Afrika na het Afrikajaar: ontwikkeling begint in eigen huis
Speech door Agnes van Ardenne-van der Hoeven,
Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Afrikadag Evert Vermeerstichting,
22 april 2006, Den Haag.
(Gesproken woord geldt)
Afrika na het Afrikajaar: ontwikkeling begint in eigen huis
Dames en heren,
Ieder van ons heeft een ander beeld van Afrika. Als je het vraagt aan Jack van Ham, dan heeft hij het over het vluchtelingenkamp buiten Khartoum. Vluchtelingen die de woestijn in gejaagd zijn. Als je het vraagt aan Patrick Cammaert, dan heeft hij het over de schendingen van mensenrechten in Congo. De onderwijsspecialisten van mijn ministerie hebben het vaak over de Afrikaanse leraren die door HIV/AIDS wegvallen. Deze week sprak ik met de Nederlandse zakenvrouwen van de organisatie Yente, zij
waren na een bezoek aan Afrika erg enthousiast over het elan van de Afrikaanse zakenvrouwen.
"Afrika is een litteken op het geweten van de wereld.". Hoe vaak hebben we dit citaat van Tony Blair niet gehoord in 2005, het Afrikajaar. We kennen de ontluisterende cijfers over de breekbaarheid van het bestaan in arme landen iedere minuut sterft een vrouw in het kraambed of tijdens de zwangerschap, ieder paar seconden sterft een kind van de honger, de dorst of door gebrek aan medische zorg. Maar meer nog dan deze cijfers, zijn het beelden die ons geweten aanspreken. Eén blik op de World
Press Photo 2005 is voor een ieder voldoende om de uitspraak van Blair te beamen. We zien een moeder met een uitgemergeld kind. Honger in Afrika is helaas ook in 2006 actueel, op dit moment in de Hoorn van Afrika. Nederland draagt uiteraard bij aan de leniging van deze nood, namelijk direct met 21,8 miljoen euro en indirect via het VN-noodhulpfonds, dat 30 miljoen dollar inzette. Hulp aan de mensen, voor de korte termijn en voor de lange termijn. Naast de voedselpakketten van de
Wereldvoedselorganisatie, zorgen bijvoorbeeld UNICEF en het Rode Kruis daarom voor water, sanitatie en gezondheidszorg. Honger in Afrika is onze honger. Armoede in Afrika is onze armoede. De wereld is één wereld. We zijn elkaars buren, relaties, vrienden of collega's. Daarom is niets doen voor de Afrikanen geen optie.
Het is denk ik dan ook daarom dat de internationale gemeenschap zich deze armoede vorig jaar meer dan ooit heeft aangetrokken en meer dan ooit boter bij de vis heeft gedaan. Wel heeft het Afrikajaar, dat zich vooral afspeelde in conferentiezalen en op poppodia, paradoxaal genoeg de aandacht afgeleid van Afrika zelf. Dat wil zeggen, van de weerbarstige werkelijkheid in Afrikaanse landen. De gedachte aan maakbaarheid van overheid en samenleving ligt alweer op de loer. De internationale afspraken
van 2005 zijn broodnodig, maar uiteindelijk begint ontwikkeling in eigen huis. In het land, bij de mensen. Met goed Afrikaans beleid en sterke Afrikaanse instituties. Kwaliteit van bestuur en kansen op ontwikkeling zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden.
Dames en heren,
Ik begon al met de Afrikaanse actualiteit, maar laat ik toch nog even kort terugblikken op 2005. Meer en betere hulp, weg met de schulden en eerlijke handel dat vroegen actievoerders wereldwijd aan hun leiders. En hun stem werd in veel gevallen gehoord. In juli kon zelfs het terrorisme in Londen het onderwerp Afrika niet van de G8-agenda halen. Na de zomer zetten 191 wereldleiders dit elan voort tijdens de VN-top en met resultaat: de Millennium Ontwikkelingsdoelen staan nog recht overeind en
vanaf 2010 komt er ieder jaar 50 miljard dollar extra hulp op tafel, grotendeels van Europa, grotendeels voor Afrika. Nederland heeft tijdens de top samen met de EU-partners commitments binnengehaald op gebieden als VN-hervorming, reproductieve gezondheid, klimaat en microkrediet. En de top is natuurlijk nog maar het begin: we gaan van papier naar actie. Met een nieuw VN-noodhulpfonds om snel te kunnen reageren, met een Peacebuilding Commission en met een nieuwe Mensenrechtenraad. Maar er is
meer nodig. Momenteel werkt Nederland bijvoorbeeld via een groep van 13 donorlanden, de G13, om de VN-hervorming een verdere impuls te geven. Om te beginnen met het principe van de "four ones". Dat wil zeggen, in elk ontwikkelingsland één VN-kantoor, één VN-programma, één VN-team en één VN-budget.
Twee weken na de VN-top troffen we elkaar opnieuw, ditmaal voor de Najaarsvergadering van Wereldbank en IMF. Een "coalition of the willing", onder leiding van Nederland, wist daar te voorkomen dat het schuldenplan van de G8 een sigaar uit eigen doos werd voor de arme landen. Schulden werden weggestreept, maar uitdrukkelijk ten gunste van armoedebestrijding, met nieuw geld en met maatregelen om nieuwe schulden te voorkomen.
Dames en heren,
Op de WTO-top in Hong Kong werd de laatste etappe gereden van het Afrikajaar 2005. En deze laatste etappe viel niet mee. In tegenstelling tot de berichten in de media, was het juist de EU die voor arme landen in de bres sprong, niet de VS. Toen de EU een ontwikkelingspakket op tafel legde, dong de VS zoveel mogelijk af bijvoorbeeld op het punt van de vrije markttoegang voor de minst ontwikkelde landen en exportrestituties. We hebben nog tot eind deze maand om op koers te komen iedereen moet
nu bewegen, nu of nooit: de VS op binnenlandse landbouwsubsidies, de EU op markttoegang voor landbouwproducten, G20-landen zoals Brazilië en India op markttoegang voor industriële producten en later diensten, en tenslotte de ontwikkelingslanden op een verruiming van de Zuid-Zuid handel.
Dames en heren,
Het Afrikajaar 2005 kent meer losse einden dan alleen de wereldhandelsronde. Naast toegang tot de wereldmarkt, heeft Afrika ook behoefte aan toegang tot energie. Vorig jaar heeft de G8 aan de Wereldbank gevraagd een investeringsplan op te stellen voor energie in ontwikkelingslanden. Afgelopen week echter bleek dat Gordon Brown de term ontwikkelingslanden nogal krap interpreteert: hij pleit ervoor om jaarlijks 20 miljard dollar naar opkomende landen als China, India en Brazilië te sluizen, te
besteden aan schone energie. Dit is allemaal goed en wel, maar hoe zit het dan met Afrika? Op dit moment is slechts een kwart van alle Afrikanen aangesloten op elektriciteit. Dit is de echte energiecrisis van dit moment, een stille energiecrisis. Afrikanen hebben energie nodig om hun huizen te verlichten, om hun fabrieken draaiende te houden, om zich aan te sluiten op het Internet, enzovoorts. Eind 2004 leidde de conferentie "Energy for Development", die ik samen met staatssecretaris van Geel
organiseerde, tot de eerste internationale doelstelling op dit thema. Vóór 2015 wil Nederland tien miljoen armen van moderne energie voorzien. Die energie moet schoon zijn waar het kan, maar helaas is een grote sprong voorwaarts hier niet realistisch. Al met al is klimaatverandering echter geen excuus om 2 miljard armen energie te onthouden: zelfs als zij allen toegang tot moderne energie krijgen, dan nog zullen de CO2-emissies slechts met één procent stijgen. Bovendien hoeven bossen door die
toegang tot energie niet meer te veranderen in brandhout en doen we op die manier dus echt iets om de ontbossing tegen te gaan. Morgen, tijdens de Voorjaarsvergadering van Wereldbank en IMF, zal ik andere partijen en met name de G8-landen oproepen zich vooral te committeren aan moderne energie voor ontwikkelingslanden, en niet alleen aan schone energie voor opkomende landen. Dit is geen hobby van donoren: Afrikanen zelf komen in actie. Zo is er een forum van Afrikaanse energieministers actief.
In mei zullen we weer bijeenkomen met deze energieministers en met de African Development Bank om de energieplannen verder uit te werken.
Dames en heren,
Er komt dus meer en betere hulp, vooral voor Afrika. De OESO, de VN en de Wereldbank, wij dus, zullen precies gaan volgen wat er van de toezeggingen terechtkomt. Nieuwe investeringen op traditionele terreinen als onderwijs en gezondheidszorg moeten daarbij wel vaker gepaard gaan met nieuwe investeringen in goed bestuur en capaciteitsopbouw van mensen en hun organisaties, in de samenleving en bij de overheid, nationaal en decentraal. Want binnenlands beleid en instituties en niet de buitenlandse
hulp bepalen uiteindelijk of de motor van ontwikkeling gaat en blijft draaien. Er zijn voldoende positieve ontwikkelingen waar we bij aan kunnen sluiten, ook Afrikabreed. De afgelopen jaren ontstonden het New Partnership for African Development NEPAD en de Afrikaanse Unie, met inbegrip van een Afrikaanse mensenrechtencommissie en de vredes- en veiligheidscommissie. Het is gemakkelijk, al te gemakkelijk, om deze nieuwe instituties af te doen als papieren tijgers zonder tanden. Een regionale
institutie als onze eigen EU heeft er decennia over gedaan om gezag op te bouwen en moet dat gezag na al die tijd nog iedere dag verdienen. Een steeds assertievere Afrikaanse Unie heeft vorig jaar Soedan de voorzittershamer onthouden uit protest tegen de gebeurtenissen in Darfur en in Togo draaide de Unie een staatsgreep terug. Ik zie Engeland en Frankrijk elkaar nog niet in een formele procedure beoordelen op goed bestuur, wat binnen NEPAD wèl gebeurt. De EU heeft toegezegd om de uitvoering
van de aanbevelingen financieel te ondersteunen. Dit als onderdeel van de nieuwe Afrikastrategie van de EU, die meer oog krijgt voor goed bestuur in Afrika.
Dames en heren,
Sinds de regeringsnotitie "Sterke mensen, zwakke staten" van een paar jaar geleden staat in ons beleid goed bestuur centraal. Ontwikkelingssamenwerking is daarmee politieker geworden. Door het ondersteunen van de sterke mensen, proberen we iets te doen aan de zwakke staten. We sluiten dus aan bij de positieve krachten in de samenleving, bij de Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse problemen. Zo kon de rekenkamer in Rwanda met Nederlandse fondsen voor het eerst de boeken van de overheid
controleren en daarover aan het parlement rapporteren. In Tanzania versterkten we de afgelopen jaren de positie van het bedrijfsleven, onder meer door de oprichting van 12 nieuwe Kamers van Koophandel. En een sterkere private sector kan de publieke sector dwingen om te kappen in het ondoorzichtige woud van regels en procedures, bedrijven en banken te privatiseren en markten te liberaliseren. In alle partnerlanden ondersteunen we een beter ondernemingsklimaat, wat vooral ten goede komt aan het
plaatselijke midden- en kleinbedrijf.
Een aantal van onze partnerlanden scoort opvallend goed op goed bestuur ik noem Benin, Ghana, Mali, Senegal en Zuid-Afrika. Het recente African Governance Report van de VN signaleert verschillende positieve ontwikkelingen in het Afrikaanse bestuur van de afgelopen jaren. Politiek gezien gaat het in meerdere opzichten de goede kant op: bijna alle Afrikaanse landen bevinden zich nu op het democratische pad. Op economisch terrein wordt de private sector door de Afrikaanse overheid meer en meer
gezien als een partner in plaats van een concurrent. Eén van de belangrijkste verbeteringen in het Afrikaanse bestuur is verder de groeiende onafhankelijkheid van de media.
Dames en heren,
Die groeiende onafhankelijkheid van de media legt ook steeds vaker één van de belangrijkste bestuursproblemen in Afrika bloot, namelijk corruptie. We hebben dit gezien in Kenia, waar maatschappelijk middenveld en media in tegenstelling tot vroeger nu actief de regering ter verantwoording roepen. Volgens Francis Fukuyama is een sterke binnenlandse vraag naar goed bestuur de sleutel tot het ontstaan van sterke instituties. Hoewel de Keniaanse corruptieschandalen zeer verontrustend zijn, is de
toegenomen assertiviteit van de samenleving in elk geval winst. Maar ook binnen de Keniaanse overheid zijn er corruptiebestrijders actief en die verdienen onze steun. Nederland ondersteunt samen met 17 andere donoren daarom de anti-corruptie aanpak van het Ministerie van Justitie en de versterking van het Openbaar Ministerie en van de Keniaanse mensenrechtencommissie. De huidige Keniaanse regering erfde vier jaar geleden een cultuur van corruptie hervormingen zijn daardoor een zaak van vallen
en opstaan. De wil tot verandering is bij president Kibaki nog altijd aanwezig, maar hij moet nu wel doorpakken: drie ministers zijn afgetreden, het parlement en het openbaar ministerie hebben onderzoeken geopend en vijf topambtenaren worden strafrechterlijk vervolgd. Langs de kant blijven staan of alleen het maatschappelijk middenveld steunen, dat is de gemakkelijkste weg kiezen: de "easy way out". Wie echte verandering wil, moet aan tafel blijven zitten jammer dat niet iedereen in de Tweede
Kamer dat ziet. De opstelling van de PvdA stelt wat dit betreft teleur. Door ons goed bestuursprogramma kan Nederland als leidende donor juist met de vuist op tafel slaan en dat doen we dus ook als het nodig is.
Daarnaast voer ik de druk op met duidelijke maatregelen: de eerder geplande grote ontwikkelingsprogramma's in Kenia voor onderwijs, water en milieu, van in totaal 118 miljoen euro, heb ik voorlopig in de ijskast gezet. Hoe jammer het ook is, voor de Keniaanse regering en bevolking. Maar we hebben drukmiddelen nodig en die gebruiken we nu. Dat wil de Tweede Kamer ook. Ik wil daarbij het goed lopende anti-corruptieprogramma voortzetten, juist als drukmiddel. Corruptie moet goed worden aangepakt.
Geld dat weglekt door corruptie is juist in ontwikkelingslanden hard nodig om de Millennium Ontwikkelingsdoelen te halen.
Zoals ikzelf al eerder deed met de oprichting van een Taskforce Anti-Corruptie, heeft Paul Wolfowitz van de Wereldbank corruptiebestrijding tot één van zijn speerpunten gemaakt. Ik zal hem daar morgen tijdens de Voorjaarsvergadering voor prijzen en ik zal hem ook aansporen zijn strategie verder uit te werken. Tegelijkertijd ben ik van plan dit onderwerp bij mijn EU-collega's aan de orde stellen. Het recente rapport van Max van den Berg is een nuttige bouwsteen voor een Europese aanpak van
corruptiebestrijding Nederland heeft al goede ervaringen met veel van zijn aanbevelingen. Overigens heeft Paul Wolfowitz terecht benadrukt, dat het bij corruptiebestrijding om meer gaat dan sancties. Het bouwen aan een efficiënte, transparante en integere overheid en een waakzame en kritische samenleving, oftewel werken aan goed bestuur daar gaat het ten principale om bij corruptiebestrijding.
Dames en heren,
Het beste voorbeeld van slecht bestuur, of liever gezegd het slechtste voorbeeld, is natuurlijk onveiligheid of zelfs een staat van oorlog. En ook hier kunnen en mogen we geen stap terug zetten en zeggen: laat ze het eerst maar uitvechten, wij komen wel als het rustig is. Vrede is een voorwaarde voor ontwikkeling. Nederland heeft de afgelopen jaren al pionierswerk verricht met een geïntegreerd beleid in de Hoorn van Afrika en de Grote Meren, waarbij ik nauw samenwerk met de collega's Bot en
Kamp. Allereerst door in vredesprocessen de rol te spelen van aanjager en bruggenbouwer. In januari 2004 brachten we de Burundese regering en de FNL-rebellen in Nederland samen voor de eerste vredesbesprekingen. Meer dan twee jaar geleden organiseerde ik de Noordwijk-conferentie, de eerste ontmoeting tussen de twee belangrijkste partijen in het Soedanese Noord-Zuid conflict. Het uiteindelijke vredesakkoord tussen Noord en Zuid, gesloten op 1 januari 2005, was een bijzonder hoopvolle start van
het Afrikajaar. Vrede is nooit duurzaam zonder een zichtbaar vredesdividend: daarom heeft Nederland in 2005 als één van de grootste donoren de ontwikkeling van Soedan gesteund met meer dan 200 miljoen euro. Geld waarmee we bijvoorbeeld 15.000 mensen van schoon drinkwater voorzagen en 100.000 mensen toegang tot basisgezondheidszorg konden verschaffen. Het gaat niet alleen om geld, maar ook om mensen: uitgerekend vandaag vertrekt een groep Nederlandse militairen naar Zuid-Soedan om daar deel te
nemen aan UNMIS voor het eerst in jaren doet Nederland weer mee met een VN-vredesmissie in Afrika. Bovendien zal ik binnenkort in het zuiden van Soedan een donorkantoor openen dat wij samen met Noorwegen, Zweden, Denemarken en het VK bemannen een samenwerking die uniek genoemd kan worden in de ontwikkelingswereld. Verder wordt er nog nagedacht over Nederlandse deelname aan de Europese troepenmacht om de verkiezingen in Congo te ondersteunen.
Dames en heren,
Het woord hoop is in een land als Soedan van relatieve betekenis, gezien het voortdurende conflict in Darfur. Een conflict dat alleen zal uitdoven door een politieke oplossing, die nu snel tot stand moet komen. Nederland behoort tot de groep landen, de zogenaamde "group of friends", die tracht het vredesproces te versnellen. Daarom is er een Nederlandse waarnemer aanwezig bij de vredesbesprekingen in het Nigeriaanse Abuja, die mij persoonlijk op de hoogte houdt van de voortgang. Ikzelf ben
regelmatig in contact met de kopstukken van de onderhandelende partijen om de druk op te voeren. Maar terwijl er wordt gepraat in Abuja, kunnen wij de bevolking in Darfur niet in de kou laten staan. Ik geef steun aan de vredesmissie van de Afrikaanse Unie in Darfur, namelijk met een bedrag van 15 miljoen euro. In afwachting van een VN-missie in Darfur, die wat mij betreft snel moet beginnen en waaraan Nederland hopelijk zal bijdragen, komt elke versterking van de Afrikaanse Unie ten goede van
de veiligheid van de bevolking in Darfur. Daarnaast zal Nederland waarschijnlijk een donorconferentie organiseren voor de wederopbouw van Darfur.
Ook elders op het Afrikaanse continent komt Nederland in actie voor vrede. Bij de oplossing van het voortslepende grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea speelt Nederland een belangrijke rol: we proberen in samenwerking met het Verenigd Koninkrijk en de VS de dialoog met Eritrea open te houden en Ethiopië ertoe te brengen de uitspraak van het Hof van Arbitrage te Den Haag te accepteren. De partijen zijn voor het eerst samen in Londen om over het grensconflict te spreken. Ik noem verder het
bloedige conflict in Noord-Oeganda, waar de uiterst gewelddadige rebellenbeweging Lord Resistance Army, de LRA, huis houdt. Nederland probeert er samen met Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, de VS en Zuid-Afrika voor te zorgen, dat de Oegandese regering haar verantwoordelijkheid neemt. Dit betekent niet alleen het bestrijden van de LRA, waarvan de vijf leiders voor het internationaal strafhof moeten worden gebracht, maar ook het aanpakken van de politieke en economische problematiek in het
noorden.
Dames en heren,
Waar wel vrede is, is die vaak fragiel: in de eerste tien jaar na een conflict, is de kans 50% dat een land terugvalt in gewelddadige chaos. Zoals u kon lezen in mijn wederopbouwnotitie van enige tijd terug, zet ik zwaar in op wederopbouw na conflict bijvoorbeeld in Burundi, waar ik volgende maand weer een bezoek aan zal brengen. Daar werkt Nederland bijvoorbeeld aan de oprichting van een vredesschool voor Burundese diplomaten, politieagenten en militairen. Dankzij een minder rigide definitie
van ontwikkelingshulp kunnen we nu gemakkelijker ontwikkelingsrelevante activiteiten ondersteunen die vroeger tussen wal en schip vielen, zoals mensenrechtentraining van de politie en wetgeving om het rekruteren van kindsoldaten te voorkomen.
Dames en heren,
Ik sluit af. Het verbinden van veiligheid en ontwikkeling, meer en betere hulp, minder schuld en voorzichtige stappen richting een vrije en rechtvaardige handel. Vergeleken met goed bestuur blijven het randvoorwaarden, dat verliezen we nog wel eens uit het oog. Waar goede bestuurders goed beleid maken en waar betrokken burgers dit beleid kritisch volgen, daar staat Nederland natuurlijk wel klaar om bij te springen. De betrokkenheid blijft.
Het volgende zou ik dan ook willen meegeven voor de workshops van vandaag: staar je niet blind op hemelbestormende Westerse initiatieven maar kijk vooral naar hoe wij met ontwikkelingssamenwerking kunnen aansluiten bij veelbelovende Afrikaanse oplossingen. De concrete resultaten van dat partnerschap tussen mens en medemens laten zien, dat is de sleutel tot het vasthouden van het enorme publieke draagvlak uit 2005. En veelbelovende Afrikaanse oplossingen zijn er volop, "Africa is on the move".
Deze week prees het IMF Afrika voor het hoge groeitempo, meer dan 5% in 2005. Voor 2006 verwacht het IMF de hoogste economische groei op het continent in 30 jaar. Er zullen pas echt Afrikaanse tijgers tevoorschijn komen, wanneer oorlog van het continent verbannen wordt. De oprichting van de EU luidde een ongekende periode van vrede in op een roerig continent, ons continent. Laat de AU de komende jaren eenzelfde rol spelen in Afrika. Wij kunnen bijdragen aan de Afrikaanse oplossingen door ons de
komende jaren te richten op capaciteitsopbouw. De capaciteit van mensen en instituties om zelf ontwikkeling tot stand te brengen. Dit betekent bijvoorbeeld het overdragen van kennis en technologie, het versterken van het ondernemingsklimaat, het verduurzamen van de voedselproductie en het bevorderen van tijdelijke arbeidsmigratie. Werken aan goed bestuur, waarover ik vandaag uitgebreid sprak, is daar eveneens een onmisbaar onderdeel van.
Dames en heren,
Meer economische groei dus, maar ook minder conflicten, meer democratie en respect voor mensenrechten dat is wat we wel degelijk zien in Afrika, maar helaas zetten deze positieve ontwikkelingen weinig westerse pennen in beweging en fotografen schieten er niet hun rolletjes mee vol. Een groep Afrikaanse journalisten en zendgemachtigden wil daarom zelfs een Afrikaanse CNN beginnen, die niet alleen de donkere kant van het continent laat zien. Hopelijk wordt goed nieuws uit Afrika dan eindelijk
ook eens "breaking news"!
Dank u.
Ministerie van Buitenlandse Zaken