Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Schriftelijke antwoorden AO Intensieve Care van 8 december 2005

Kamerstuk, 19-4-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ/IZ-2666223

19 april 2006

In het AO Intensive Care van 8 december 2005 heb ik toegezegd schriftelijk te antwoorden op de vragen over de aanpassing van de Wet BIG om het gebruik van de Automatische Externe Defibrillator (AED) mogelijk te maken en over de capaciteitsontwikkeling bij IC-verpleegkundigen en intensivisten. Hieronder volgt mijn reactie.

Gebruik van Automatische Externe Defibrillatoren U heeft gevraagd of aanpassing van de Wet BIG nodig is om AED toe te passen.
Bij het gebruik van de Automatische Externe Defibrillator (AED) is sprake van een vorm van defibrillatie (een van de in de Wet BIG genoemde voorbehouden handelingen). Echter, toepassing van de AED vindt altijd alleen maar plaats in geval van een noodsituatie of een levensbedreigende situatie, waarin het verbod om buiten noodzaak beroepsmatig voorbehouden handelingen te verrichten niet speelt. In noodsituaties bestaat immers wel degelijk de noodzaak om in te grijpen en de AED is nu juist bij uitstek een apparaat om in noodsituaties gebruikt te worden, waarbij het zich leent voor toepassing door instanties als brandweer en politie en door leken. Het apparaat is zo ingericht dat er niets fout kan gaan; het gebruik van de AED levert in de praktijk geen misverstanden meer op.
Kortom, gelet op het feit dat de Wet BIG niet uitsluit dat in noodsituaties door niet-bevoegden voorbehouden handelingen worden verricht en toepassing van de AED slechts in noodsituaties plaatsvindt, ontbreekt de noodzaak om defibrillatie in de vorm van de AED te schrappen als voorbehouden handeling. Uiteraard blijft defibrillatie als zodanig (te weten door middel van andere apparaten dan de AED) als voorbehouden handeling in artikel 36 van de Wet BIG gehandhaafd.

Capaciteit IC-verpleegkundigen
U heeft gevraagd of de capaciteit van IC-verpleegkundigen voldoende is.
Ieder ziekenhuis monitort zijn capaciteitsbehoefte aan IC-verpleegkundigen in de komende jaren. Het houdt daarbij rekening met het personeelsverloop en de eventuele toename van het aantal IC-bedden. Op basis daarvan stelt het ziekenhuis jaarlijks het aantal opleidingsplaatsen vast voor de vervolgopleiding IC-verpleegkundigen. Om de ziekenhuizen hierbij te faciliteren, heb ik een aparte CTG beleidsregel voor de algemene ziekenhuizen vastgesteld. Hierdoor kunnen extra opleidingsplaatsen worden gefinancierd voor deze vervolgopleidingen.

Het Capaciteitsorgaan (CO) heeft besloten om de IC-verpleegkundigen mee te nemen bij haar beleidsrijke ramingen van het personeel dat in de toekomstig nodig is. Voor het opstellen van een raming wordt nu onderzoek gedaan door het NIVEL. Het CO verwacht medio 2006 met een eerste raming te komen.
In 2007 zal ik een Opleidingsfonds instellen voor de financiering van opleidingen. In de loop van dit jaar zal ik besluiten of de opleiding voor IC-verpleegkundigen ook wordt opgenomen in dit Opleidingsfonds.

Van belang nog te melden is dat inmiddels 90 procent van de vervolgopleidingen tot IC-verpleegkundigen binnen de Landelijke Regeling Verpleegkundige Vervolgopleidingen (LRVV) is erkend. Dit is een forse verbetering ten opzichte van 2004, waarin het percentage nog op 60 lag (bron: IGZ, rapport "Intensieve Zorgen").

Capaciteit van intensivisten
Tot slot heeft u gevraagd of de capaciteit van intensivisten voldoende is.
Hoewel de Gemeenschappelijke Intensivisten Commissie (GIC) centraal intensivisten registreert, is niet bekend hoeveel intensivisten in Nederland (nog) als intensivist werkzaam zijn. Bovendien is het vooral in kleine IC-afdelingen gebruikelijk dat de intensivist voor een deel werkzaam blijft in zijn primaire specialisme. Uit het Inspectierapport "Intensieve zorgen" en de Basisset prestatie-indicatoren 2003 blijkt dat intensivisten gemiddeld 70 procent van een volledige werktijd beschikbaar zijn voor de IC.
In 2004 volgden 44 specialisten de tweejarige opleiding tot intensivist. Dit betekent een instroom van 22 intensivisten per jaar. Dat zal op korte termijn niet tot een snelle uitbreiding van het aantal intensivisten leiden. De Inspectie acht een versnelde uitbreiding wel mogelijk als de intensivisten die nu nog deels in hun basisspecialisme werkzaam zijn, hun werktijd volledig voor de IC zouden kunnen inzetten.

Ook met betrekking tot de intensivisten heeft het Capaciteitsorgaan (CO) besloten om deze beroepsgroep mee te nemen bij haar capaciteitsramingen. Voor het opstellen van een raming wordt onderzoek gedaan door het NIVEL. Het CO verwacht medio 2006 met een eerste raming te komen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst