Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake de overeenkomst tussen de VS en India over civiele nucleaire samenwerking

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Ministerie van Buitenlandse Zaken
Afdeling Nucleaire Aangelegenheden en Non-Proliferatie Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |19 april 2006                       |Behand|Ceta  Noland         |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DVB/NN-253/06                       |Telefo|070-348 5961         |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/5                                 |Fax   |070-348 5684         |
|Bijlag|                                    |cd.noland@minbuza.nl         |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|De Nederlandse opstelling in de     |                             |
|t     |Nuclear Suppliers Group inzake de   |                             |
|      |overeenkomst tussen de VS en India  |                             |
|      |over civiele nucleaire samenwerking |                             |
Met verwijzing naar mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 8 maart 2006, bied ik u hierbij nadere informatie aan over de Nederlandse opstelling in de Nuclear Suppliers Group (NSG) inzake de overeenkomst tussen de VS en India over civiele nucleaire samenwerking.

Ik zal hieronder eerst ingaan op de overeenkomst tussen India en de VS en de daaruit voortvloeiende internationale discussie. Vervolgens zal ik het door de VS aan de NSG gepresenteerde voorstel bespreken en eindigen met mijn voorlopige appreciatie van de overeenkomst en het voorstel en de overwegingen die een rol spelen bij de formulering van mijn definitieve standpunt.

De VS-India overeenkomst inzake civiele nucleaire samenwerking Op 18 juli 2005 brachten de Amerikaanse president Bush en de Indiase premier Singh in een gemeenschappelijke verklaring naar buiten dat beide landen voornemens waren samen te werken op het gebied van vreedzame nucleaire energie. Aansluitend werd op 2 maart 2006, na intensieve consultaties door de VS en India, een plan voor de scheiding van civiele en militaire nucleaire installaties en programma's overeengekomen. De volgende afspraken zijn gemaakt:

De regering van de VS zal:
o het Congres verzoeken om aanpassing van relevante wet- en regelgeving die momenteel de export van nucleaire goederen en technologie naar India verbiedt; o de overige partners in de NSG verzoeken om de Richtlijnen voor nucleaire exporten aan te passen; en o via verscheidene kanalen zorg dragen voor een betrouwbare aanvoer van nucleaire brandstof.

India zal:
o gefaseerd civiele- en militaire nucleaire faciliteiten en programma's scheiden; o tussen 2006 en 2014 veertien civiele nucleaire faciliteiten onder permanente IAEA-waarborgen plaatsen. De overige acht nucleaire faciliteiten zijn als militair bestempeld; o alle toekomstige, door India als civiel aangemerkte kernreactoren eveneens onder permanente IAEA-waarborgen plaatsen; o een IAEA Additioneel Protocol sluiten t.b.v. zijn civiele nucleaire faciliteiten; o zijn moratorium op kernproeven voortzetten;
o samenwerken met de VS om een multilateraal verdrag tot stopzetting van de productie van splijtstof voor ontploffingsdoeleinden (FMCT) te realiseren; o geen verrijkings- en opwerkingstechnologie exporteren naar landen die deze nog niet bezitten en internationale inspanningen ondersteunen die proliferatie hiervan tegengaan; o adequate exportcontrolewetgeving implementeren, met inachtneming van de Richtlijnen van de NSG en het Missile Technology Control Regime (MTCR).

De VS heeft expliciet verklaard geen verandering aan te brengen in zijn beleid van niet-erkenning van India als kernwapenstaat.

Zowel in India als in de VS vergen de gemaakte afspraken parlementaire goedkeuring. Verder wordt beoogd een bilateraal verdrag inzake vreedzame nucleaire samenwerking te sluiten. Verdragsonderhandelingen zullen binnenkort van start gaan. De door de VS opgestelde ontwerptekst bevat een expliciet verbod op samenwerking in het kader van verrijking en opwerking. Opheffing van het Indiase moratorium op kernproeven is als ontbindende voorwaarde opgenomen. Het Amerikaanse Congres buigt zich momenteel over een voorstel tot wijziging van de Atomic Energy Act. Noch over het tijdpad van behandeling, noch over het uiteindelijke oordeel van het Congres bestaat op dit moment duidelijkheid. Een deel van de Congresleden wijst op het gevaar voor afkalving van het Non-proliferatie Verdrag (NPV) en eist garanties dat technologie niet van de civiele naar de militaire nucleaire sector kan vloeien. In India concentreert de discussie zich op het mogelijke probleem dat India zou kunnen krijgen bij de productie van splijtstof voor militaire doeleinden.

De internationale discussie
De Directeur-generaal van het IAEA, de heer El Baradei, heeft de tussen de VS en India overeengekomen afspraken toegejuicht en verklaard dat India een belangrijke partner is binnen het non-proliferatieregime. Ook anderen onderstrepen de positieve elementen van deze overeenkomst. Zo wordt India meer opgenomen in het mondiale non-proliferatieregime en zal een significant deel van zijn nucleaire activiteiten worden onderworpen aan IAEA-supervisie. Ook komt de overeenkomst tegemoet aan de snel groeiende Indiase energiebehoefte, zonder gebruik te maken van fossiele brandstoffen.

Maar er zijn ook vele vragen, zorgen en punten van kritiek die worden geuit, zoals zorgen over de mogelijke negatieve implicaties voor het NPV en voor de onderhandelingen met Iran en Noord-Korea (hantering van "dubbele standaarden"); vragen over de inhoud van het nieuwe type waarborgenovereenkomst dat India met de IAEA gaat sluiten; en kritiek op het feit dat India geen committering is aangegaan om het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) te ondertekenen en te ratificeren. Alle officiële kernwapenstaten hebben dit verdrag ten minste ondertekend. Een ander punt van kritiek is dat de scheiding tussen civiele en militaire delen van het nucleaire programma niet wordt gecomplementeerd door een moratorium op de productie van splijtstoffen voor ontploffingsdoeleinden. Alle officiële kernwapenstaten zijn gestopt met deze productie, al heeft China nog niet publiekelijk een moratorium afgekondigd.

De Nuclear Suppliers Group
Implementatie van de nucleaire overeenkomst tussen India en de VS vergt aanpassing van de Richtlijnen van de NSG, die leverantie van nucleaire goederen en technologie aan India niet toestaan. India heeft namelijk zijn nucleaire industrie niet onder volledige IAEA-waarborgen geplaatst, wat een voorwaarde is voor leverantie aan niet-NPV landen.

Op 22 en 23 maart jl. heeft in de NSG een eerste discussie plaatsgevonden over een door de VS ingediende ontwerpverklaring met als doel de eis van onderbrenging van álle nucleaire faciliteiten onder IAEA-waarborgen te verruilen voor een pakket aan committeringen en acties die India op zich heeft genomen c.q. heeft uitgevoerd. Dit pakket komt grotendeels overeen met de tussen de VS en India gemaakte bilaterale afspraken. Zolang deze committeringen worden gehonoreerd en de ondernomen acties niet worden teruggedraaid, zouden NSG-partners nucleaire goederen en technologie naar India mogen exporteren, met inachtneming van de overige exportvoorwaarden die in de Richtlijnen zijn opgenomen.

Het is niet waarschijnlijk dat de NSG een besluit zal nemen over de bovengenoemde ontwerpverklaring voordat de beraadslagingen in het Amerikaanse Congres zijn afgerond. Ook wordt meer informatie verlangd over de inhoud van het nieuwe type waarborgenovereenkomst dat India met de IAEA gaat sluiten. Deze onderhandelingen zijn net van start gegaan en concrete informatie ontbreekt tot nu toe. De door de VS voorziene afronding van de besluitvorming tijdens de NSG Plenaire die van 29 mei t/m 2 juni a.s. zal plaatsvinden, lijkt dan ook niet haalbaar. Het is overigens mogelijk om op een later tijdstip dit jaar een Buitengewone Plenaire te organiseren.

De Nederlandse opstelling
Nederland heeft in overeenstemming met de uitgesproken mening van de heer El Baradei een positieve grondhouding aangenomen vis-à-vis de VS-India nucleaire samenwerkingsovereenkomst. Ook ben ik in beginsel bereid om constructief mee te werken aan besluitvorming in de NSG zodra een aantal wezenlijke vragen adequaat is beantwoord. Zo is het onder andere noodzakelijk om meer inzicht te krijgen in het type waarborgenovereenkomst dat India met de IAEA gaat sluiten, om de effectieve scheiding van de civiele en militaire faciliteiten te kunnen beoordelen.

Ook acht ik het bijzonder wenselijk dat India verplichtingen inzake het CTBT op zich neemt en een moratorium op de productie van splijtstoffen voor ontploffingsdoeleinden instelt. Ik ben mij ervan bewust dat met name dit laatste punt zeer gevoelig ligt in India en in de onderhandelingen met de VS resoluut van tafel is geveegd. Ook is mij bekend dat de Amerikaanse Administratie niet bereid is te tornen aan de huidige overeenkomst. Niettemin zal Nederland in de NSG en in bilaterale contacten met India de grote wenselijkheid hiervan naar voren blijven brengen.

Een aantal van de bovenstaande overwegingen is door de minister-president al met zijn ambtgenoot Singh gedeeld tijdens zijn bezoek aan India in januari 2006. Hierover bent u per brief geïnformeerd (II 2005/2006, 30 300 III, nr 11).

Voordat ik een definitief standpunt over de nucleaire samenwerkingsovereenkomst tussen de VS en India en de gevraagde uitzonderingspositie voor India binnen de NSG richtlijnen formuleer, is het dus nodig om een beeld van de daadwerkelijke implementatie van deze overeenkomst te krijgen en de eventuele gevolgen voor het NPV. Ik zal daarover contact houden met de Indiase autoriteiten.

Tot slot wil ik op het volgende wijzen. Vorige maand heeft de Russische Federatie voor de tweede keer binnen ruim vijf jaar nucleaire brandstof geleverd aan India. Naast de VS en de Russische Federatie maken ook Frankrijk en het VK zich op om te profiteren van de sterke groei van nucleaire energie-opwekking wereldwijd, die ook wordt verwacht in India. Zolang de huidige NSG richtlijnen van kracht blijven, kunnen zij het volle handelspotentieel niet verwezenlijken. Dit laatste geldt voor Nederland c.q. Urenco evenzeer.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot


---- --