Antwoorden op kamervragen van Nawijn over de behandeling van de heer A. van
H. in het Zoetermeerse verpleeghuis REC
Kamerstuk, 21-4-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2672579
21 april 2006
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Nawijn over de behandeling
van de heer A. van H. in het Zoetermeerse verpleeghuis REC
(2050610480)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel over de behandeling van de heer
A. van H. in het Zoetermeerse verpleeghuis REC?
Vraag 1
Ja.
Vraag 2
Klopt de informatie dat dit verpleeghuis maatregelen heeft getroffen
tegen de heer A. van H., omdat deze zich via een e-mail aan De
Telegraaf had beklaagd over zijn behandeling in het verpleeghuis? Zo
ja, waaruit heeft de directie van het verpleeghuis geconcludeerd dat
betrokkene gewelddadig is en een gevaar voor zijn omgeving vormt? Zo
neen, bent u bereid hieromtrent een onderzoek te laten instellen?
Antwoord 2
Nee, de conclusie over het gevaar voor zijn omgeving staat volledig
los van de publiciteit. De conclusie van de instelling over gevaar
voor de omgeving is gebaseerd op ervaring met betrokkene in de
voorbije jaren.
Ik acht een onderzoek naar de gebeurtenissen in de instelling niet aan
de orde. Het is in beginsel aan de zorginstelling om dit samen met de
cliënt op te lossen. Naar mijn informatie is dit inmiddels ook
gebeurd. In het kader van de Wet BOPZ heeft een cliënt daarnaast de
mogelijkheid om naar de BOPZ -klachtencommissie van de instelling te
stappen als hij het niet eens is met de toegepaste dwang.
Vraag 3
Welke rol speelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bij het
nemen van maatregelen tegen verpleeghuispatiënten op grond van de Wet
Bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz)?
Antwoord 3
De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet op grond van artikel 63 Wet
Bopz toe op een verantwoorde behandeling, verpleging, verzorging en
bejegening van personen wier geestvermogens gestoord zijn. In het
bijzonder houdt de inspectie toezicht op de besluitvorming en
uitvoering van dwangtoepassingen. Dwangtoepassingen moeten door de
instellingen gemeld worden aan de inspectie. Na beëindiging van elke
dwangtoepassing moet de inspectie onderzoeken of de beslissing tot een
zodanige dwangtoepassing zorgvuldig is genomen en of de uitvoering van
de dwangtoepassing zorgvuldig is geschied. Ook wanneer een
dwangtoepassing nog niet beëindigd is, kan de inspectie een toetsing
ter plekke uitvoeren. Dit gebeurt deels steekproefsgewijs en deels op
grond van bepaalde criteria, zoals de aard, duur of complexiteit van
de dwangtoepassing.
Vraag 4
Heeft het verpleeghuis een spreekverbod opgelegd aan de betrokken
patiënt om bepaalde onregelmatigheden naar buiten te brengen? Zo ja,
wat vindt u hiervan?
Antwoord 4
Er is geen sprake van een spreekverbod.
Vraag 5
Heeft de directie van het verpleeghuis getracht, op grond van genoemde
wet de inbewaringstelling van betrokkene te doen gelasten, terwijl
betrokkene zwaar verlamd is en met een rietje voedsel krijgt
toegediend? Zo ja, waarom heeft de directie geconcludeerd dat de
betrokken persoon gewelddadig is en een gevaar voor zijn omgeving
vormt?
Antwoord 5
De instelling heeft getracht een IBS/RM-procedure in gang te zetten.
Betrokkene lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening op basis
waarvan hij zodanig ongewenste gedragingen vertoont dat hij voor
anderen (mede-cliënten en medewerkers) een gevaar vormt. De sterk
negatieve uitwerking die hij op zijn omgeving uitoefent, gaat de
draagkracht van een verpleeghuis te boven.
Vraag 6
Kunt u de garantie geven dat er in het genoemde verpleeghuis geen
maatregelen worden getroffen tegen betrokkene, die volgens de directie
als lastig wordt aangemerkt? Zo ja, waaruit blijkt deze garantie?
Antwoord 6
Het is aan de zorginstelling om samen met de betrokken cliënt
afspraken te maken over de zorg. De cliënt heeft de mogelijkheid om
tegen het optreden van de instelling een klacht in te dienen op grond
van de Wet Klachtrecht zorginstellingen en in geval van
dwangbehandeling op grond van de BOPZ (art. 41).
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport