De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk AV/PB/2006/30260
Doorkiesnummer Datum 20 april 2006
Onderwerp Evaluatie Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000
Bijgaand bied ik u aan het onderzoeksrapport `Evaluatie Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000'.
De evaluatie geeft antwoord op de vraag wat de ervaringen zijn van werkgevers, werknemers
en pensioenuitvoerders met het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. Ik stel vast dat het
Vrijstellingsbesluit bijdraagt aan een grotere transparantie in de praktijk over het omgaan met
verzoeken van werkgevers tot vrijstelling van verplichte aansluiting bij een
bedrijfstakpensioenfonds. De evaluatie wijst uit dat het omgaan met vrijstellingen een grotere
aandacht vraagt van besturen van bedrijfstakpensioenfondsen. Vooral de communicatie over
de mogelijkheid tot vrijstelling van verplichte aansluiting en de registratie van de behandeling
van verzoeken van werkgevers tot vrijstelling moet beter. Ik constateer bij betrokken partijen
een positieve opstelling om tot verbeteringen te komen. Er is mijn inziens dan ook geen
aanleiding om het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 aan te passen.
Het Vrijstellingbesluit Wet Bpf 2000 (Stbl. 2000, 633) stelt regels op grond waarvan een
bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds gehouden is een werkgever op diens verzoek
vrijstelling te verlenen van verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds. Het besluit
noemt, naast een bevoegdheid van het bestuur op andere gronden, een viertal concrete
gronden: concernvorming, eigen CAO, bestaande pensioenvoorziening en onvoldoende
beleggingsrendement. De vrijstelling is niet onvoorwaardelijk. De werkgever moet voor zijn
werknemers een aan de bedrijfstakbrede pensioenregeling gelijkwaardige pensioenvoorziening
treffen. Het besluit bevat voorts nadere regels over het verzekeringstechnisch nadeel, de
beoordeling van financiële en actuariële gelijkwaardigheid en de performancetoets voor
bepaling van het beleggingsrendement.
De evaluatie heeft de praktijk van het Vrijstellingsbesluit in kaart gebracht. Dat is zeker niet
volledig en uitputtend gebeurd, omdat bedrijfstakpensioenfondsen daartoe niet over voldoende
gegevens beschikten. 63 van de 77 bedrijfstakpensioenfondsen, die een verplichtgestelde
pensioenregeling uitvoeren, hebben ten behoeve van de evaluatie gegevens beschikbaar
gesteld (bij deze fondsen zijn 95% van zowel het aantal werkgevers als het aantal werknemers
in verplichtgestelde pensioenregelingen aangesloten). Bij 47 fondsen waren vrijgestelde
werkgevers geregistreerd. Over de onderzochte periode is nauwelijks sprake van toe- of
Ons kenmerk AV/PB/2006/30260
afname van het aantal geregistreerde vrijgestelde werkgevers. In de periode 2000-2004 kregen
34 bedrijfstakpensioenfondsen in totaal 694 verzoeken tot vrijstelling. Eénderde werd
afgewezen omdat de werkgever geen gelijkwaardige pensioenvoorziening bood. Ongeveer
15% van de aanvragen werd door de werkgever ingetrokken en de helft werd toegewezen. In
de periode 2000-2004 zijn 221 vrijgestelde werkgevers opnieuw tot het
bedrijfstakpensioenfonds toegetreden.
De informatieverschaffing naar werkgevers over de mogelijkheid tot het indienen van een
verzoek tot vrijstelling verdient verbetering. Dit punt is door de Vereniging
Bedrijfstakpensioenfondsen inmiddels opgepakt. Zij zal bij de leden aandringen op verbetering
van de communicatie over de mogelijkheid tot het verkrijgen van een vrijstelling. Bij het voor
de eerste keer aanschrijven van werkgevers, die met een verplichtstelling te maken krijgen, zal
meer aandacht moeten worden besteed aan de mogelijkheid tot vrijstelling. En ten slotte zullen
de bedrijfstakpensioenfondsen door de Vereniging Bedrijfstakpensioenfondsen worden
aangespoord de interne organisatie beter in te richten op het adequaat en accuraat verwerken
van vrijstellingsverzoeken.
De evaluatie van het Vrijstellingsbesluit geeft aan dat er zich in de periode 2000 2004 geen
grote veranderingen of knelpunten hebben voorgedaan in de praktijk. Het Vrijstellingsbesluit
heeft geleid tot grotere transparantie in de praktijk van het verlenen van vrijstellingen. Ik heb
er vertrouwen in dat het Vrijstellingbesluit ook voor de overzienbare toekomst voldoende
randvoorwaarden schept voor en waarborgen biedt aan betrokken partijen om op een flexibele
wijze verzoeken van werkgevers tot vrijstelling van de verplichtstelling tot deelname in een op
bedrijfstakniveau tussen sociale partners overeengekomen aanvullende pensioenvoorziening te
behandelen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Bijlage(n): Onderzoeksrapport 'Evaluatie Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000)'
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid