Interprovinciaal Overleg (IPO)
Nieuwe beloningsstructuur voor gedeputeerden en statenleden
woensdag 19 april 2006
De nieuwe beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers leidt voor gedeputeerden niet tot een goed evenwicht in de salarisverhoudingen. Het salaris van gedeputeerden blijft onder het niveau van waterschapsvoorzitters, wethouders in de grootste streden en dat van de eigen ambtelijke top. De voorgenomen verhoging van de statenvergoeding doet recht aan de toegenomen werkbelasting van statenleden. Teleurstellend is dat het Kabinet wachtgeldregelingen voor statenleden voortaan wil verbieden en niet met voorstellen komt voor een toelage voor fractievoorzitters.
Het kabinet heeft donderdag 13 april 2006 in grote lijnen de aanbevelingen overgenomen van de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers (commissie Dijkstal).
In het nieuwe beloningsgebouw is het ministersalaris het hoogste salaris in het openbaar bestuur. De salarissen van de overige politieke ambtsdragers zijn daarvan afgeleid en bedragen een vast percentage van het ministersalaris. Om de achterstand in salarisontwikkeling ten opzichte van (rijks)ambtenaren in te lopen wordt het salaris van ministers vanaf de volgende kabinetsperiode met 30% verhoogd tot ¤ 12.249 per maand. Het salaris van gedeputeerden is in het nieuwe beloningsgebouw bepaald op 60% van het ministersalaris (¤ 7.349 per maand). De beloning van statenleden komt op 10% van het ministersalaris (¤ 1.225 per maand).
De nieuwe beloningsstructuur leidt voor gedeputeerden per saldo niet tot de noodzakelijke verbetering waar het IPO steeds om heeft gevraagd. Tegenover een beperkte salarisverhoging staat namelijk een even zo grote verlaging van de vaste onkostenvergoeding. Volgens het IPO zijn ten onrechte de bestaande salarisverhoudingen tussen de politieke ambtsdragers als uitgangspunt genomen. Het IPO had er bij minister Remkes juist op aangedrongen meer evenwicht aan te brengen door het salaris van gedeputeerden gelijk te trekken met dat van waterschapsvoorzitters en wethouders in de grootste steden (op 70% van het ministersalaris in het nieuwe beloningsgebouw, ofwel ¤ 8.574 per maand). Daarmee wordt tevens bereikt dat het salaris van de gedeputeerden niet langer uitkomt onder dat van de ambtelijke top in de provincies. Het IPO is teleurgesteld dat het kabinet niet aan zijn wensen tegemoetgekomen is.
De Werkgroep rechtspositie statenleden, die de Algemene Vergadering van het IPO uit zijn midden heeft ingesteld, is voor een deel tevreden met het kabinetsbesluit. Met de verhoging van de statenvergoeding tot ¤ 1.225 per maand wordt recht gedaan aan de uitkomsten van een onderzoek dat het SGBO (het onderzoeks- en adviesbureau van de VNG) in opdracht van het IPO iets meer dan een jaar geleden heeft gedaan naar de werkbelasting van statenleden. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat de gemiddelde werkbelasting van statenleden 21 uur per week bedraagt. De werkgroep betreurt wel dat het kabinet niet in gaat op het verzoek om aan fractievoorzitters een extra vergoeding te geven. Het kabinet negeert daarmee een andere belangrijke conclusie uit het SGBO-onderzoek, namelijk dat de gemiddelde werkbelasting van fractievoorzitters substantieel hoger ligt dan die van andere statenleden (24 in plaats van 21 uur per week). De Werkgroep rechtspositie statenleden betreurt ook dat het kabinet de provincies geen ruimte meer wil laten om een wachtgeldregeling te treffen voor afgetreden statenleden. Daarmee neemt het kabinet ook de handreiking van de werkgroep niet aan om de wachtgeldvoorziening te beperken tot diegenen die voor hun inkomen geheel of grotendeels op de statenvergoeding waren aangewezen en om aan de voorziening voortaan de sollicitatieplicht als voorwaarde te verbinden. Het kabinet gaat tenslotte voorbij aan het verzoek van de werkgroep om statenleden ook in het nieuwe ziektekostenstelsel een tegemoetkoming in de ziektekosten te verstrekken.
Meer informatie bij Louis van Wayenburg
Telefoonnummer (070) 888 1254
E-mail: Lvwayenburg@ipo.nl