Ingezonden persbericht

Avond over het boek Zolang de wind van de wolken waait - geschiedenis van de Friese literatuur

Met o.a. Arie Jan Gelderblom, Nico Laan, Jelle Krol en Teake Oppewal

Deze week verscheen het boek Zolang de wind van de wolken waait over de geschiedenis van de Friese literatuur. Daarmee wordt voor de eerste keer de Friese literatuurgeschiedenis gepresenteerd aan het publiek buiten Friesland. In verband daarmee vindt er een literaire avond in het Fries letterkundig en historisch museum Tresoar te Leeuwarden plaats op woensdag 19 april a.s. om 20.00 uur.

Tijdens deze avond wordt er ingegaan op de plaats die de Friese literatuur zou moeten nemen in de geschreven Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Tevens zullen de literatuurwetenschappers Arie Jan Gelderblom en Nico Laan vertellen over wat hen is opgevallen bij het lezen van het boek en welke vragen er wat hen betreft nog openstaan. Teake Oppewal geeft een inleiding over de achtergrond van het project en over de werkwijze van de redactie, en zal een aantal interessante aspecten rondom de totstandkoming van het boek memoreren. Jelle Krol, redacteur, zal ingaan op het hoofdstuk dat hij heeft geschreven, over de periode 1915-1945, daarnaast zal hij zich richten op de plaats van Groningen (Stad en Land) in de Friese literatuur.

P.s. om u een indruk te geven van het boek, treft u onderaan dit bericht een artikel over het boek uit de boekenbijlage van de Trouw.

Datum: woensdag 19 april
Locatie: Tresoar, Boterhoek 1, Leeuwarden
Aanvang: 20.00 uur
Toegang: ¤ 5,- (Reserveren is gewenst. Dat kan via tel. 058 789 0 789 of mail info@tresoar.nl )

Website: http://www.tresoar.nl/

Deze avond is een gezamenlijk initiatief van Tresoar, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (afdeling Noord) en het Literêr-Histoarysk Wurkferbân van de Fryske Akademy.

----------

Trouw, 8 april 2006

Achter de koeienstaarten vandaan

Tsead Bruinja

Van de blinde bard Bernlef (8ste eeuw) tot hedendaagse schrijvers als Jabik
Veenbaas en Jetske Bilker: de geschiedenis van de Friestalige literatuur is
eindelijk vastgelegd in een aantrekkelijk ogend overzicht. De Friese dichter
Tsead Bruinja schetst de grote lijnen, en biedt een kleine leeslijst.
Tijdens een onderzoek in 1995 beweerde 65 procent van de Friese bevolking de
Friese taal te kunnen lezen en 17 procent haar kunnen schrijven. Nog niet
een op de vijf schrijft dus Fries. En toch bestaat er een bloeiende
Friestalige literatuur met een lange geschiedenis, die nu voor het eerst
uitgebreid in het Nederlands na te lezen is.

'Zolang de wind van de wolken waait' is geschreven door meerdere auteurs die
elk een eigen hoofdstuk en periode voor hun rekening nemen. Die opzet zorgt
voor een welkome diversiteit aan stijlen, al schrijft de ene auteur
leesbaarder dan de andere.
De eerste Friese schrijver die we ontmoeten, is de blinde bard Bernlef. Van
hem zijn geen teksten bewaard gebleven, maar wel een beschrijving door de
missionaris Liudger, die Bernlef rond 780 heeft horen zingen over 'de daden
van zijn voorouders en de oorlogen van koningen'. Tussen de oudste Friese
teksten die wel bewaard zijn gebleven, bevindt zich enkele rechtsteksten die
in hun poëtische schoonheid het gemis van de epiek van Bernlef enigszins
goedmaken.
In de volgende vertaling wordt aangegeven wanneer de moeder van een
vaderloos kind de erfenis mag aanspreken:

,,Wanneer het kind spiernaakt is of dakloos en dan de duistere nevel en
bitterkoude winter en de lange duistere nacht zich uitspreiden over de
omheinde velden ... Dan weent en schreit het onmondige kind en dan beklaagt
het zijn naakte leden en zijn dakloosheid en het gemis van zijn vader, die
het moest beschermen (...)''

De bron van deze vroege Friese wetten zou niet minder dan goddelijk zijn.
Twaalf wijsgeren die van Karel de Grote de opdracht kregen om het Friese
recht op te stellen en dit weigerden, werden als straf op zee achtergelaten
in een schip zonder roer of riemen. Na een gebed verscheen Christus die met
een gouden bijl als roer de verdwaasde mannen terug aan land bracht om hen
daar de nodige wetten bij te brengen.
'Zolang de wind van de wolken waait' omvat de geschiedenis van een
minderheidstaal en haar literatuur en wil tegelijkertijd een handboek voor
lezers zijn. De belangrijkste dichters en schrijvers worden in het boek
vakkundig en uitgebreid beschreven, maar je vraagt je soms af waarom de ene
auteur kritisch tegen het licht gehouden wordt, terwijl de andere een
feitelijke en thematische omschrijving van leven en werk ten deel valt.
Philippus Breukers hoefde in zijn hoofdstuk over de 17de eeuw dergelijke
keuzes niet te maken: in die tijd kozen maar weinig auteurs voor het Fries.
De belangrijkste dichter was schoolmeester Gysbert Japix: in een tijd dat
menigeen het Fries gebruikte voor lichte lectuur, schreef hij vertalingen
van psalmen, gelegenheidsgedichten en liederen. Japix liet zien dat het
Fries ook als literaire taal geschikt was.
Na zijn tijd werd het geschreven Fries nog lang voornamelijk verspreid via
almanakken, volksverhalen en vrolijke liedjes, maar zo nu en dan werden er
pogingen gedaan om serieuzer werk te schrijven. Voor veel van die auteurs
vormde Japix een grote bron van inspiratie.
Hoewel Japix een begin had gemaakt met de psalmen, verscheen de eerste
complete Friese vertaling van de Bijbel pas in 1943 en het schijnt dat de
eerste vertaling van een stuk van Shakespeare in Nederland niet in het
Nederlands maar in het Fries werd gemaakt, in 1829, door Rinse Posthumus.
In diezelfde 19de eeuw werd het Fries al voor alle genres gebruikt, maar het
zou tot de 20ste eeuw duren voordat er een uitgebreide romancultuur
ontstond. Aanvankelijk werd er, vaak vanuit een christelijke optiek,
geschreven over sociale ongelijkheid, over grote boeren, hun knechten en
verboden liefdes. Volgens criticus, dichter en schrijver Anne Wadman moest
de Friese literatuur na de Tweede Wereldoorlog 'achter de koeienstaarten
vandaan gehaald worden'.
Pas in de jaren vijftig en zestig won het experiment terrein en werd menig
taboe doorbroken. Anne Wadman en Trinus Riemersma schreven in hun
psychologische romans vrijelijk over seks. En ook in de poëzie diende er
'puin geruimd te worden'. De bundel Jolm ('aanspoelsel') van dichter G.N.
Visser was cynisch van toon, en plaatste de 'braaf-burgerlijke en
intellectueel-cynische' levensvisies tegenover elkaar. Kon dat wel? De
uitgave leidde zelfs tot een symposium.
Niet alleen literaire kwesties, ook de spelling van het Fries gaf geregeld
onenigheid. De vriendschap tussen 19de-eeuwse schrijvers Harmen Sytstra en
Tsjibbe Gearts van der Meulen schijnt hevig bekoeld te zijn geraakt door een
spellingconflict. Ook de keuze van het juiste
idioom kon leiden tot ruzie. In de jaren tachtig van de 20ste eeuw werd een
jeugdboek van Eppie Dam door de uitgever geweigerd, omdat de auteur het
woord 'spijbelje' niet wilde vervangen door het hypercorrecte
'skoaltsjeskûlje' (letterlijk 'schooltjeschuilen').
Zulke grappige anekdotes, plus de overvloed aan afbeeldingen - boekomslagen,
portretten, krantenknipsels - maken het boek erg levendig, al had ik liever
gezien dat er meer ruimte vrijgemaakt was voor Friese tekstfragmenten.
Niettemin maakt dit boek mij als lezer en schrijver opnieuw bewust van de
Friese taal. En nieuwsgierig naar het werk van mijn voorgangers.

Tsead Bruinja debuteerde in het Fries en heeft inmiddels twee bundels in het Nederlands
uitgegeven bij uitgeverij Contact. De meest recente kwam uit in 2004: 'Batterij'.

Zolang de wind van de wolken waait (Uitgeverij Bert Bakker)
ISBN 9035130170
¤ 45,-