Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij en Huizinga-Heringa over de mogelijke doodstraf van een Afghaanse bekeerling. Deze vragen werden ingezonden op 23 maart 2006 met kenmerk 2050610160.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over de mogelijke doodstraf van een Afghaanse bekeerling.
Vraag 1
Kent u het bericht «Tot christendom bekeerde Afghaan hangt doodstraf boven het hoofd»? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Kunt u op grond van eigen informatie bevestigen dat de persoon in kwestie tot het christendom is bekeerd, door zijn familie is aangegeven en nu het risico loopt door de rechter ter dood veroordeeld te worden?
Antwoord
De tot het christendom bekeerde Afghaan, Abdul Rahman, werd aangeklaagd vanwege afvalligheid, waarop onder de sharia de doodstraf staat. De heer Rahman bekeerde zich meer dan tien jaar geleden, toen hij in Pakistan werkte als hulpverlener. Eind jaren negentig verbleef de heer Rahman enige tijd in verschillende EU-landen, waaronder Duitsland en België, en keerde in 2003 terug naar Afghanistan. In februari 2006 werd hij aangeklaagd op grond van zijn bekering tot het christendom.
De rechter in het proces verwees de zaak eind maart terug naar de openbare aanklager voor nader onderzoek naar de mentale gezondheid en dubbele nationaliteit van de heer Rahman. Aangezien de maximale termijn voor voorlopige hechtenis was verlopen, werd de heer Rahman in vrijheid gesteld. Inmiddels bevindt Rahman zich in Italië, alwaar hem asiel is verleend.
Vraag 3
Is volgens de Afghaanse wetgeving overgang van de ene naar de andere religie toegestaan? Hoe verhoudt zich op dit punt de nationale Afghaanse wetgeving tot het islamitische recht?
Antwoord
Volgens artikel 2 van de Afghaanse grondwet is het praktiseren van andere religies toegestaan. Echter, volgens artikel 3 van de grondwet mag een wet niet strijdig zijn met de voorschriften van de islam. Onder het gewoonterecht en de sharia zijn blasfemie en afvalligheid niet geaccepteerd en kunnen leiden tot het opleggen van de doodstraf. Artikel 7 van de grondwet bepaalt evenwel dat de staat zich aan ondertekende internationale conventies en het Universeel Verdrag inzake de Rechten van de Mens dient te houden. Afghanistan is als partij bij het Internationaal Convenant inzake Burgerrechten en Politieke Rechten gebonden aan de in dat verdrag neergelegde godsdienstvrijheid.
Vraag 4
Klopt het dat de Afghaanse president Karzai toestemming moet verlenen voor het uitvoeren van de doodstraf? Bent u bereid hem dringend te verzoeken geen toestemming te verlenen voor het voltrekken van deze doodstraf? Bent u tevens bereid om in uw contacten met de Afghaanse regering aan te dringen op het waarborgen van de vrijheid van godsdienst, wat ook inhoudt het recht om van godsdienst te veranderen?
Antwoord
Ja, de Afghaanse president Karzai dient toestemming te verlenen voor het uitvoeren van de doodstraf. De EU heeft zich voor de vrijlating van de heer Rahman ingespannen en bij verschillende gelegenheden haar bezwaren over deze zaak aan de Afghaanse autoriteiten kenbaar gemaakt. Nederland zal het onderwerp godsdienstvrijheid blijven volgen en bepleiten bij de Afghaanse autoriteiten.
Vraag 5
In hoeverre geeft het in deze vragen genoemde geval aanleiding om het jongste ambtsbericht ter zake van de positie van bekeerlingen aan te vullen, gegeven het feit dat in het ambtsbericht over Afghanistan van 29 juli 2005 staat dat er in de eerste zes maanden van vorig jaar geen veroordelingen tot de doodstraf wegens afvalligheid bekend zijn en dat in het op 21 maart 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden nieuwe ambtsbericht hetzelfde wordt gemeld over de verslagperiode waarop het ambtsbericht terugblikt?
Antwoord
De verslagperiode van het jongste ambtsbericht loopt van juli 2005 tot en met 31 december 2005. Er bestaat geen aanleiding dit ambtsbericht aan te passen. In het volgende ambtsbericht zal wel aandacht worden besteed aan de zaak Rahman.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Ormel (CDA), ingezonden 22 maart 2006, vraagnummer (2050610110).
1) Gazet van Antwerpen, www.gva.be, 20 maart 2006; zie ook «Afghaanse christen wacht doodstraf», Reformatorisch Dagblad, 21 maart 2006.
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken