postbus 20018 | |2500 EA Den Haag | |Tel:| | |Fax:| | | | | |E-ma| | |il: | |
---- --